Een groep tweedejaarsstudenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Hogeschool Rotterdam bracht vorige maand een bezoek aan Kopenhagen. Een verslag van een gezellige en leerzame studiereis. Wat blijkt? Wij kunnen een hoop leren van de Denen!
Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Beeld: Cornelis Numan
Vier keer!
Kopenhagen stond als bestemming nooit hoog op mijn travel wishlist. Inmiddels ben ik er, wegens mijn werk voor de Hogeschool Rotterdam, vier keer geweest. Geen straf, want Kopenhagen is een geweldige stad. Ter info: vorig jaar rond dit tijdstip was ik nog in dienst van de Hogeschool Rotterdam. Collega/vriendin Marije Kastelein en ik waren verantwoordelijk voor de voorbereiding en de uitvoering (begeleiding) van de studiereis naar Denemarken. Tijdens het tweede studiejaar van de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is de studiereis een verplicht onderdeel. Studenten kiezen tussen verschillende Europese bestemmingen, zoals Berlijn, Cork, Brugge en dus ook Kopenhagen. In 2013 bezochten Marije en ik de Deense hoofdstad tweemaal: één reis met z’n tweeën waarin alle voorbereidingen getroffen werden en -een paar weken later- de daadwerkelijke reis met studenten. Mijn voormalig werkgever huurde mij dit jaar in als zzp’er. Na wederom een voorbereidingsreis verbleef ik van 24 t/m 28 maart jl., samen met (ex-)collega’s Marije en Cornelis en zeventien studenten, in Kopenhagen. In het kader van het studieproject ‘multiprobleemgezinnen’ bezochten we verschillende colleges en instellingen die zich met vergelijkbare problematiek bezighouden.
Over Kopenhagen
Kopenhagen staat, laten we eerlijk zijn, vooral bekend om het beeld van de Kleine Zeemeermin in de haven. Je kent haar wel, ze stond ongetwijfeld op de koektrommel van je oma. De stad is verder rijk aan musea en paleizen en toeristen halen hun hart op in attractiepark Tivoli, op Strøget (de langste winkelstraat van Europa) en in Christiansborg (het parlementsgebouw van Denemarken, bekend van de serie Borgen). En dan is er natuurlijk de ‘hippiewijk’ Christiania, maar daarover later meer.
De kleine zeemeermin stond ongetwijfeld op de koektrommel van je oma
Kopenhagen telde in 2013 559.440 inwoners en is daarmee de grootste stad van Denemarken. Qua oppervlakte is het iets kleiner dan de stad Utrecht, die -ter vergelijking- 328.577 inwoners heeft. Kopenhagen ligt aan de oostkust van het eiland Seeland (Sjælland) en op het eiland Amager. Aan de overzijde van zeestraat de Sont (Øresund) ligt de Zweedse stad Malmö, die sinds 2000 met Kopenhagen is verbonden door de Sontbrug. Vanaf Copenhagen Airport is het centraal station van Malmö dichterbij dan het centraal station van Kopenhagen, zo ontdekten Marije en ik tijdens de voorbereidende reis toen we per ongeluk op een verkeerde trein waren gestapt. Vanuit Malmö dus terug naar ‘Köpenhamn’, in plaats van naar ‘København’. Ik moet zeggen, een lesje topografie om nooit te vergeten. Ik wist voorheen niet dat Kopenhagen zó dicht bij Zweden lag. Anyway…
Off we go!
Maandagochtend. Vandaag is de nucleaire top in Den Haag en iedereen hield rekening met drukte en vertraging onderweg. De drukte bleef uit en dus staan we veel te vroeg op Schiphol. Marije heeft mapjes samengesteld met daarin het e-ticket, de weekplanning en overige informatie en deelt dit uit aan de studenten die in de afgesproken vertrekhal aankomen. Zodra de groep compleet is checken we in en lopen door de controle. Na een vlucht van een uur en twintig minuten komen we aan op Luchthaven Kastrup. Een mooi, goed georganiseerd en ‘duur’ vliegveld: Louis Vuitton en Burberry lachen je tegemoet. Het vliegveld lijkt een voorbode van de stad: stijl en luxe is hier de regel en Denen zijn over het algemeen tot in de puntjes verzorgd en modieus gekleed. Wij nemen de metro naar ons verblijf voor de komende vier nachten: Dan Hostel Downtown. Een gezellig hostel middenin het stadscentrum. Beneden een levendige ontmoetingsruimte met een bar, zitjes, een loungebank en (regelmatig) live muziek. Boven vind je de dorms. Het blijkt nog een hele klus, maar uiteindelijk slagen we erin een werkzame kamerverdeling te maken waar iedereen gelukkig van wordt. Die avond eten we gezamenlijk bij een buffetrestaurant en we proosten op een gezellige en inspirerende week.
