Sanne wil altijd winnen!

Als je zoals Sanne van der Pols (13) opgroeit tussen de paarden, is het niet verwonderlijk dat je op zesjarig leeftijd al de teugels in handen neemt. Dit jaar werd de havoleerling Europees kampioen dressuur met het Children Team! En dat is, zo zegt ze zelf, mede te danken aan haar overstap naar het Thorbecke Voortgezet Onderwijs, waar topsportleerlingen de kans krijgen onderwijs en sport met elkaar te combineren. We spreken Sanne op de pensionstal in Abbenbroek. 

Verschenen in BOOR iMagazine (coververhaal) | Beeld: Jantine Muilwijk

Het is een gezellige beestenboel op de boerderij van familie van der Pols. Rottweiler Keet begroet ons enthousiast als we het erf oplopen, twee Maine Coon katten bekijken de boel van een afstandje en de Franse bulldogs van een pensionklant lopen af en aan. Op het erf staat een grote vrachtwagen met daarop in sierlijke letters ‘Dressuurstal Capelle Hoeve’ (de naam van de dressuurstal die Sannes ouders runnen) geschreven. De aanschaf was een langgekoesterde wens die in vervulling ging: regelmatig reizen moeder en dochter door Europa voor Sannes wedstrijden en sinds kort overnachten ze dan in hun eigen luxe camper. Achterin kunnen vijf paarden staan. Het moge duidelijk zijn: dressuur rijden op dit niveau doe je niet alleen!

“Ik was altijd met hem in de weer, poetsen en wandelen, ik vond het supercool om een eigen pony te hebben”

Sanne was pas 1 jaar oud toen ze een shetlander – het kleinste ponyras ter wereld – cadeau kreeg. “Jerry stond soms gewoon hierzo, middenin de woonkamer”, vertelt ze, gebarend naar de open ruimte naast de eettafel waarop moeder Judith net een kop thee en koffie neerzet. “Ik was altijd met hem in de weer, poetsen en wandelen, ik vond het supercool om een eigen pony te hebben.”

Op zesjarige leeftijd stapte Sanne zelf op een pony, een slag groter dan de shetlander die ze toen al had. Een jaar lang kreeg ze training aan huis. Vanaf dat moment ging het snel. Sanne: “Ik heb vanaf mijn zesde echt gedacht: ‘Ik wil dit.’ Ik wilde steeds hoger en verder komen. Dat typeert mijn karakter: ik wil altijd winnen.”

Goud

En winnen deed ze. Sanne neemt een grote slok thee en somt in rap tempo op: kringkampioen in klasse B, daarna in L en vervolgens in M. “Vanaf L2 mag je naar het NK – toen werd ik een-na-

laatste. Met M1 eindigde ik op een zesde plek, met M2 werd ik Nederlands kampioen. Ik was toen 9. Helaas is de pony waarop ik toen reed drie jaar geleden overleden aan hoefbevangenheid. Sindsdien rijd ik weer op een grotere pony.”

Voor een leek doen alle letter- en cijfercombinatie van de kringen en klassen ingewikkeld aan, maar een ding is zeker: het is een indrukwekkende prestatie! Afgelopen maart stapte Sanne voor het eerst op een paard. Sanne: “Een paard is heel anders dan een pony, ook qua rijden. Ik vond het wel spannend, maar de tijd was rijp.” Dit jaar haalde ze, samen met haar paard genaamd Excellentie, goud op het EK met het Children Team in de Landenwedstrijd. “En met mijn pony Syria mocht ik dit jaar voor de twaalfde keer naar het NK.”

 

“Het is vallen, opstaan en keihard doortrainen” 

De weg naar de top ging zeker niet zonder vallen en opstaan. Sanne: “Ik ben zo vaak gevallen, dat wil je niet weten! Dan huilde ik van pijn en frustratie. Ik herinner me de dag voor het grote regiokampioenschap nog goed: ik was weer gevallen en gaf bijna op. ‘Kom op’, zei mijn moeder – ik moest rijden. De dag erna zat ik bevend op de pony en… won! Toen mocht ik naar het NK. Dat gaf zo’n boost! Toen wist ik waarvoor ik het deed. Het is vallen, opstaan en keihard doortrainen. Dat leerde ik in de loop der jaren: doorzetten bij tegenslag, anders kom je er niet. De eerste dag tijdens het EK zat ik er ook niet lekker in, maar toen we die zaterdagavond goud wonnen, was ik zo gelukkig. Kippenvel! Daar heb ik al die jaren voor getraind, besefte ik. Straks ga ik weer naar Le Mans in Frankrijk voor een internationale wedstrijd!”

Gelijkgestemden

Wekelijks traint Sanne 14 uur, wisselend thuis en een aantal uren bij dressuurstal Van Baalen in Brakel. Sanne: “Op mijn vorige school was er altijd gedoe. Dan moest ik naar kadertrainer, werd er eerst ellenlang gepraat en gesteggeld en dan moest ik alsnog racen om op tijd te zijn. Thorbecke werkt juist ontzettend met ons mee! Zij begrijpen de passie en ambitie voor sport, en ik heb daardoor echt stappen kunnen zetten. Het brengt de rust die ik nodig heb om te kunnen focussen.” Ze vervolgt: “Ik zit met gelijkgestemden in de klas, een groot deel van mijn medeleerlingen doet aan topsport. In plaats van hun wenkbrauwen op te trekken – ‘ga je nou alweer weg?!’ – wensen ze me succes en vragen hoe het gegaan is. Nu ik ruimte krijg om mijn passie te volgen, ga ik ook weer met veel meer plezier naar school.”

En hoe doet Sanne dat als ze lange tijd onderweg is? “Ik verzet mijn toetsen voor vertrek. En huiswerk maak ik zoveel mogelijk onderweg, maar het is ook niet erg als dat later komt. Eindexamens kun je bij Thorbecke over meerdere jaren spreiden.”

Sanne werpt een blik op de kasten met foto’s en prijzen. Aan de muur hangen medailles. “Zonder mijn ouders was dit ook nooit gelukt”, besluit ze. “Het rijden kost een hoop tijd en geld; de kleding, alle benodigdheden, trainingen, het paard zelf… Mijn moeder helpt me altijd, gaat mee naar alle wedstrijden. Ik heb een hoop aan mijn ouders te danken.”

“Nu ik ruimte krijg om mijn passie te volgen, ga ik ook weer met veel meer plezier naar school.”

Dromen

En aan haar trainers, vervolgt ze als we naar de stallen lopen om de paarden te ontmoeten. “Marije en Coby zijn zo vreselijk goed!” Haar droom? “Op een dag in het A-kader komen, en door te mogen voor het WK natuurlijk. Ik wil echt bij de top komen!”

