Aruba!
Gisteren kwamen Eric en ik thuis na twee heerlijke weken vakantie. Inmiddels liggen de teenslippers weer achterin de kast, hangen de eerste zongebruinde vellen al aan mijn schouders en decolleté (afblijven! niet aan trekken!), zijn de wasjes weggewerkt en bladdert de tropisch gekleurde nagellak stukje voor stukje van mijn tenen. We zijn weer thuis. En jemig, wat is het hier koud! Om toch een beetje in de Caribische sferen te blijven, en het vakantiegevoel zo lang mogelijk vast te houden, leek het me leuk om een verslagje van onze trip naar The Happy Island te maken.
Lezerswaarschuwing: Hoe ik ook mijn best doe, ik ben simpelweg niet in staat om over een (Caribisch) eiland te vertellen zonder daarbij steeds over Bonaire te beginnen. Dat krijg je er met geen honderdduizend kokosnoten uit. In 2010 verbleef ik voor mijn afstudeeronderzoek vier maanden op Bonaire en ergens tussen Slagbaai en Kralendijk ligt nog altijd een stukje van mijn hart. Soms vraag ik me af waarom we daar niet gewoon wonen. Bonaire heb ik goed leren kennen en ik ben er van gaan houden, om alles wat het is en vooral niet is. Maar dat betekent niet dat ik niet van de andere eilanden kan genieten. En variatie moet er zijn, toch? Na Bonaire, Curaçao en Sint Maarten, vlogen we ditmaal naar het meest linkse (topografisch gezien dan) eilandje van de Benedenwindse eilanden van de Kleine Antillen. Daar een vakantie vol van zon, zee, strand, lekker eten en heerlijke cocktails zich niet goed leent voor een klassiek reisverslag, vertel ik jullie vandaag wat meer over Aruba én deel ik onze favoriete plekjes en to do’s.
Aruba mag dan met 180 km² het kleinste eiland van de ABC (Aruba, Bonaire, Curaçao) zijn en qua oppervlakte vergelijkbaar met Schiermonnikoog, het is tevens het meest dichtstbevolkte eiland. Aruba telt bijna 110 duizend (!) inwoners. Ter vergelijking, Schiermonnikoog telde er vorig jaar 942. In 1986 tekende Aruba een akkoord om uit de Nederlandse Antillen te stappen en sindsdien functioneert zij als een zelfstandig en autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is niet verwonderlijk dat Aruba deze mogelijkheid had, want met de parelwitte lange zandstranden, de azuurblauwe zee, het heerlijke klimaat en het natuurschoon boven en onder water, is het een paradijsje voor toeristen. Jaarlijks bezoeken anderhalf miljoen mensen het eiland, waarvan driekwart Amerikaans is. Het vliegveld kent dan ook twee vertrekhallen: USA departures en, je raadt het al, non-USA departures. Jep, als je naar Aruba gaat word je simpelweg geclassificeerd als niet-Amerikaans. Effe wennen wel. Wel weer goed voor het zelfvertrouwen van de gemiddelde Amerikaan.
Ik bleek een beetje naïef. Natuurlijk wist ik dat Aruba toeristisch was, maar zó toeristisch, en op deze manier? Nee, daar had ik geen idee van. Alles is hier erg goed geregeld en het aanbod in zo’n beetje alles is enorm. Dat maakt het eiland ook ‘vol’, in tegenstelling tot de rust en eenvoud die Bonaire zo typeert (en siert).
Het toerisme is voornamelijk geconcentreerd in Oranjestad en aan de westkust van het eiland. Aan de westkust heb je de mooiste stranden, vooral Palm Beach en Eagle Beach zijn enorm populair. Eagle Beach is in 2014 zelfs uitgeroepen tot mooiste strand van de Cariben. Aan dit strand bevindt zich de lowrise, ofwel de laag gebouwde resorts en hotels. Gebouwen met meer dan vier verdiepen noemen ze op Aruba highrise en deze bouw vind je aan Palm Beach. Alle grote hotelketens, maar ook de kleinere en minder luxe accommodatie, zijn vertegenwoordigd en van alle Amerikaanse restaurant- en koffieketens (Wendy’s! Starbucks! O hallo Tony Roma’s steakhouse!) zijn wel een paar filialen te vinden.
