Donderdagavond. 19.15 uur.
Ik wil net de tafels af gaan nemen als ik haar binnen zie komen. Gehaast zoek ik naar iets om mee bezig te lijken, maar het is al te laat. Ze heeft me gezien en komt rechtstreeks mijn kant op. Shit. Joanne neemt een bestelling op van een klant – beef teriyaki met rijst – maar ook zij heeft de vrouw gezien. “Fuck…”, sist ze me toe. Misschien komt ze gewoon wat eten bestellen? Maar dan zou ze toch wel achteraan de rij aansluiten. Nu staat ze voor me. Ze lacht vriendelijk. “Hoi, mag ik jou wat vragen?” “Ehh, ja?” Ik probeer nonchalant te klinken, maar ik vermoed dat ik daar niet in slaag. “Ik heb hier gisteravond zitten eten” – ze gebaart naar de zitzakken bij het raam om aan te geven waar ze zat – “en ik ben mijn sjaal vergeten. Ik hoopte dat jullie die gevonden hebben.” Ik slik even en zou het liefst door de grond zakken. In gedachten zie ik Daniël, onze afwasser, de sjaal onder de tafel vandaan vissen toen we met z’n allen het pand verlieten. Hij liep er al mee buiten toen Joanne riep dat ‘ie ‘m in het kantoortje moest leggen, maar de gebruikelijke baco’s na werktijd hadden ons allemaal in baldadige stemming gebracht. Ik kan de vrouw niet recht aankijken. Joanne geeft inmiddels het wisselgeld aan de klant. Ik zoek oogcontact met haar, maar ze ontwijkt mijn blik – bang als ze is om de slappe lach te krijgen. Ze slaagt er op wonderbaarlijke wijze in haar gezicht in de plooi te houden.
De stilte duurt te lang. “Volgens mij hebben we niks gevonden”, zeg ik snel. Mijn stem hapert en ik klink allerminst overtuigend. De vrouw merkt het ook. Ik voel een zweem van schuldgevoel opkomen. In gedachten zie ik Joanne en Lian, de jongste hulpkok, aan elkaar gebonden door die sjaal over de Coolsingel waggelen. Ze zingen stuck on you. Het had geloof ik iets met truth or dare te maken. De skihut was toen al dicht. “Ik ben hem echt hier verloren, dat weet ik heel zeker.” De vrouw wijst nogmaals naar de zitzakken bij het raam, alsof ik haar eerder niet goed begrepen heb. “Hebben jullie echt niets gevonden?” Ik heb inmiddels een kop als een boei. “Ik kan wel even achter kijken voor u? Hoe zag de sjaal er ook alweer uit?” Oei, niet handig, dat ‘alweer’. Verbeeld ik het me, of trok ze nu haar wenkbrauwen omhoog. “Hij is blauw, wollig. Zo eentje uit één stuk.” Enigszins opgelucht maak ik me uit de voeten.
Daar sta ik dan. Hoe lang moet ik hier blijven? Toch zeker wel twee minuten, om de indruk te wekken dat ik echt aan het zoeken ben, lijkt me. De paracetamol van een paar uur geleden begint uit te werken en ik voel mijn hoofd bonken. Mijn moeder heeft me altijd op het hart gedrukt om doordeweeks niet te drinken, maar gisteravond zijn we toch behoorlijk los gegaan. Gezellig was het wel. Ik schiet in de lach als ik terugdenk aan de late uurtjes in het skatepark aan de Westblaak. Daniël was de eerste die de halfpipe beklom en naar beneden roetsjte. Daarna gingen we één voor één, zittend of staand op de sjaal, met een noodgang naar beneden. Jezus, wat hebben we gelachen.
De vrouw is teleurgesteld als ik met lege handen aankom. “Ik heb overal gezocht, maar hier ligt niks”, zeg ik. “En de schoonmakers hebben ook niks gevonden. Misschien heeft iemand ‘m meegenomen, dat kan natuurlijk.” Er verschijnt een onderzoekend lachje op haar gezicht als ze me aankijkt. Ze vindt dat ik een vreemde indruk maak, zegt ze. Weer dat schuldgevoel. Ik hoop niet dat ze enorm gehecht was aan die sjaal. Ik haal mijn schouders op en verontschuldig me maar. Kan ze nu niet gewoon weggaan? “Nou ja, het zij zo”, zegt ze. Eindelijk loopt ze de deur uit.
Joanne en ik kijken elkaar aan en barsten op hetzelfde moment in lachen uit. Daniël is vandaag vrij en Lian meldde zich vanmorgen ziek. Griep, vertelde hij de bedrijfsleider, maar wij weten wel beter. Die ligt met een kater op bed! Hij stond erop de sjaal vannacht nog in de wasmachine te gooien en morgenvroeg op kantoor te leggen. In de taxi naar Prinsenland kon hij de bacardi’s en shoarma echter niet langer binnenhouden. “Niet in mijn taxi, vriend!”, blafte de chauffeur hem nog toe. De sjaal ligt nu waarschijnlijk ergens in de bosjes ter hoogte van Kralingse Zoom.
~
Donderdagavond. 19.30 uur.
Ik trek de deur van het wok-tentje achter me dicht en sta weer buiten. Zonder sjaal. Ik geloof geen woord van wat dat meisje me zojuist vertelde. Die stiekeme blikken naar haar collega, haar zenuwachtige en gespannen voorkomen en het “hoe zag de sjaal er ‘alweer’ uit”, doen mij beseffen dat er geen hout van klopt. Toch jammer. Niet omdat die sjaal me zo bijzonder dierbaar was – hoewel van Eric gekregen tijdens een weekendje Maastricht -, maar omdat ik nu wel héél nieuwsgierig ben naar wat ermee gebeurd is. Maar dat zal voor altijd een mysterie blijven!
spuuugt zp lekker weg in een blauwe sjaal :-)