Bij de shetlander blijft Sanne staan en kriebelt het vriendelijke dier over zijn hoofd. “Dit is Jerry, de pony waar het allemaal mee begon.” Ze heeft inmiddels haar rijoutfit aangetrokken voor de foto. De cap, de broek, de handschoenen – alles blingt. De outfits zijn heel belangrijk, vertelde moeder al aan het begin van het gesprek: “Op deze leeftijd lopen ze er graag ‘helemaal af’ bij.”

Wat is nou het leukste van dressuur rijden, vragen we voor we vertrekken. “Weet je”, zegt Sanne. “Mensen zeggen bij deze sport weleens; ‘het paard doet al het werk, de ruiter zit alleen maar’. Dat vind ik zo flauw. Ik leer het paard precies te doen wat ik wil. Daar train je naartoe, dat is die lange weg. Je doet het samen en als het dan lukt is dat supercool. En los daarvan zijn paarden natuurlijk de liefste en mooiste dieren die er zijn. Er gaat geen dag voorbij dat ze me niet blij maken.”

“Een orkest moet risico durven nemen”

Met recht een icoon in de stad én wereldwijd een begrip: het Rotterdams Philharmonisch Orkest weet al bijna 100 jaar mensen te raken met zijn muziek. Maar wat weten wij eigenlijk van het – in de volksmond – ‘Rotterdams Philharmonisch’? De komende tijd neemt Gers! een kijkje achter de schermen. In aflevering 2: een gesprek met aankomend chef-dirigent Lahav Shani.

“In de sigarenlounge van het Parkhotel”, zei Shani stellig toen we hem de locatie voor het interview lieten kiezen. Als we er aankomen zit hij – volle bos haar, donkere ogen die de omgeving aandachtig opnemen – ontspannen in een van de fauteuils in de deftige ruimte. Een dikke Cubaanse sigaar in de hand. Een sigaar dwingt tot onthaasten, stelt hij. “Je moet de tijd nemen om hem te roken, in alle rust. Wil je er één?” Hij vraagt het hoopvol. “But don’t inhale it – it’s not a cigarette.”

Zelfbewust, zonder een spoortje arrogantie. Sympathiek, zonder praatgraag te zijn. Lahav Shani luistert goed naar de vragen en beantwoordt ze pas als hij ze helemaal begrijpt, kiest zijn woorden zorgvuldig. Hij is pas 28 jaar, en dat maakt zijn muzikale loopbaan des te unieker. In 2013 won de in Tel Aviv geboren Shani de eerste prijs op het Internationaal Gustav Mahler dirigentenconcours. Sindsdien dirigeerde hij onder meer toporkesten in Israël, Los Angeles, Wenen en Berlijn. In januari 2018 treedt hij aan als nieuwe chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en is daarmee de jongste chef-dirigent die dit orkest ooit gehad heeft. Met zeldzame eensgezindheid kozen de orkestleden Shani, na zijn Rotterdamse debuut in juni 2016, als opvolger van Yannick Nézet-Séguin.

Hoe was het eerste contact met het RPhO?

“Waanzinnig! Ik had destijds al wat aanbiedingen gekregen van andere orkesten, maar met het RPhO wist ik binnen tien minuten: this is it. Dat bleek wederzijds. Eerder zag ik het orkest met Yannick spelen – buitengewoon mooi. Dat het niveau heel hoog lag, wist ik dus. Maar zelfs dan weet je nooit of het samen ook werkt. Want elk orkest is anders, maar elk orkest verandert ook naargelang de dirigent. Dezelfde muziek klinkt anders met elke dirigent. Het gaat dus om die chemie, die human connection.

Want een orkest is teamwork, stelt Shani, en om een team te laten werken moet het klikken. “Best spannend hoor, om als vreemde voor honderd mensen te staan die dagelijks met elkaar werken”, zegt hij lachend. “Ik was blij verrast dat deze musici allemaal tot in de puntjes voorbereid waren – dat is helaas niet altijd het geval. Maar enkel goed en professioneel zijn is niet voldoende. Dit orkest bleek nieuwsgierig, spontaan en hongerig, bereid om risico te nemen en klaar voor vernieuwing en verrassing. Dat is uniek, dát zorgde voor die enorme connectie. Een orkest moet as free as possible zijn. Daar ben ik naar op zoek.”

‘Ik leef nu een ‘droom’ die ik nooit heb durven dromen. Ik droomde er niet van iets te bereiken, of van een bepaalde positie’

Had je ooit kunnen dromen dat je nu al een eigen orkest zou hebben?

“Ik leef nu een ‘droom’ die ik nooit heb durven dromen. Ik droomde er niet van iets te bereiken, of van een bepaalde positie. I was reaching for the music.”

Hoe bedoel je dat?

“Ik droomde ervan om muziek te maken met heel goede musici, spreken op hetzelfde niveau. No bullshit, simpelweg spelen vanuit diep wederzijds begrip. Er is niets in de wereld dat zo’n voldoening geeft, dat dát gevoel kan evenaren. Ik heb altijd een bepaald niveau nagestreefd. Middelmatigheid ga ik uit de weg. Net als desinteresse, of musici zonder nieuwsgierigheid. Hoe goed het dan ook is, hoe enthousiast het publiek ook reageert, voor mij mist er dan iets heel essentieels. I feel the hunger and need to express! Dat kost soms tijd.”

Hij tikt de as in een zware gele asbak waar met dikke letters ‘Havana’ op staat, neemt een nieuwe trek en blaast de rook langzaam uit, in afwachting van de volgende vraag.

Je speelde piano in een koor, contrabas in een orkest, en bent nu dirigent. Hoe is dat zo gelopen?

“Op de middelbare school moesten wij óf in het schoolorkest of bij het koor. Mijn vader is koordirigent, ik speel al piano sinds mijn vierde, dus koos ik voor het laatste. Na twee jaar had ik er genoeg van en werd steeds nieuwsgieriger naar het orkest. Om binnen te komen, besloot ik om contrabas te gaan spelen. Na een paar maanden speelde ik met het orkest mee: de Vijfde van Beethoven. Zo leerde ik het repertoire van binnenuit kennen. Want al kende ik de muziek van bijvoorbeeld Beethoven en Tsjaikovski al, nu ontdekte ik steeds nieuwe details. Pas toen ik in het orkest speelde, ging ik het écht horen. Door steeds weer opnieuw te luisteren.”

Shani werd aanvoerder van de basgroep. “Daar was ik blij mee, maar ik wilde meer. Het gebeurde zo vaak dat we een dirigent hadden bij wie ik dacht: zelf zou ik het heel anders doen… Ik voelde dat ik het me eigen zou kunnen maken en deed auditie voor de opleiding Orkestdirectie in Berlijn. Ik had helemaal geen fantasieën over mezelf in de rol van dirigent, in een grote zaal voor een beroemd orkest. Ik wilde alleen maar die ongelooflijke emotionele energie van een orkest ervaren, zoveel als maar mogelijk was.”

