Een moment word ik overvallen door blinde paniek. Op handen en knieën woel ik door het natte gras, intens hopend dat ik geen hondendrol te pakken krijg. Ondertussen verdwijnt Scoop steeds verder uit het zicht en hij lijkt doof te zijn voor mijn geroep. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan. Hoe kon ik nou zo stom zijn?
Het leek juist goed te gaan. Eric zit voor zaken in Las Vegas en ik heb het dag- en nachtritme in huis op de schop genomen. Om pakweg 01.00 uur loop ik het laatste rondje met Scoop. Zodoende kan ik ’s morgens een beetje uitslapen voordat hij weer begint te piepen. Na middernacht zijn de straten uitgestorven, vrij van verkeer. En dus besloot ik om Scoop los van de riem te laten. Dat ging al een paar dagen goed. Verrast was ‘ie, toen zijn riem ineens losgemaakt werd halverwege de wandeling. We waren immers niet in het bos. Hij maakte wel wat omwegen, maar als ik riep bleef hij prompt stilstaan. De dag erna liep hij zonder riem de voordeur uit. Ging perfect! Geen getrek en gesjor aan de riem meer. Scoop blij, ik blij. Ik keek er al naar uit om Eric het blijde nieuws te vertellen: Kijk eens baas, zonder riem!
Vandaag ben ik zo vol vertrouwen dat ik de riem aan de kapstok laat hangen. Dat dat iets te voorbarig was, blijkt al snel. Scoop is inmiddels gewend aan de verworven vrijheid en trekt vannacht zijn eigen plan. Ik voel de bui hangen als hij de planten en kliko’s in een paar voortuinen inspecteert en niet terugkomt als ik hem roep. Het probleem van de nacht is ook gewoon dat je niet hard kan gaan staan roepen, of zomaar iemands voortuin in kan lopen om je hond uit het perk te sleuren. Ik sta daar dus wat te sissen. “Sssssscoop! Hierrrr!”
Scoop onderzoekt duidelijk zijn grenzen. Af en toe uitdagend omkijkend loopt ‘ie steeds harder van me weg. Ik zet een stevige pas in en zie hem plotseling langs een (uitgestorven) autoweg lopen. Shit. Via een omweg haal ik ‘m in, maar nu heeft Scoop er echt lol in. Als een dolle begint hij te rennen, steeds harder, vastberaden om onontdekt gebied te verkennen en mij van zich af te schudden. Ergens in de hondenhandleiding staat volgens mij dat je nooit achter je hond aan moet rennen, maar ik ren inmiddels de benen uit mijn lijf. Hoewel Scoop overduidelijk niet gefokt is op zijn atletische kwaliteiten, kan ik hem met geen mogelijkheid bijhouden. Ik herinner me iets van de puppytraining en gooi mijn sleutelbos -met daaraan mijn huis- en autosleutel- zijn kant op. Ik raak een linkerbil, maar Scoop rent onverstoord door.
Ik besef dat ik iets doms gedaan heb zodra ik het gras oploop om mijn sleutel te pakken. Ik zie geen moer in het donkere gras en heb geen idee waar de sleutel terecht is gekomen. Ondertussen rent Scoop steeds verder richting het spoor en lijkt met de noorderzon te willen vertrekken. Echt, ik houd vreselijk veel van dat hondje, maar op dit moment vervloek ik hem in honderd talen. Ik prent de dichtstbijzijnde lantaarnpaal in mijn geheugen om straks nog een referentiepunt te hebben en zet de jacht op Scoop in. Die scharrelt gelukkig een stuk verderop in het gras. Als hij mij in het vizier krijgt begint hij weer te rennen. Met een laatste sprong krijg ik een stuk vacht te pakken en samen rollen we over de grond. “Pas op hè!”, bries ik tegen mijn hondje die me aankijkt alsof hij wil zeggen: je had toch kunnen weten dat we dit spelletje vroeg of laat zouden spelen?
Met spijt als haren op mijn hoofd dat ik de riem thuis liet, sleep ik Scoop aan zijn halsband mee naar het grasveld. Ik zoek me een ongeluk, hij snuffelt vrolijk mee. In gedachten maak ik de buurvrouw van nummer 24 op dit verdorven tijdstip wakker om mijn reservesleutel te vragen. In een nog pessimistischer gedachte lopen Scoop en ik tot in de vroege uurtjes door de straten van Bergschenhoek. Mijn hart maakt een sprongetje als ik de rode autosleutel zie liggen. Godzijdank!
Ik wandel richting huis. Scoop heb ik inmiddels weer losgelaten, want vasthouden aan zo’n halsband is geen doen. Hij geniet wederom van zijn vrijheid en huppelt alle kanten op. Regelmatig verdwijnt hij achter auto’s of in struiken. Bij de hoek van de straat slaat de paniek bij mij weer toe. Geen spoor van het hondje te bekennen. Ik ren de straat door en ineens zie ik hem zitten. Keurig voor het tuinpad, alsof hij wil zeggen: Het was dan wel heel dom van je om me los te laten, maar ik loop nooit weg en ik vind altijd de weg naar huis.
Nu lig hij prinsheerlijk aan het voeteneind van het bed. Mijn keel doet pijn van het rennen en roepen. Eén ding weet ik zeker: morgenavond gaat Scoop weer gewoon aan de riem. Hij mag pas weer los als hij oud is en strompelt.

Op dat moment niet leuk, maar een heel leuk verhaal heb je er aan overgehouden, dat dan weer wel. Voor mij ook wel een heel herkenbaar verhaal.
Ja? Heb je zelf ook een eigenwijs hondje? Ik kan er nu inderdaad wel om lachen! :)
Een klein kind op vier poten, dus :)
In feite wel ja, hoewel je die nu wel bij kunt houden geloof ik ;-)
Erg leuk verhaal Karin. Vast heel herkenbaar voor andere honden bezitters. Maar zie het positieve er van in: jij hebt zo onverwachts toch ook nog wat extra beweging gehad….;-)
Dat is zo, Mar! Normaliter een heel relaxt ommetje werd nu een partijtje sprinten! ;-) Heeeeeeerlijk geslapen daarna! :)
Hahahaha Karin! Mag je blij zijn dat hij geen poesjes in het vizier heeft gehad……. die zijn ’s nachts nl. ook erg actief!
Ja Dan, daar had ik nog niet eens gedacht. Al met al is de conclusie dat Scoop gewoon een eigenwijs stuk vreten is en dat ie pas weer los mag als ie oud is en strompelt! :-D
dat is lachen (achteraf) en wie liet wie nu eigenlijk uit?
Het was in ieder geval een uitje om niet snel te vergeten… ;-)
Jeetje je zult best wel een beetje in paniek zijn geraakt.