Dagelijks meren er twee of drie enorme cruiseboten aan in de haven van Oranjestad om een vracht aan dagjesmensen te lossen. Het eiland staat bol van souvenirwinkels, touroperators en juwelierszaken. Ik vroeg me trouwens al een tijdje af wat de link is tussen cruiseboottoerisme en juwelierszaken, maar volgens mij weet ik het antwoord. Of althans, Eric wist het antwoord. Komt-ie! De klassieke cruiseboottoerist is vaak een gepensioneerde, wat oudere Amerikaan – meestal uit Florida – met teveel geld op de bankrekening en een inkrimpende levensverwachting. Het geld spenderen zij graag aan iets tijdloos, blijvends, wat ze voor een leuke prijs op de kop tikken en door kunnen geven aan (klein)kinderen. Wat denken jullie? Ik bedoel, het stikt echt van de juwelierszaken. Als in, negen zaken op een rij. Ik overdrijf niet.
Wat mij verder opviel was niet alleen de enorme hoeveelheid winkels, maar ook het segment. Van Prada, Gucci en Vuitton tot Furla, Michael Kors en Burberry. En dan lekker met zandvoeten en op je slippers naar binnen.
Eric vergeleek Aruba meer dan eens met Florida en ook ik moest na een paar dagen toegeven dat Aruba op het eerste gezicht weinig vergelijkbaar is met Bonaire of Curaçao. Maar, als je dan vervolgens het binnenland inrijdt met je huurauto is het toch weer een feest der herkenning. De cactussen, de kleuren en geuren, de zenuwachtige geitjes, de huizen met de propvolle veranda’s die feitelijk gewoon als woonkamer gebruikt worden, de houten indiaantjes boven de voordeuren waarmee mensen hun Indiaanse roots tonen, het gezellige Papiaments op straat, de snèks. Vooruit, we zijn echt op de Antillen!
Reis
Maar goed, onze reis. Aruba klinkt dan lekker dichtbij, het is een klere-eind weg. Een kleine tien uur vliegen vanaf Schiphol, met meestal een tussenstop op Curaçao. Wij vlogen met Arke Fly, en wel met de Dreamliner. We hadden voor comfort-class gekozen, omdat Eric prijs stelt op net wat meer beenruimte. Dat heb je – de eerlijkheid gebiedt te zeggen – ook wel echt nodig als man van 1.83 meter. €25,- duurder voor acht cm extra: it’s worth it! Prima vlucht. Arke houdt de prijzen relatief laag, maar dit betekent wel dat je overal extra voor moet betalen. Voor het meenemen van je bagage, de mogelijkheid om in te checken, je entertainment systeem en je eten en drinken – op een kleine maaltijd met een glaasje water (?!) na. Dan krijg je wel een hele leuke lichtshow aan boord, als je daar op zit te wachten. Qua luchtvochtigheid schijnt het allemaal echt heel innovatief te zijn, maar ik stapte alsnog gaar uit het toestel. Terug vlogen we trouwens Star-class, een soort business class maar een stuk betaalbaarder dan bij de KLM. Uiteraard is dan wel alles inclusief.
Mwa. Volgende keer toch weer KLM. Nostalgie… Ik houd gewoon heel erg van KLM! :-)
Verblijf
Wij verbleven in een Ocean Suite van het Renaissance Resort. Het Renaissance bestaat uit twee delen: de Ocean Suits bevinden zich in het resort gedeelte van het hotel. De kamers hebben een apart slaapvertrek en een balkon met – in ons geval – uitzicht op zee. Heerlijk wakker worden! Beneden liggen twee zwembaden, een lagoon en tal van restaurantjes en winkeltjes. Uiteraard ook een Subway en een Starbucks, wat erg fijn is als je net als ik verslaafd bent aan caramel macchiato’s.