Wat inspireert jou?

“Gemotiveerde, gepassioneerde mensen, in elk veld. Alles wat origineel is, wat de routine breekt. Of dat nu kunst, wetenschap of muziek is. Gisteravond speelden we in Amsterdam. Eerst deden we bekende stukken, zoals Rhapsody in Blue, The Unanswered Question van Charles Ives, Westside Story… We sloten af met een stuk van Kurt Weill. Die laatste kende niemand – ik ken het ook pas sinds een paar jaar. Dat laat ik dan horen. It’s a fantastic piece!”

“Dat is wat ik wil”, vervolgt hij na een korte stilte. “Almaar nieuwe muzikale ontdekkingen doen, ze goed bestuderen en vervolgens samen muziek maken waar je in gelooft. Als je iets kent, is het makkelijker om ervan te genieten. Zo’n stuk van Kurt Weill opent nieuwe deuren, geeft nieuwe inzichten. Als je mensen daarin mee kunt nemen, geeft dat zo’n boost. Kurt Weill is overleden, maar zijn muziek is er nog. Er is zoveel muziek out there die we niet kennen, wachtend tot mensen het vinden.”

Muzikale ontdekkingen doe je niet alleen met onbekende stukken, voegt Shani daaraan toe: “Elke keer als je een stuk speelt, ontdek je ook weer wat nieuws! Speel veertig jaar hetzelfde stuk en elke keer ontdek je wat nieuws en klinkt het net anders. Dat is zo mooi.”

Het wil niet goed lukken met die sigaar – hij gaat steeds uit. Shani schiet te hulp. “Het middelste stuk is altijd het beste stuk”, zegt hij. “Het laatste deel kan bitter zijn, die rook je beter niet.”

RPhO heeft als missie om het orkest meer met de stad te verbinden en een breder publiek te bereiken. Hoe kijk jij daarnaar?

“Mooi toch?! Ik wil met onze muziek zoveel mogelijk mensen aanspreken, zónder in te leveren op de kwaliteit van die muziek. Ik besef ook, de muziek die wij maken is niet onmiddellijk voor iedereen toegankelijk. Het is geen pop, geen easy listening, waarbij je niet eens echt hoeft te luisteren. Dat kan niet met klassiek – je raakt verveeld of geïrriteerd als het background is. Om ervan te genieten moet je echt actief luisteren, en weten waar je naar luistert. Dus informeer mensen, laat ze kennis maken met klassieke muziek, maar zorg dat ze actief luisteren. Een klassiek muziekstuk gaat op en neer; het creëert een bepaalde verwachting, vervult die of breekt het juist af, zorgt daarmee voor dat gevoel van voldoening of juist voor een shock. Zie het als een theaterstuk, als je niet actief blijft kijken mis je de full experience.”

Eigenlijk net als met de sigaar, realiseert hij zich plotseling. “Als je die rookt als een sigaret ga je hoesten, vind je het vies en leg je ‘m voor eens en altijd weg. Maar doordat ik jou uitleg gaf en we er samen de tijd voor nemen, waardeer je het.”

“Hebben jullie nog lang nodig? Over twee minuutjes moeten we weg.” Iemand van de marketingafdeling staat in de deuropening. Shani heeft een vergadering; het programma voor 2019 doorspreken.

Op dit moment woont Shani met zijn verloofde in Berlijn. Heeft hij plannen om naar Rotterdam te verhuizen?

“Ik leer jullie stad steeds beter kennen, en wat ik zie bevalt me – wie weet komen we hier straks wonen. Maar niks is nog zeker.”

Terwijl hij opstaat om te vertrekken, denkt hij na over de laatste vraag: waar kijkt hij het meest naar uit?

“Naar elk concert dat komen gaat, te beginnen dit weekend in de Veerhaven. Ik ben er trots op dat dit prachtige orkest mij als hun nieuwe chef-dirigent heeft gekozen, en ik twijfel er niet aan dat we nog heel veel prachtige muzikale momenten gaan beleven.”

‘Zij hoort bij mij’

Ze houden van de stad én van elkaar. In deze rubriek gaan we op zoek naar de lovebirds van de stad. Wat is hun verhaal? Wat houdt het vuur in hun relatie brandend? Deze aflevering: Debby verliet haar geliefde Amsterdam voor haar grote liefde Priscilla.

Voorjaar 2011. Priscilla Kloostra en Debby de Vries kennen elkaar pas een paar maanden als ze besluiten samen de voettocht te maken van Rotterdam naar Santiago de Compostella. Debby voelde zich nog even bezwaard om zichzelf uit te nodigen op de tocht die Priscilla al een jaar gepland had, maar het idee om zolang zonder haar kersverse meisje te zijn, was onverteerbaar. Dus slaan ze sámen de Rotterdamse voordeur van Priscilla achter zich dicht en gaan lopen. 2700 kilometer, in drie maanden en drie weken tijd. Debby: “Ja, dan leer je elkaar kennen. Al die tijd ben je bezig geweest om je van je ‘leukste’ kant te laten zien en ineens zit je in de openlucht te poepen, terwijl de ander een meter verderop met de rugzakken staat. We zaten er soms finaal doorheen, maar we hadden een fantastische tijd.”

De twee namen zelfs een souvenir mee naar huis: kat Juan Carlos. Hij was nog maar een kitten toen de meiden hem met pijn en moeite uit een doornstruik bevrijdden. Priscilla slikt even bij de herinnering. “Het was zó zielig, hij was moederziel alleen en in Spanje ontfermt niemand zich over straatdieren.” Priscilla en Debby droegen Juan Carlos mee in een geïmproviseerde buidelzak, bezochten onderweg een dierenarts, wandelden nog twee weken door en vlogen uiteindelijk met z’n drieën naar Nederland.

‘Al die tijd ben je bezig geweest om je van je ‘leukste’ kant te laten zien en ineens zit je in de openlucht te poepen, terwijl de ander een meter verderop met de rugzakken staat’

Zomer 2017. In de Pelserthaven in de Spaanse Polder vinden we de woonboot waar het stel sinds 2015 anti-kraak woont. De voortuin ligt mooi verscholen in het groen. Grote raampartijen geven zicht op een trendy ingerichte woonkamer. Juan Carlos komt ons, samen met kat Rocco, nieuwsgierig bekijken als we naar de voordeur lopen. Een goedlachse Priscilla doet open en leidt ons de keuken in. “Gezellig, hè? Vanmorgen stonden we hier samen ontbijt klaar te maken en toen kwam er een zwanenfamilie op bezoek – dat is zo’n leuk begin van je dag.” Priscilla (32) groeide in de Pelserthaven op, vertelt ze. Op de naastgelegen boot woont haar moeder. “De boten moeten hier helaas weg en daarom heeft de gemeente een groot deel al uitgekocht. Zo kregen wij de kans om hier te wonen.” Debby (44) is inmiddels ook in de keuken en zet koffie.

