Karin gaat elke twee weken op zoek naar de gezichten en verhalen van Rotterdam. Deze week: Boy Fagnotti woont in het stationsgebouw Beukelsdijk, het station dat nooit een station mocht worden.
Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Geertje van Achterberg
(Verschenen op: Vers Beton)
Het regent pijpenstelen. In de Mevlana moskee heeft zojuist het vrijdagmiddaggebed plaatsgevonden en het is een drukte van jewelste op het plein. Auto’s staan dubbel en dwars geparkeerd. Ik passeer het bordje ‘alleen bestemmingsverkeer’ en baan me stapvoets een weg door de plassen op de RFC-Weg.
Ik heb een afspraak met Boy Fagnotti. Boy (56) woont in het stationsgebouw Beukelsdijk (1899), een station dat niet alleen bijzonder is door de monumentale status van het pand, maar des te meer omdat het als station nauwelijks bestaansrecht heeft gehad. In 1910 zijn zowel het stationsgebouw als de twee naastgelegen wachterswoningen omgebouwd tot woonhuizen. De drie panden, eigendom van de NS, worden sindsdien verhuurd aan mensen die via werk gerelateerd zijn aan het spoor.
Een klein ringetje in zijn rechteroor en een volle bos grijs haar geven hem een markant uiterlijk.
Boy
Een lachend gezicht verschijnt in de deuropening als ik aanbel. Boy draagt een houthakkershemd met daaronder een shirt van DB Schenker Rail, het bedrijf waar hij werkzaam is als machinist. “Gezellig dat je er bent!” Hij houdt de deur uitnodigend voor me open en gebaart naar de woonkamer. “We kunnen straks in de ruimte hiernaast gaan zitten, daar zie je de authentieke elementen van het huis beter”, belooft hij. Een klein ringetje in zijn rechteroor en een volle bos grijs haar geven hem een markant uiterlijk. Zijn gelaatstrekken verraden de Indische, Italiaanse en Portugese roots van zijn ouders.
Het was 1985 toen Boy, die sinds 1978 bij het spoor werkt, één van de wachterswoningen toegewezen kreeg. “Dat was even iets anders dan de flat driehoog achter in Spangen waar ik daarvoor zat”, lacht hij. In 1993 nam hij zijn intrek in het stationsgebouw. Zijn vrouw Hennie trekt bij hem in en oudste dochter Gabriëlla wordt datzelfde jaar geboren. Het is niet moeilijk voor te stellen waarom de familie hier zo gelukkig is. Een zee aan ruimte, in een weidse, groene omgeving. Boy: “Je zit hartje Rotterdam, tien minuten van het centrum, maar ook middenin de natuur. Wat wil je nog meer?” De sociale controle op de RFC-Weg is groot, ondanks -of misschien wel dankzij- het feit dat er maar een paar buren zijn.
De gemeente had veel geïnvesteerd in station Beukelsdijk en de verwachtingen waren hoog gespannen.
Hollandsch IJzer
Het is de moeite om even terug te blikken op de geschiedenis van station Beukelsdijk, die teruggaat tot 1890. In dat jaar maakten Staatsspoor en de HIJSM (Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij) plannen om een verbinding aan te leggen tussen station Rotterdam Delftsche Poort en het Maasstation. Deze verbinding (het traject Ceintuurbaan), vooral van belang voor goederentransport en internationaal treinverkeer, werd in 1899 geopend. Beukelsdijk had een stopplaats moeten worden voor het treinverkeer tussen Hoek van Holland en Duitsland, zodat er niet meer op station Delftsche Poort gekeerd hoeft te worden.
De gemeente had veel geïnvesteerd in het station en de verwachtingen waren hoog gespannen. In 1903 zou station Beukelsdijk in gebruik genomen worden. Het liep anders. Toen het traject Ceintuurbaan gereed was, besloot HIJSM om gebruik te maken van het reeds bestaande Maasstation. Reden: Beukelsdijk lag te ver van de toenmalige bebouwing af. De gemeente had het nakijken.