Als je de straat oversteekt kom je in het Marina-gedeelte. Dit hotel is alleen toegankelijk voor volwassenen en de hele ambiance is wat hipper en meer urban. Kleinere kamers zonder balkon, maar wel een ge-wel-dige cocktailbar (Blue), een te gek zwembad met uitzicht op Oranjestad en dat hele sjieke high-end winkelcentrum waar ik net over vertelde op de begane grond. Wij waren erg tevreden met onze Ocean Suite, maar ’s avonds zaten we toch graag aan de Mojito’s aan het zwembad. ;-)
Het Renaissance ligt echter niet aan het strand, maar dat deert niet. Het hotel heeft namelijk een privé-eilandje en iedere pakweg zeven minuten vaart er vanaf beide hotellocaties een bootje in vijf minuten naartoe. Het eiland is een heerlijke plek om een middag te vertoeven. Parelwit zand, een heerlijke zee, roze flamingo’s die gezellig tussen de bedjes rondstruinen en pelikanen in de bomen, what else do you need? En ondertussen loopt er personeel rond die af en toe komt vragen of je iets wilt bestellen. Wij zijn een aantal keer op dit eiland geweest. Alleen het boottochtje ernaartoe is al de moeite waard!
Vervoer
Wat waren wij blij met ons huurautootje. Het is echt de moeite waard om een auto te huren en het eiland te verkennen. Laat je vooral niet verleiden om de hele dag in je resort te hangen omdat de zee zo fijn is en daar nu eenmaal de tap vloeit. Eén keer kregen we pech, toen we op zoek waren naar Charlie’s bar (daarover later meer) in San Nicolas en de auto parkeerden voor een Chinese supermarkt om even de kaart te lezen. Na wat geklooi en gebel stond de wegenwacht drie kwartier later voor onze neus om de batterij te fixen (of, nou ja… wat ze ook precies gedaan hebben. We konden in ieder geval weer even rijden en de dag erna kregen we een vervangende auto van Hertz). Als je echt de diepe krochten van het Nationaal Park in wilt heb je een 4×4 nodig, maar in principe voldoet een normale huurauto prima.
Stranden
Over het prive-eiland heb ik al één en ander verteld. Dit eiland is alleen toegankelijk voor hotelgasten, maar gelukkig zijn er nog tal van andere stranden. Mijn favoriet was bountystrand Eagle Beach! Dit is een vrij lang strand, maar ons favoriete stuk lag precies voor het Manchebo Beach Resort. Toen we dat resort uitliepen richting zee raakte ik echt betoverd door het prachtige uitzicht. Hier nog geen drukte en hoogbouw, wel rust en één van de mooiste plekjes van het eiland. Ken je dat heerlijke en vrije gevoel van een uitgestrekt strand, de koelte van de blauwe zee, pelikanen die om je heen duiken op zoek naar de sappigste visjes? Nou, dat dus.
Helaas kun je nergens op de stranden gebruik maken van de ligbedden, omdat die bijna allemaal toebehoren aan hotels. Eigen handdoekje meenemen dus.
Palm Beach is het bekendste, meest populaire en daarmee ook verreweg het drukste strand van Aruba. Toch voelt het eigenlijk nergens te druk. Op het strand kun je tal van (water)activiteiten boeken, maar ook hier geldt: nergens is men opdringerig. De eindeloze rij resorts (letterlijk van het RIU tot het Ritz) scheidt het strand van de boulevard aan de andere kant. Overdag vind je het vertier aan het strand en in en op het water, ’s avonds verplaatst de hele meute zich naar de boulevard om te eten, te drinken en te winkelen. Hier vind je ook de typische Amerikaanse winkelcentra, met water- en lichtshows in de fonteinen, Victoria’s Secret (YES!) en dansles op het pleintje. Disneyland, noemen de locals deze regio van het eiland.