Jordaan

Eerst even terug naar het moment van ontmoeting: Koninginnedag 2010. Traditiegetrouw ging Priscilla met een vriendin naar Amsterdam. In een vrouwencafé in de Jordaan ziet zij Debby, die dan al zeventien jaar in de hoofdstad woont. Debby: “Ja, ik vond Pris gelijk héél erg leuk! Maar ze stond al te praten met een ander meisje; nota bene mijn ex-vriendin. Daar baalde ik van, maar ik had ook geen zin in drama. Later die dag gingen we met z’n allen wat eten en raakten wij in gesprek. We bleken zóveel gemeen te hebben. Nog nooit had ik iemand ontmoet die net zo gepassioneerd over zangeres Roisin Murphy is als ik. Ken je haar niet? Nou, dat bedoel ik!” (lacht)

Priscilla: “We hielden contact via Facebook. Een maand later trok Debby de stoute schoenen aan en vroeg mij op date. ‘Maar dan wel iets surrealistisch’, zei ze. Ze wilde graag door een local door het Boijmans begeleid worden. Dat liet ik me geen twee keer zeggen! In Boijmans hingen toentertijd van die netten waar je in kon liggen om naar korte filmpjes te kijken. We hebben die filmpjes wel tien keer gezien! Zo naast elkaar liggen, een beetje praten, was heel intiem en zorgde voor instant romance. Daarna gingen we naar Rotown. De dag erna had ik een lichte kater, maar het maakte geen bal uit. We hadden verkering!”

Het stel besluit al snel samen te gaan wonen. In Amsterdam, waar Debby dan al een koophuis heeft. Priscilla: “Maar ik heb altijd gezegd: dit is tijdelijk, want ik wil terug naar Rotterdam.” Zo geschiedde. Debby had het na 23 jaar ook wel gezien in Amsterdam en was Rotterdam steeds meer gaan waarderen. “Natuurlijk had ik wel mijn werk en vrienden in Amsterdam”, zegt ze. “Dat was weleens lastig, maar inmiddels heb ik hier ook een leuk sociaal leven opgebouwd.”

Gedurende het gesprek vullen de twee elkaar soepel aan en zijn opvallend eensgezind. Geen onvertogen woord. Maken ze weleens ruzie? “Nauwelijks tot nooit”, zegt Debby lachend. “We denken over de meeste dingen hetzelfde, vinden dezelfde dingen leuk. Daardoor gaat het allemaal vanzelf.” Is dat nooit saai? Welnee, roept Priscilla uit: “Ik kan vreselijk met Debby lachen! Als je zou weten wat ze weleens in mijn oor fluistert op een feestje, of de grapjes die ze maakt… ‘Nee, zoiets zegt Debby niet’, zeggen mensen dan. Ze komt heel rustig en bedachtzaam over en mensen denken vaak dat ze alleen maar heel lief is. Is ze natuurlijk ook, maar ze is ook een boef, hoor!”

Vooruit, geen ruzies dus. Jaloezie dan? “Ik kan wel een beetje jaloers zijn”, bekent Priscilla met een ietwat beschroomd lachje. “Debby is echt een ‘plakker’, dan zegt ze voor tienen thuis te zijn maar is er na middernacht nog niet. ‘Waar zit ze nou?’, dacht ik vroeger weleens. Zeker als ze haar telefoon niet opnam, zat ik me echt op te vreten! Inmiddels weet ik dat ze het dan gewoon gezellig heeft. Debby houdt ook al haar exen op facebook, met name de korte scharrels in haar vriendenlijst vind ik storend.”

‘Als ik haar zie nadat we elkaar een tijdje niet gezien hebben, gaan de vlinders geheid weer fladderen’

Debby: “Er is geen enkele reden voor jaloezie: Pris hoort gewoon bij mij, het klopt tussen ons. Dat wist ik al heel snel. Met haar kan ik echt de zeven zeeën bevaren. Ze is down to earth en optimistisch, altijd in voor iets nieuws, en dat stimuleert mij ook weer meer tot actie.” Debby kan namelijk best lui zijn, bekent ze. “Een weekend waarin we niet van de bank komen is voor mij prima geslaagd, maar Pris denkt daar anders over. Nu doen we beiden: in joggingsbroek Netflixen en de dag erna uit eten of naar een festivalletje.”

Over die zeven zeeën gesproken: reizen is nog steeds een grote passie van het stel. “Met Deb ervaar ik een gevoel van thuis, waar ter wereld ook”, zegt Priscilla. Ze vangt Debby’s blik en even is daar zo’n intiem moment. “In 2016 zegden we allebei onze baan op en trokken vijf maanden door Nieuw Zeeland, Singapore, Maleisië, Thailand en Vietnam. Zo houden we het samen spannend; door iets nieuws te gaan doen, of door samen een reis voor te bereiden.”

En ook na zeven jaar laait het vuur in de relatie nog regelmatig op. Debby: “Als ik Priscilla hoor schaterlachen, of als ik haar zie nadat we elkaar een tijdje niet gezien hebben, gaan de vlinders geheid weer fladderen.”

Kindje

Hebben Priscilla en Debby nog een kinderwens? “Zeker”, zeggen ze wederom bijna tegelijk. Ze zijn zelfs al aan het kijken naar de mogelijkheden. Debby: “Gezien mijn leeftijd zou Priscilla het kindje dragen. Mocht het lukken, zou dit de kroon op onze liefde zijn. Maar ook als dat niet lukt, zijn we hartstikke gelukkig samen.” Want weet je, vult Priscilla aan. “Als we samen op een feestje zijn, en ik zie Deb vanuit mijn ooghoek lachen of bedachtzaam kijken, dan denk ik: ‘Ik heb echt de allerleukste in deze ruimte! Met haar wil ik oud worden!”


Debby de Vries (44) werkt als freelance webadviseur voor het Koninklijke Instituut voor de Tropen. Priscilla Kloostra (32) werkt als projectondersteuner bij de VNG Academie en is bezig met de voorselectie voor de vrijwillige brandweer.

‘Bouw is allang geen eenheidsworst meer’

Dat het vak van makelaar echt niet alleen gaat over het kopen en verkopen van huizen, bewijst het verhaal van Joris van Oosten, van J.J. van Oosten Makelaardij. “Een veranderende woonwens begint altijd met een verandering in iemands leven.” Mensenwerk dus. Met Gers! maakte hij een rondje door de stad en sprak over Rotterdam en zijn passie voor het vak.