Slapen in een lampisterie
De bouw was echter voltooid en veel stationselementen zijn nog onmiskenbaar in en rondom het huis aanwezig. In de tuin staat bijvoorbeeld de fundering van een seinpaal die daar ooit gestaan heeft. Terwijl ik rondkijk in de woonkamer zet Boy koffie. De percolator op het gasfornuis, de familiefoto’s aan de muur en hondje Tommy slapend in zijn mandje, vormen een huiselijk tafereel.
“Dit was de vestibule”, vertelt Boy als hij de woonkamer inloopt. “Om de ruimte te kunnen verwarmen is hier een verlaagd plafond aangebracht. Mijn zoon Boy slaapt in de wachtruimte van de eerste klas en mijn jongste dochter Sophia in de wachtruimte van de tweede klas.” Lachend: “Hennie en ik slapen derde klas.” Gabriëlla heeft haar onderkomen in de voormalige lampisterie (werkplaats voor reparatie van lichtseinen e.d. red.).
Zoals beloofd, begeven we ons naar de achterkamer. In deze ruimte, deel van de vestibule en bedoeld voor kaartverkoop, ziet het groen van de geraniums. De deuren zijn vervangen voor ramen. De ruimte is ingericht met een potkachel, een zithoek rondom een tv en er huist een cavia. Op de vensterbank pronken een frontsein, een sluitsein, een rangeerlamp en een wagenmeesterlamp, die Boy via marktplaats op de kop heeft getikt.
“Onder de vloer in de kruipruimte zijn knopen van spoorjassen gevonden, met stoomlocomotief erop gedrukt.”
Passie voor het spoor
De passie voor het spoor heeft Boy niet van een vreemde: zijn vader was machinist in Indonesië. Toch begon Boy zijn carrière op een kantoor in het Groothandelsgebouw. Boy: “Vanuit het raam keek ik zo op de bezigheden bij het spoor. Toen wist ik al dat daar mijn ambitie lag.” In 1978 ging Boy aan de slag als station assistent en schoolde zichzelf langzaam maar vastberaden op tot (goederen)machinist en praktijkbegeleider/mentor.
Zijn intrek in station Beukelsdijk heeft de fascinatie voor (de geschiedenis van) het spoor verder aangewakkerd. Boy heeft vermoedelijk alles bestudeerd wat er over zijn woning te vinden is. Hoewel er bronnen zijn die zeggen dat het station nooit in gebruik genomen is, is er veel aanleiding om te denken dat hier wel degelijk treinen hebben gestaan. Boy: “Onder de vloer in de kruipruimte zijn koperen knopen van spoorjassen gevonden, met stoomlocomotief erop gedrukt. En er lag speelgoed. In de grond liggen veel sintels (verbrande kolen red.) van stoomlocomotieven. En roet, vrijgekomen bij het schoonmaken van de perronkap.”
Onverwoestbaar
Boy draait zelf op voor het onderhoud aan de woning. Gelukkig is hij een goede klusser en een echte recycler. “Ik houd niet zo van luxe, dat hoeft van mij niet. En ik repareer liever dingen dan dat ik nieuw aanschaf. Weggooien kan altijd nog.” In het voormalig konijnen- en schapenverblijf werkt Boy momenteel aan een nieuw onderkomen voor zijn 43 jaar oude Mercedes. Over de woning heeft hij niets te klagen. “Het loopt een beetje schuin af, maar dat went. Het is eigenlijk ongelooflijk hoe dit houten gebouw de tand des tijds heeft doorstaan. Het pand is geheel uit onverwoestbaar Oregon Pine (hout red.) opgetrokken, op de stenen fundering na natuurlijk.”
We kunnen alleen nog maar gissen hoe het er vandaag had uitgezien als het rond 1899 anders was gelopen. Hoewel het onzeker is hoelang het gezin hier nog kan blijven wonen, maakt Boy zich niet druk. “Toen we hier in trokken zeiden ze ook dat het tijdelijk was, maar we zitten er nog steeds!”
Weer een schitterende geschiedenis Karin, bedankt!!