Eén van de weinige plekken op Palm Beach die niet aan een resort gekoppeld is, is Moomba, een bar waar je kunt eten en drinken, een strandbedje mag gebruiken en waar op vrijdag en zondagavond een bandje speelt. Moomba werd onze vaste stek op Aruba! Volgens mij hebben we er wel vijf keer gegeten…
Een ander mooi strand is Baby Beach. Dit strand dankt de naam aan het ondiepe water. Kindvriendelijk dus. Je hebt rechts uitzicht op de raffinaderij, maar als je gewoon niet die kant opkijkt is ook dit een fraai stukje Cariben! En ach, het hoort er ook gewoon bij, hoewel de raffinaderij inmiddels al twee jaar stilligt.
Uit eten!
Eten! Wij houden van eten. Van lekker eten, van gezellig tafelen, van een glaasje (of een flesje) wijn, van goede gesprekken en heerlijk natafelen. Laat Aruba zich daar nu fantastisch voor lenen! Wat een culinair genoegen! Het zou te ver gaan om hier alle restaurants te bespreken waar wij geweest zijn, aangezien we moesten ontbijten/lunchen en dineren, maar ik noem een paar van onze favorieten:
Flying Fishbone. Met stip op één. Romantisch en culinair hoogwaardig dineren in een informele ambiance met je voeten in het zand, óf in het water. Er is een soort nisje in het water gecreëerd zodat je niet bij de eerste de beste golf met tafel en al omver wordt geslagen en de garnalen in je schoot drijven. Altijd fijn. Leuke bediening, goed eten (vis en vlees, grote – Amerikaanse – porties!) en een geweldige Sancerre. Nadat we hier voor het eerst gegeten hadden, hebben we gelijk een tafel geboekt om onze laatste avond goed af te sluiten. Die laatste avond zat Eric echt met de voetjes in het water. Het was even schrikken toen er ineens een slang voorbij kwam zwemmen, maar de bediening stelde de geschrokken gasten gerust: “It’s okay, that’s just Susy, she comes her every night.” Oke dan, hallo Susy…
Bij restaurant Barefoot eet je ook met je voeten in het zand. Hier kun je ook lekker eten, maar Fishbone bleef onze favoriet!
Dan is er nog West Deck. Een soort geheim van Aruba, maar dan één die inmiddels door iedereen ontdekt is. West Deck wordt gerund door locals en staat niet in de toeristenboekjes. Desondanks zit het er iedere avond stampvol, want het is hier LEUK! Het restaurant zit aan een steiger en wordt ’s avonds verlicht door allemaal lampionnetjes. Heel gezellig. Door het hele restaurant hangen bordjes met teksten, bijvoorbeeld if you’re not barefoot, then you’re overdressed. Je eet hier allemaal kleine gerechtjes en op de kaart staan veel Arubaanse gerechten, zoals kokos garnalen, funchi en gefrituurde vis gemarineerd in het lokale (Balashi) bier. Allemaal even lekker, heerlijk zitten en heel goed betaalbaar!
En vooruit, hij moet genoemd worden: Casa Tua. Volgens mij is het een keten, want ik heb twee filialen gezien. Toen we net uit het vliegtuig rolden en moe en hongerig op zoek gingen naar een snelle hap, kwamen we hier terecht. Ook onze allerlaatste lunch op het eiland nuttigden we hier, weliswaar binnen in de airco omdat we onze reiskleding al aan hadden en een lange spijkerbroek is echt niet te doen op Aruba. Volgens Eric serveren ze hier de beste pizza die hij in lange tijd gegeten heeft. Casa Tua zat in ons resort en iedere ochtend, nog voor de eerste ontbijtgasten arriveerden, zagen we de chef al in de weer met het pizzadeeg. Passie en liefde voor je vak, noemen ze dat. En dat proef je!
Andere toppers: L.G. Smith’s Steak & Chop House, Amore Mio Pizzeria en familierestaurant Papiamento (schijnt, wij zijn er helaas niet geweest omdat het restaurant helemaal vol zat toen we kwamen – echt reserveren dus!)