We ontmoeten Van Oosten in het statige makelaarskantoor aan de Straatweg. In het kleine keukentje halen we koffie. Een van zijn collega’s staat er net door een Gers! te bladeren. “Echt puur toeval”, belooft hij lachend. Eind vorig jaar verhuisde Van Oosten met zijn team van een oude limonadefabriek aan de Rotte naar dit pand. “Die fabriek was misschien gerser geweest voor het artikel”, spreekt hij zijn gedachten uit als we plaatsnemen in de spreekkamer. “Een stuk stoerder dan deze statige villa. Maar hier is het kleinschaliger, met minder gebruikers. We kunnen ons hier beter focussen.”

Moeders auto

Het brengt het gesprek op de start van Van Oostens bedrijf. Dat begon, ruim zeven jaar geleden, vanuit een slaapkamer in zijn toenmalige woonhuis aan de Grindweg. “Ik had in die tijd nog niks, geen opdracht, geen auto, niets. Ik had een pc meegekregen van een oude werkgever en deed al mijn afspraken met de fiets. Met slecht weer fietste ik zo snel als ik kon naar mijn ouderlijk huis om mijn moeders auto te lenen.”

Na ruim tien jaar werkervaring opdoen bij drie totaal verschillende makelaarskantoren, kon hij in 2010 eindelijk zijn lang gekoesterde wens in vervulling brengen: een eigen makelaarskantoor. Of dat nou het juiste moment was, zo midden in de crisis? “Het was inderdaad volop crisis in 2010. Achteraf ben ik ervan overtuigd dat ik geen beter moment had kunnen kiezen. Mensen in mijn omgeving bleken ook zeer gemotiveerd om reclame voor me te maken, juist omdat ik deze stap in crisistijd durfde te zetten. Dan ervaar je de kracht van een goed netwerk. Aangezien ik alleen werkte en weinig overheadkosten had, kon ik me volledig richten op groei. Kleiner worden, kon niet! Om zichtbaarheid te genereren in de wijk, maakte ik ludieke reclameborden die ik, als eerste in Rotterdam, op rotondes liet neerzetten.”

Originaliteit

Maar een dappere stap zetten alleen is niet voldoende om een bloeiend bedrijf te creëren. Hoe onderscheidde hij zich in de markt? “In die tijd kwam je vaak huizen tegen die al erg lang te koop stonden, met grote financiële consequenties voor verkopers. Verkopers kregen van hun makelaar vaak alleen te horen dat ze de prijs omlaag moesten doen, waar ik juist keek naar de echte reden waarom een huis niet verkocht werd.”

Hij somt een aantal mogelijke factoren op: “Een verkeerde kleurstelling, slecht onderhoud, een niet-kloppende indeling, slechte fotografie… Ik lichtte die pijnpuntjes uit en gaf de verkoper de opdracht die op te lossen. Dat kost natuurlijk geld, maar dat weegt niet op tegen een prijsverlaging. Sterker, vaak kon de vraagprijs weer omhoog.” Als er geen budget was om de presentatie in huis te verbeteren, liet Van Oosten soms artist impressions maken om te laten zien wat mogelijk was. “Met een offerte van een aannemer erbij om een reëel beeld te schetsen; kopers schatten dergelijke verbouwingskosten vaak onterecht hoog in. Ik heb in die tijd veel kunnen betekenen voor mensen waarbij het water aan de lippen stond en waarvan soms zelfs het huis op het punt stond geveild te worden. Dan creëer je ambassadeurs voor het leven.”

Hoewel de crisis voorbij is, is Joris’ originaliteit dat niet. Zo werd recentelijk een fotograaf met een drone ingehuurd om foto’s vanuit de lucht te maken, om de schitterende locatie van een villa – pal aan het water – in beeld te brengen en de presentatie naar een nog hoger niveau te tillen. De vele oranje ‘te koop’- en ‘verkocht’-bordjes in de Rotterdamse voortuinen zijn het bewijs van de succesvolle aanpak en tonen de sprongen die het bedrijf sinds de oprichting gemaakt heeft. En Joris werkt allang niet meer alleen. “Mijn collega’s op kantoor spelen een hele belangrijke rol. We zijn echt perfect op elkaar ingespeeld.”

Geen eenheidsworst

“Zal ik vragen of we even binnen mogen kijken?” We hebben net geluncht bij Lof der Zoetheid en staan aan de Coolhaven voor een pand waar de bouw in volle gang is. Het voormalige bedrijfspand is gerenoveerd en passend gemaakt voor meerdere loftappartementen met grote terrassen. Joris is nauw betrokken geweest bij dit transformatieproject en heeft de lofts mogen verkopen. Kopers van nu willen de gelegenheid hun woning zelf in te delen, stelde hij vanmorgen op kantoor al, en hier kan hij laten zien wat hij bedoelde.

Door stofnesten lopen we naar boven. Op de tweede verdieping ontmoeten we Leon en Renée uit Capelle, wiens kinderen net uitgevlogen zijn. Het echtpaar geeft ons graag een inkijkje in hun nieuwe stadse stulpje, waar eerder deze week een wand verplaatst is en vandaag de leidingen omgelegd worden voor een badkamer. Op de vraag wat ze zelf hebben mogen bepalen in de indeling, antwoordt Leon stellig: “Alles.” Nu we er toch zijn, krijgen we ook een kijkje bij hun buren. En inderdaad: exact hetzelfde oppervlak, maar een totaal andere woning.

Niet elk bouwproject biedt kopers zóveel keuzevrijheid ten aanzien van de woningindeling, zegt Joris. “Maar bouw is allang geen eenheidsworst meer. Jaren ‘80-wijken met allemaal dezelfde repeterende huizen en straten worden niet meer gebouwd. Kijk maar eens rond; in een nieuwe wijk zie je rijtjes, 2-onder-1-kap, vrijstaand en appartementencomplexen in een gezonde mix door elkaar, vaak met verspringende gevelrooilijnen om zo een speelser en vriendelijker beeld te creëren.” Dat geldt ook voor woontorens, vervolgt hij: “Daarin vind je een luxe penthouse, maar ook twee, drie, vier en vijf kamerappartementen. Zo’n gouden kraaiennest boven appartementen voor heel lage inkomens, zoals je vroeger vaak zag, werkt niet meer.”

Diversiteit lijkt het sleutelwoord; diverse woningen in diverse prijsklassen dicht bij elkaar, waar wonen, werken en recreëren natuurlijkerwijs met elkaar verbonden zijn. “En uitgaande van de wens van de consument”, vult Joris aan. “Dat is meegenomen uit de laatste crisis. Kopers worden vanaf moment één betrokken bij de bouw, niet pas als het huis verkoopklaar is.”