Spin in het web
De volgende ochtend nemen we de trein naar Roskilde. We worden opgehaald door Morten Rasmussen, maatschappelijk werker in het Unge- og Familiecenter, ofwel: jeugd- en familiecentrum. Morten brengt ons naar het gemeentehuis van Roskilde, waar we een aantal colleges volgen die speciaal voor ons georganiseerd zijn. Hoe ziet het Deense social work er vandaag de dag uit? En wat kunnen wij hiervan leren? Terwijl we ons in Nederland opmaken voor de decentralisatie van jeugdzorgtaken (vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg), heeft Denemarken een dergelijke transitie in 2007 al afgerond. De gemeente regelt sindsdien alles ‘wat de burger aangaat’. Zij heeft de verantwoordelijkheid voor het gehele zorgcontinuüm van de basisvoorzieningen (nulde lijn), preventieve ondersteuning (eerste lijn) en de meer specialistische hulp (tweede lijn). In Denemarken zijn alle social workers in dienst van de gemeente. In het geval van jeugdhulpverlening is de gemeente Bureau Jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming ineen. De maatschappelijk werker, eenmaal toegewezen aan een gezin, is de spin in het web. Hij fungeert als hulpverlener en casemanager en -indien nodig- als gezinsvoogd en raadsonderzoeker. Overzicht en eenvoud! Voor wie meer wil lezen over de decentralisatie van jeugdbeleid en jeugdzorg in Denemarken, is dit verslag van het Nederlands Jeugdinstituut wellicht interessant.
De maatschappelijk werker is hier hulpverlener, casemanager, gezinsvoogd en raadsonderzoeker ineen
Interessant is dat de hulpverlening, en ook de opleiding tot maatschappelijk werker, in Denemarken niet is geordend rondom cliëntgroepen (bijvoorbeeld: ex-gedetineerden of verslaafden), diagnoses (bijvoorbeeld: autisme) of intelligentieniveau van cliënten, maar aan de hand van leeftijdsgroepen. In het geval van Roskilde zijn de doelgroepen: 0-12 jaar, 13-18 jaar, 19-23 jaar en 23+. Binnen dit leeftijdsdomein wordt er meer integraal gewerkt dan we tot dusver in Nederland doen. De focus ligt vooral op preventie en vroegtijdig signaleren. Dwang en uithuisplaatsing wordt wel toegepast, maar -als we de sprekers mogen geloven- in de meeste gevallen komt men tot een constructieve samenwerkingsrelaties met de ouders. Dwang en drang is bovendien geen justitiële aangelegenheid, maar een gemeentelijke.
Tijdens de colleges krijgen we uitleg over het Deense systeem en de methodiek waarmee gewerkt wordt: Safetyplans en Signs of Safety. Dit is een oplossingsgerichte benadering die een veilige (opvoed)situatie voor het kind beoogt te creëren door een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de ouders. Na afloop bedanken we de sprekers en overhandigen Marije en ik het ‘presentje’: chocola en stroopwafels. Scheelt ook gelijk weer sjouwen!
Ghetto Æblehaven
Na de lunch staan er twee bezoeken gepland. Eerst brengen we een bezoek aan Roskilde’s social streetwork in de ghetto Æblehaven. De wijk Æblehaven dankt de officiële benaming ‘ghetto’ aan het hoge percentage werkloosheid in de wijk en aan de concentratie niet-westerse migranten. Verder ziet het er allemaal keurig uit, tot teleurstelling van de studenten die zich een spannender tafereel hadden voorgesteld. Kogelwerende vesten zijn niet nodig, helaas. ;-) De stempel van ‘ghetto’ werkt enerzijds stigmatiserend, anderzijds opent het de weg naar subsidies en nuttige projecten voor vooruitgang, legt streetworker Martin tijdens de rondleiding uit. Roskilde’s social streetwork bestaat uit een klein team social workers. Zij zoeken de jongeren op in hun eigen habitat: ontmoeting en contact, vertrouwen en verbinding. Middels tal van activiteiten bestrijden zij overlast en trachten te voorkomen dat jongeren ontsporen. Tijdens dit leuke werkbezoek zaten we niet in een zaaltje, maar gewoon buiten tussen de loodsen in. Helemaal street, zeg maar. Na ons tweede bezoek aan het jeugd- en familiecentrum zit het dagje Roskilde erop.