Activiteiten
Vooruit, tussen de maaltijden door moet er natuurlijk ook wat ondernomen worden. Anders tikken die vakantiekilo’s er wel heel snel aan.
Arikok is het nationaal park van Aruba. Elk Antilliaans eiland heeft wel zo’n park. Arikok neemt een kleine twintig procent van Aruba in beslag en is beschermd natuurgebied. En dat is maar goed ook. Er wordt namelijk nog steeds gebouwd op Aruba en er zijn concrete plannen om een groot resort bij Baby Beach te bouwen, nu nog één van de weinige ongerepte stukjes van het eiland. Jammer! In Arikok vind je de flora en founa van het eiland, een aantal prachtige baaien en grotten met rotsrekeningen van indianen. Wij zijn er met de auto doorheen gereden. Minder mooi als Washington Slagbaai op Bonaire (oeps, doe ik het weer!) maar zeer de moeite waard!
(Wat zit Eric nu te doen met zijn voeten in dat water?! Er zwommen van die knabbelvisjes, ook wel bekend als pedivisjes, in het water. Je weet wel, visjes die dode huidcellen eten. Brr…)
Ook de Vlindertuin (The Butterfly Farm) is een bezoekje waard. De Canadese initiatiefnemer houdt in deze tropische tuin tal van vlinders. Vlindersoorten van over de hele wereld zijn hier te vinden. Het is sowieso een erg mooie tuin om doorheen te wandelen, maar leuker is een rondleiding waarbij je informatie krijgt over het proces van bevruchting tot ontpopping. Als je op tijd bent kunt je zelfs een ontpopping aanschouwen. Dit laatste hebben wij helaas niet kunnen zien (lees: VROEG!), maar het was wel leuk om wat meer te weten te komen over deze beestjes.
Tipje: als je jezelf de vorige avond vol met deet hebt gespoten tegen de muggen, was dat er even af dan…
Charlie’s bar! Zoals ze op Aruba zeggen, een ‘begrip in de Cariben’, misschien wel in de wereld. Charlie’s bar bestaat 77 jaar en was ooit een duikersbar. Later werd het het onderkomen voor personeel van de nabijgelegen raffinaderij, tot het uiteindelijk werd wat het nu is: een beroemde bar. ;-) De hele zaak hangt vol snuisterijen uit alle hoeken van de wereld en menig (internationaal) bekendheid is hier al langs geweest: van Marco van Basten en Rijk de Gooier tot André van Duin en Maxima. En Geert Wilders. Foto’s aan de muren en onder de glasplaten op de tafels vormen het bewijs. Ontzettend leuk bezoekje, heerlijke biertjes!
Zeilen en snorkelen hoort er op Aruba natuurlijk gewoon bij. Wij boekten een vijf uur durende trip met de Tranquilo die ons helemaal naar de Spanish Lagoon bracht. Alle drankjes aan boord waren inbegrepen, ook de rum punch, en als lunch kregen we heerlijke erwtensoep (?). Hondje Buster kregen we op de koop toe. Deze Jack Russel vaart al zes jaar lang met baasje de kapitein mee en krijgt, zodra de zeilen gehesen worden, ook gewoon een reddingsvestje aan. Buster had meer aandacht voor de vissen in het water dan voor ons, maar vaak lag hij ook gewoon lekker te slapen in zijn vaste hoekje.
Bij de lagoon kregen we onze snorkelset en mochten we eindelijk het water in. Ik vind zwemmen en snorkelen altijd leuk, al was de onderwaterwereld toch een stuk minder kleurrijk en indrukwekkend als op Bonaire (ik word nu echt vervelend he?). Maar Bonaire heet dan ook niet voor niets Diver’s Paradise!
Fort Zeezout, een klein museum in Oranjestad, zat letterlijk om de hoek van ons hotel. Leuk om even binnen te wippen en wat meer te weten te komen over de geschiedenis van Aruba.