Leon en Renée zijn niet de enige die vanuit de rand naar de stad terugtrekken. Steeds meer stellen en gezinnen keren terug en de gemeente speelt hier op in door meer gezinswoningen te bouwen, en mooie stadse herenhuizen te hérbouwen. Joris: “Gelijktijdig komen er steeds meer alleenstaande huishoudens: mensen blijven langer op zichzelf wonen, kiezen ervoor om te ‘latten’ of zoeken iets voor zichzelf na een scheiding. Zij willen echter wel in een bruisende omgeving wonen. Juist de kleinere maar mooie appartementen in het centrum voorzien in die behoefte.”

Mensenwerk

Dat Joris makelaar wilde worden wist hij al vroeg. “Waar vriendjes brandweerman wilde worden, wilde ik huizen verkopen. Geen idee waar dat vandaan komt, maar ik heb dat altijd machtig interessant gevonden.” Mensenwerk, antwoordt hij op de vraag wat zijn werk zo leuk maakt. “Er gaat altijd iets vooraf aan de wens om te kopen of verkopen. Dat kan een kinderwens zijn of de wens om samen te gaan wonen, maar ook ziekte, scheiding of overlijden. Je komt letterlijk bij mensen over de vloer en wordt deelgenoot van dit verhaal en van hun behoeften. Een tijdje terug ging ik met een klant op zoek naar een passende woning waar zij met de juiste aanpassingen hun zieke kindje konden verzorgen. Ik vind het fijn om dan te kunnen helpen.”

Het idee dat Van Oosten Makelaardij zich alleen op een hoog segment richt, veegde Joris op kantoor al van tafel. “Welnee. Als ik vanaf nu alleen maar villa’s of enkel appartementen moet verkopen, dan ga ik me stierlijk vervelen. Juist die afwisseling, zowel van huizen als van de opdrachtgevers, maakt het werk interessant. We richten ons op de noordrand van Rotterdam, daar is veel diversiteit. Natuurlijk ben ik ontzettend blij en trots als we weer een prachtige villa in verkoop krijgen, maar ik kan ook écht blij worden als ik in een appartementje kom waar de bewoners iets waanzinnigs van hebben gemaakt binnen de mogelijkheden die zij hebben.”

Vergeten stukjes

De stad kent Joris op zijn duimpje, blijkt als we weer in zijn elektrische auto stappen. Voordat hij naar de middelbare school ging, kwam hij met zijn ouders vanuit Zeeland in Hillegersberg te wonen. Toen hij eenmaal uitvloog, belandde hij op verschillende plekken: op kamers in Blijdorp, in het centrum, toen een appartement in Kralingen… Als we over de Maasboulevard rijden wijst hij het appartement aan van waaruit hij over de Maas keek. “Dit is echt een ondergewaardeerd stukje stad. Vanaf hier heb je een grandioos 180 graden uitzicht over de Maas, met relatief weinig hoogbouw. Precies vanuit de buitenbocht van de Maas zie je de skyline. Mooier krijg je het niet.”

Die voorkennis over de locaties waar het makelaarskantoor woningen aankoopt en verkoopt, komt goed van pas. Als geen ander kan Van Oosten vertellen over de historie en de sfeer in de wijken. “Doordat de makelaars op ons kantoor allemaal binnen het werkgebied wonen, kennen we de kleinste details van de wijken en blijven we van alle ontwikkelingen goed op de hoogte.”

Nog een brug!

Tevreden kijkt de makelaar naar de ontwikkelingen in Rotterdam. “Vroeger waren er wijken waar je, vooral ’s avonds, liever niet kwam. Dat wordt steeds minder. Kijk naar Katendrecht en Zwaanshals, daar investeert de gemeente beetje bij beetje in renovatie en mooie, nieuwe ondernemingen. Bouwplannen liggen op stapel. Zo moet je dat ook doen, stapje voor stapje.” Op het Noordereiland liggen nog volop ontwikkelkansen, denkt hij. “Dat is nu nog erg afgesloten. En bij de Wilhelminapier zou nog een brug moeten komen, als je ziet welke bouwprojecten er gaande zijn en nog gaan komen; de verkeersbewegingen zullen extreem worden, verwacht ik.”

Sinds kort is Van Oosten zelf ook weer verhuisd; van de ene woning in Hillegersberg naar de andere. Zijn oude huis werd zo snel verkocht, binnen vijf dagen, dat hij met zijn gezin nog een jaar in een huurwoning heeft gezeten. Maar nu zijn ze dan toch verhuisd. Op zijn telefoon laat hij trots de foto’s zien: “Ja, dit is wel mijn droomhuis. In dit huis groeien mijn kinderen op, en hier worden mijn vrouw en ik samen oud.”

De deur (van de reiziger) staat altijd open!

IMG_5724

Melanie Rooze (28) uit Beukbergen
Nagelstyliste
Samen met Tomasz, moeder van dochter Delaya (7) 

Het moeilijkste om uit te leggen aan burgermensen… “Is dat wij vaak niet getrouwd zijn met onze partner, maar elkaar wel man en vrouw noemen. Traditioneel lopen wij met elkaar weg – zo heet dat. Dan weet iedereen dat je officieel met elkaar bent. Wij gingen bijvoorbeeld samen op vakantie. Bij thuiskomst had de familie een groot feest georganiseerd en sindsdien wonen we samen in een wagen.”

Mijn man… “Leerde ik kennen tijdens het uitgaan. Hij is een burger en moet soms nog erg wennen aan het leven in het kamp. Maar hij heeft het best naar zijn zin, al woont hij naast zijn schoonfamilie – haha. In een woonwagenkamp heb je eigenlijk geen privacy. Bij thuiskomst zit er altijd iemand aan de keukentafel. De gezelligheid, elke dag met de familie… Ik wil hier voor geen goud weg. Wij hoeven elkaar hier niks uit te leggen, want we zijn allemaal op dezelfde manier groot geworden.”

In een huis… “Heb ik kort gewoond met mijn ex, maar ik voelde me enorm opgesloten. Liep ik daar met mijn hondje, ik kende niemand, die uitgestorven straten… Ik had mezelf eens per ongeluk in een kamer opgesloten. Ik ben toen uit het raam gaan roepen, maar kreeg pas na drie uur hulp. Zoiets is hier ondenkbaar. Vergelijk het maar met kamperen; je rolt je tentje uit en bent onder elkaar. Als ik aan het werk ben gaat mijn dochter naar mijn moeder. En als mijn ouders ouder worden, wil ik voor ze zorgen zolang als kan.”