Christiania: een overblijfsel uit het hippietijdperk
Woensdag. We beginnen de dag met een vrije ochtend. Daar is iedereen gelukkig mee na gisteren. Er wordt uitgeslapen, gewinkeld en gesightseed. ’s Middags staat er een bezoek aan/rondleiding in The Freetown of Christiania gepland: een semi-onafhankelijke enclave middenin Kopenhagen. Christiana ontstond in 1970, toen een groep hippies de verlaten militaire kazerne Bådsmandsstrædes in het stadsdeel Christianshavn kraakte. De gemeente slaagde er niet in om de groep krakers te verwijderen en Christiania mocht, onder het mom van ‘sociaal experiment’, na de jaren zeventig gewoon blijven bestaan. In de jaren erna werden meer kazernes gekraakt en een groter gebied ‘ingenomen’. Vandaag de dag wonen er ongeveer duizend vrijgevochten mensen in Christiana. De meeste van de hippies die in 1970 de kazerne kraakten wonen niet meer in de kazerne zelf, maar in zelfgebouwde huizen in de vrijstad. De inwoners van Christiania volgen hun eigen regels en zijn zo onafhankelijk mogelijk van de Deense overheid. Dat wil zeggen: de Christianianers betalen geen huur en belasting, gebruiken in het openbaar drugs en laten de honden lekker los door hun stad lopen. Christiania heeft bovendien een eigen school, supermarkt en een postkantoor.
’s Avonds eten we bij Spiselopper.
Brokken voor de hond
Donderdag. De laatste dag van het programma is aangebroken en er staan nog twee instellingen op de agenda. ’s Morgens brengen we een bezoek aan Kofoeds Skole. Deze organisatie (1928) helpt mensen met sociale problemen vanuit een onderwijskundige, pedagogische visie. Cliënten worden gezien als leerlingen. Zij worden geholpen om hun eigen kracht, zelfvertrouwen en vaardigheden te ontwikkelen, waarbij de focus ligt op eigen mogelijkheden, belangen en wensen. ‘Leerlingen’ volgen workshops, zoals muziek, techniek, tuinieren en administratiewerk.
Toen ik hoorde dat de straatwerkers altijd brokken bij zich hebben voor de (eventuele) hond van de dak- of thuisloze, was ik verkocht
Het laatste bezoek deze week gaat naar project Udenfor: “a private foundation which combines active social street work with training and research in approaches to homelessness and social marginalisation.” Tijdens het bezoek aan Udenfor vorig jaar heeft de organisatie mij helemaal voor zich gewonnen. Ik heb dan ook een ‘zwak’ voor de doelgroep dak- en thuislozen en Udenfor doet prachtig werk vanuit oprechte, warme betrokkenheid, groot respect en een vrije, ongebonden werkwijze. De straatwerkers zoeken de dak- en thuislozen op en bieden hulp aan. That’s it. Toen ik hoorde dat zij altijd brokken bij zich hebben voor de (eventuele) hond van de dak- of thuisloze, was ik verkocht. Dit jaar waren er helaas geen straatwerkers om ons te woord te staan. We kregen een toespraak van de directiemanager en de oprichter van het project. Interessant, maar hierdoor helaas minder praktijkvoorbeelden dan vorig jaar.
Vrijdag. De week zit erop. Koffers en tassen worden gepakt en we nemen de metro terug naar het vliegveld. Ik denk dat we allemaal terug kunnen kijken op een leuke, leerzame en inspirerende studiereis. Evenals vorig jaar waren de Denen zeer gastvrij en hartelijk. Tijd noch moeite werd gespaard om onze groep tegemoet te komen en de bezoeken tot een succes te maken.
Helaas heeft het managementteam van de Hogeschool Rotterdam -om voor mij onbekende redenen overigens- besloten om de buitenlandse studiereizen te schrappen. En dat is erg jammer. Zoals jullie ongetwijfeld weten ben ik een groot voorstander van reiservaring en internationale uitwisseling. In een tijd waarin de opleiding, het beroep ‘social work’ en eigenlijk de hele wereld ‘internationaliseert’, is het een must om over eigen grenzen heen te leren kijken en het blikveld te verbreden. In het werkveld kampen we veelal met soortgelijke vragen en uitdagingen en het is dan interessant om te zien wat elders werkt, en wat niet. Natuurlijk, internationalisering krijgt vorm op verschillende manieren en we hoeven ons heus niet altijd fysiek te verplaatsen. Maar als je het mij vraagt: een internationale studiereis in een vroegtijdige fase van de opleiding, ‘ander voer’ voorgeschoteld krijgen, zien, horen en voelen… Onmisbaar! Het draagt bij aan de maatschappelijk werkers zoals we die willen voor de toekomst: zelfstandig en met twee benen in de wereld van vandaag.
Alle foto’s van deze reis bekijken?
Na de reorganisatie van 2005 is het bureau internationalisering van de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit opgeheven.Ik maakte indertijd deel uit van dit bureau en ben het volledig met je eens dat een buitenlandervaring van onschatbare waarde is voor de ontwikkeling van de student. Wat studenten in de collegezalen leren blijft maar beperkt hangen maar door een periode in het buitenland te verblijven groeien en ontwikkelen de studenten (vooral ook op persoonlijk vlak).