En natuurlijk zijn er tal van andere dingen te doen (maar wij waren ook erg druk met strandhangen en het uitproberen van alle restaurantjes, he?). Zo is er een Donkey Sanctuary, een vogelreservaat en meer dan genoeg mooie natuur om te bekijken. De Natural Bridge is in 2005 ingestort en sindsdien pronkt het eiland met de ruines of the natural bridge. Ook leuk is een tochtje naar het lighthouse en het kapelletje Alto Vista.
Uitgaan
Tja. Voorafgaand aan mijn bezoek aan Aruba had ik gehoopt, misschien wel gerekend, op zwoele zomeravonden, dansen met mijn lief op blote voeten in het rulle zand op de klanken van opzwepende Merengue en Bachata. Socializing with the locals. Maar daar lijkt Aruba het eiland niet voor te zijn, of misschien moet je daarvoor zodanig ingewijd worden dat je de weg weet naar de kleine Chinese barretjes waar de ‘echte’ Arubanen de heupen los gooien en zich te buiten gaan aan Polar. De meeste barretjes en restaurants zetten liever de Amerikaanse sportkanalen aan, met als resultaat geen muziek maar wel een hoop schreeuwende Amerikanen die hun favoriete club aanmoedigen. Wij hadden al onze hoop gevestigd op Moomba waar vrijdag en zondag livemuziek geprogrammeerd wordt. Het was even een desillusie toen deze bandjes alleen maar Sting, Pink Floyd en Eric Clapton bleken te spelen. Niet dat we helemaal niet gedanst hebben hoor. Eén keer is het gelukt, bij een Nederlandse kroeg nota bene. Maar het typische Caribische vertier hebben wij niet gevonden. Meestal dronken we ’s avonds cocktails in de bar van het Marina – uiteraard helemaal niet verkeerd.
Toch kon ik me soms niet aan het gevoel onttrekken dat Aruba haar ziel verkocht heeft aan het Amerikaans toerisme. Voor veel Bonaireanen is Aruba het schrikbeeld – ‘zó moet Bonaire vooral niet worden!’, zeggen ze daar –, hoewel ze daar weinig te vrezen hebben dankzij het ontbreken van zandstranden. Het stemde me soms verdrietig, te zien hoe het eiland zich inzet om het de Amerikaanse toeristen zo prettig mogelijk te maken. Anderzijds realiseer ik me ook dat Aruba het meest welvarende land is in de Cariben, met nauwelijks werkloosheid en het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking. Juist dankzij het toerisme eet iedereen op het eiland een goede boterham. De mensen lijken gelukkig, zijn innemend, vrolijk en aller- allervriendelijkst. De kreet One Happy Island gaat echt op. Misschien ben ik er ook wel te kort geweest om er echt over te kunnen meepraten. Misschien heb ik een erg romantisch beeld van het ‘echte’ Caribische leven en vind ik het gewoon een naar idee dat zoiets verloren gaat.
Het eiland nemen zoals het is, namen we ons voor, en genieten van wat Aruba te bieden heeft. En dat is gelukt! We hebben een heerlijke vakantie gehad, vol van zon, zee, strand, heerlijk (!) eten en fijne (!!) cocktails. Dus mocht je er naar toe gaan, je zult je ongetwijfeld meer dan prima vermaken. En mijn ABC is eindelijk compleet!
Dankjewel Karin, Ik heb vanochtend mijn werkdag mogen beginnen met het lezen van je uitgebreide verslag en prachtige foto’s. Ik kan er voor vandaag weer tegenaan.
heb heel erg genoten van je verslag en foto’s. ziet er super uit.
Leuke verslag en foto’s. Wil ook een keer naar Aruba.
Renaissance eiland is ook te bezoeken als je niet in het gelijknamige hotel verblijft.
Je moet dan vroeg bij de receptie zijn (0700u – 0800u) en het kost je wel $100 maar dan kan een beperkt aantal mensen ook met het bootje mee.
Ik vind het trouwens de moeite niet waard voor die prijs en ben echt geen zuinige macamba maar zo bijzonder is het eiland niet. Ja, er lopen flamingo`s rond maar die horen van oorsprong niet eens op Aruba