Als kind ging ik… “Met mijn vader mee reizen. Voor zijn werk trokken we negen maanden per jaar door Duitsland, Italië, Spanje… Als ik thuis was ging ik graag stappen met jonge woonwagenbewoners uit ons kamp, maar ook uit Brabant. Dan gingen we naar de Baja Beachclub in Rotterdam. Mijn moeder vond het prima toen ik op mijn 16e niet meer mee wilde reizen, maar zei: Je moet wel iets gaan doen. Ik was sinds mijn 12e niet meer naar school geweest. Tijdens het reizen kreeg ik soms wel les, maar vaak was dit in de praktijk lastig te plannen. Bij ons is het ook niet zo heel belangrijk dat je door leert, zeker als vrouw niet omdat de man meestal voor het gezin zorgt en de vrouw huishoudelijke taken doet. Maar tijden veranderen; nu mogen kinderen niet meer mee reizen in verband met de strengere leerplicht, en steeds meer vrouwen studeren en werken. Achteraf vind ik het best jammer dat ik dat nooit gedaan heb, maar anderzijds heb ik ook veel geleerd van de reizen die ik maakte. Nu ik thuiswerk, mis ik die vrijheid om te gaan en staan waar je wilt soms wel…

Op mijn 16e besloot ik… “De opleiding tot nagelstyliste te doen. Eerst huurde ik een ruimte in een zonnestudio. Sinds een half jaar werk ik vanuit een schuurtje achter de wagen. Dat wilde ik eigenlijk al meteen, maar ik dacht ook: Hoe weten mensen me hier dan te vinden? Eerst maar eens wat bekendheid opdoen.”

Ik ben heel trots… “Op mijn afkomst, maar vertel niet gelijk waar ik vandaan kom. Toch die vooroordelen he: Een woonwagenbewoner zal wel pikken, aso zijn… Toch heb ik nooit een aanvaring gehad. Klanten van de zonnestudio waren verbaasd toen ze erachter kwamen waar ik woonde, maar het merendeel is blijven komen. ‘Kan ik dan wel gewoon mijn fiets neerzetten?’ vroeg iemand eens. Daar moest ik om lachen – de voordeur gaat hier alleen ’s nachts op slot. Mensen denken ook weleens dat we vreemden wegsturen of wegkijken. Dat is onzin. Iedereen is welkom. Als ze maar wel hun schoenen uitdoen – haha.”


IMG_5723Antje Hoeré (58) uit Beukbergen
Ondernemer / interieurstyliste
Single, moeder van dochter Margaretha (39) en zoon Hannes (32) en oma van een kleinzoon- en dochter

Als klein meisje… “Reisde ik met mijn familie door Europa. Alleen ’s winters hadden we een vaste standplaats in de buurt van Bilthoven. Dat heerlijke vrije gevoel staat me nog altijd bij. Overal kwamen we familie en bekenden tegen – heel gezellig! Al had het ook nadelen. Zo ging ik bijvoorbeeld nooit naar school. Nee, dat heb ik mijn ouders nooit kwalijk genomen – dat was in die tijd nu eenmaal zo bij reizigers. Maar ik vond het wel jammer.”

Toen de overheid het reizen met de woonwagen verbood… “En reizigers dwong zich te centraliseren in grote kampen aan de rand van de stad, was ik een tiener. We werden weggestopt, vaak in de buurt van een vuilnisstort. Een volgend moment werden we weer uit elkaar gehaald en verdreven. Ik heb een hoop nare dingen gezien en meegemaakt.”

We moesten het… “Met elkaar zien te rooien. Daardoor zijn we zo’n hechte gemeenschap geworden. Dat hechte is gebleven; iedereen staat voor elkaar klaar. Via via zijn we ook allemaal familie van elkaar. Stel dat ik ergens ziek word of autopech krijg en ik stap een kamp in, dan word ik met open armen ontvangen.”

Ik zorg mee… “Voor mijn kleinkinderen. Wij sturen onze kinderen eigenlijk nooit naar kinderdagverblijven. Net zoals kinderen zolang als kan voor hún ouders zorgen. Ik onderzoek nu trouwens de mogelijkheden voor het realisering van een verzorgingshuis op het kamp. Ik zag het aan mijn eigen moeder: het is al vreselijk als je je huis uit moet, maar de stap van een woonwagen naar een tehuis… Verschrikkelijk!”

Per toeval… “Rolde ik in het vak van interieurstyling. Als kind was ik al heel creatief, ik zat altijd te tekenen. Ik heb veel restaurants ingericht, ook bij burgers. Ik zeg nooit meteen waar ik vandaan kom. Heel stom eigenlijk, maar dat zit er nu eenmaal in door alle negativiteit in de media rondom woonwagenbewoners. Veel mensen hebben toch vooroordelen.

Criminaliteit… “Hebben we hier op Beukbergen nauwelijks. Ik denk zelfs nog minder dan in andere wijken. Natuurlijk, hier vind je ook werkloosheid, maar niet meer dan in de rest van Nederland. Behulpzaamheid en gastvrijheid typeren ons. Dat is bij andere mensen soms ook zo – al zie ik de maatschappij buiten het kamp wel verharden – maar bij ons is het regel in plaats van uitzondering.”

We zijn Nederlanders… “Maar toch een andere bevolkingsgroep. In een huis wil ik niet wonen. Een tijdje woonde ik met mijn ouders in Bunnik. Daar voelden we ons als wilde vogels in een kooi. In een wagen heb je veel ramen: ik wil van alle kanten van me af kunnen kijken, en lekker vaak buiten zijn. Mijn wagen heeft trouwens nog wel wielen, maar kan niet meer rijden.

Die hele sterke sociale controle in een kamp… “Is weleens lastig. Ik ben toch wel op mijn privacy gesteld en woon dan ook een beetje afgeschermd in het kamp. Maar ik open de deur en ben onder de mensen. Ik zou niets anders willen.”


IMG_5722Lolita Venema (48) uit Soesterberg
Tandartsassistente
Samen met Hans (52), moeder van Hans (29), Ricardo (25) en Delano (17)

Mijn vader is… “Een burger. Mijn ouders hebben nog even in een stenen huis gewoond, maar mijn moeder kon er niet wennen. Ik ben geboren in een kleine wagen in Helmond. Daarna verhuisde we naar Soesterberg, waar 125 wagens staan.”

‘Neem een man van het kamp’… “Zeiden mensen vroeger tegen me. ‘Veel makkelijker, met dezelfde mentaliteit.’ Maar voor mij maakte dat niet uit. Hoewel mijn burgerman even moest wennen, krijg ik ‘m nu met geen mogelijkheid uit de wagen, net zoals mijn vader destijds. Zelf zou ik wel in een huis kunnen wonen, maar dan wel héél dichtbij mijn familie!”

Hecht… “Zijn we zeker. De deur staat altijd open. We eten een paar keer per week met de hele familie samen. Ik heb een eettafel waar twaalf man aan kunnen en pak graag uitgebreid uit. De kinderen appen ’s morgens al wat ik ga koken. Vaak wordt het traditioneel zuurvlees, of een pasta. En ik kook altijd meerdere soorten groenten.

Al er iets gebeurt… In de familie, of het nu leuk of verdrietig is, spenderen we dagenlang samen. Met de andere families op de kamp is het contact ook goed. Bij een overlijden komt iedereen langs. En tijdens een communie komen er zelfs mensen van andere kampen.”

Mijn jongens zijn… “Gedoopt. En toen ze acht waren hadden ze de eerste heilige communie. Tradities houden we in eren. Voor communies pakken we enorm uit – dat is een soort trouwdag voor ons, waar kosten noch moeite worden gespaard. De tante van Rafael van der Vaart heeft de pakken voor mijn zonen ontworpen!”

Onder ieder koren… “Heb je kaft. Dat is bij ons niet meer of minder dan in de burgermaatschappij. Maar als mensen het over woonwagenbewoners hebben, wordt helaas nog snel gedacht: ‘Oh ja, die criminelen.’ Het vervelende is dat als er bij ons iets gebeurt, het altijd negatief in de media word gebracht. Werkloosheid in kampen? Ik ken alleen maar hardwerkende mensen! De meeste praatjes zijn door vroeger ontstaan, maar het is nu zo anders.”

Gepest… “Ben ik niet. Eén keer riep mijn vriendinnetje van buiten het kamp tijdens een ruzie ‘zigeunerin’ tegen me, heel hard door de klas. Door mijn vader kende ik ook allebei de werelden. Dat heeft me heel openminded gemaakt. De tandartswereld is ook een hele andere wereld dan de woonwagenwereld, maar wel een héle leuke! Laatst vroeg een collega die ik nog niet goed kende waar ik nu eigenlijk vandaan kwam – ik zag er zo Spaans, Italiaans uit. Ik heb het verteld en haar gelijk uitgenodigd voor het eten.”

‘Ze zal wel geld nodig hebben’… “Dachten ze in het kamp toen ik zeven jaar geleden aan een studie tot tandartsassistente begon. Ik was net als de meeste vrouwen in het kamp opgevoed als een echt reizigersmeisje; je vindt een man, krijgt kinderen en zorgt voor het gezin. Ik ben een typische overbezorgde woonwagenmoeder (lacht), maar toen de kinderen gingen studeren wilde ik zelf aan de slag. Het was een pittige studie, zeker toen ik daarna doorging voor preventie-assistente. Maar ik ben enorm leergierig en werk inmiddels bij een gerenommeerde praktijk in de buurt. Iedereen is enorm trots op me! Al staat er na een lange werkdag niet altijd meer een volledig gedekte tafel klaar voor de familie!”


IMG_5725Petra van Houten (48) uit Heemskerk
Werkt in een modezaak
Samen met Mark (48), moeder van Priscilla (24) en Jayden (8)

Mijn ouders… “Zijn echte oude reizigers, in hun doen en ook nog vaak in hun denkwijze. Tot mijn zesde woonde ik op een groot kamp, met meerdere families. Daardoor ontstonden er wel eens opstootjes. Mijn moeder kon daar uiteindelijk niet meer goed tegen en we verhuisden naar een rustigere plek. Binnen enkele jaren woonden mijn oom en tantes ook bij ons in de straat – de fam bij elkaar, dat vinden we belangrijk en fijn!

Als familie… “Staan we altijd voor elkaar klaar. Toen ik alleenstaand moeder was, zorgden mijn ouders voor mijn dochter als ik aan het werk was. En mijn moeder zorgde ook weer voor mijn oma. Tijden veranderen: Mijn ouders zien hoeveel wij werken en zeggen niet te willen dat wij dan ook nog voor hun zorgen. Maar hopelijk duurt het nog jaren voordat ze hulp nodig hebben en werk ik tegen die tijd minder.”

De woonwagens van toen… “En nu zijn trouwens niet meer te vergelijken. Ik douchte vroeger buiten in de schuur, mijn zoon heeft tegenwoordig zijn eigen badkamer. Door een brand moest ik eens negen maanden in een appartement wonen, omdat mijn woonwagen herbouwd werd. Ik kon er niet wennen. Ik miste dat vrije gevoel, hoorde ieder geluidje… Mijn dochter woont nu in een huis, maar als er een stuk grond vrij zou komen, zou ze zo terug komen.”

Toen ik jong was… “Werd ik niet altijd geaccepteerd. Schoolvriendinnetjes mochten soms niet bij mij spelen. Daar had ik moeite mee – ik kan heel slecht tegen onrecht, we hadden toch niets misdaan! Er wordt nog vaak negatief gedacht over woonwagenbewoners. Door bekendheden als Romy Monteiro en Frans Bauer wordt dit gelukkig wel minder.”

Maar als ik solliciteer op een baan… “Vertel ik niet meteen dat ik in een woonwagen woon. Laten ze me eerst maar leren kennen, denk ik dan. Ik krijg trouwens alleen maar fijne reacties van mensen. Als ze eenmaal bij mij thuis zijn geweest en hebben gezien hoe ik woon, willen ze bijna allemaal ruilen!”

Mijn eigen kinderen… “Hebben gelukkig veel minder last van die vooroordelen. Wij zijn ook goed geïntegreerd, zoals dat heet, en staan met onze woonwagens tussen de huizen. Mijn ouders hebben ons altijd gestimuleerd om goed en beschaafd Nederlands te praten – dat is in de maatschappij toch belangrijk. Terwijl ik vaak van vriendinnen hoor dat als ik met mijn fam ben, ik toch anders praat.

Thuis gingen dingen anders… “Dan bij andere gezinnen. Mijn moeder kon toen nog niet goed lezen en schrijven en kon mij niet helpen met mijn huiswerk. Of na de avondvierdaagse: mijn ouders wisten niet dat het gebruikelijk was om met bloemen bij de finish te staan dus die waren er ook niet. Dat zorgde bij mij als kind weleens voor onbegrip terwijl ik toch echt de beste ouders van de wereld heb.”

Boos… “Kan ik me soms nog steeds maken over vooroordelen die veel mensen hebben over reizigers. Alsof we allemaal slecht zijn of onze dochters in megagrote jurken hijsen voor feestjes. Het klopt wél dat we op ons uiterlijk zijn; ik zie er graag verzorgd uit en mijn wagen is ook altijd netjes en schoon. En mijn zoontje zingt alle Nederlandstalige nummers woord voor woord mee! Maar als ik in de krant lees over een vechtpartij waar een woonwagenbewoner bij betrokken was, denk ik: waarom moet dat er nou zo nodig bij geschreven worden? Natuurlijk, op ieder kamp gebeurt weleens wat – al krijgen wij er hier weinig van mee – maar dat heb je toch ook in de burgermaatschappij?”


Verschenen in: Vrouw magazine.
Beeld: Corné van der Stelt