RET

In opdracht van RET en verschenen in Gers! magazine; mijn vierdelige serie over het Rotterdamse openbaar-vervoerbedrijf. Ik mocht een stukje rijden in de simulator, genoot van de mooie klanken en citrusgeuren op de stations, vaarde met de stadsFerry helemaal naar de Maasvlakte en blikte tenslotte (samen met mijn hond Scoop!) vooruit naar de komst van de Hoekse Lijn!

Ik heb ervan genoten!

Het Erasmiaans Gymnasium gaat voorbij het gemak

Op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam worden leerlingen opgeleid tot wereldburgers. Maar een eliteschool? Dat is het allang niet meer! “We vragen veel van leerlingen, maar nooit teveel”, stelt rector Jacques van Hoof. “Je  mag best op je tenen lopen, maar wel op je eigen tenen!”

(Dit artikel is geschreven in opdracht van: BOOR)

In het statige pand aan de Wytemaweg vinden we een van de oudste scholen van Nederland: het Erasmiaans Gymnasium. Waar het op warme dagen een gezellige drukte van jewelste is voor de hoofdingang onder het erkertje, is het er nu verlaten. Enkele leerlingen haasten zich via de fietsenstalling naar binnen, verscholen onder warme sjalen en mutsen. Bezoekers lopen hier niet zomaar even binnen, blijkt al snel. We drukken op de bel, melden ons aan bij de receptioniste en stappen door de rode deur het gebouw in.

Veilige school

img_3644
Louisa

Louisa (15) is net klaar met de lesopdracht en stapt uit het wiskundelokaal, twee multomappen onder haar arm. Ze heeft wel tijd voor een gesprekje. We lopen door de gangen waar muren zijn volgehangen met eventposters, krantenartikelen en foto’s van  bekende oud-leerlingen (Ebru Umar, Ernest van der Kwast, Ramsay Nasr…). Vanaf de hoger gelegen verdieping klinkt een klassiek pianospel – leerlingen worden hier uitgedaagd zich op diverse gebieden te ontwikkelen, zo zal later blijken. Louisa is vierdejaars en volgt zowel Latijn als Grieks – al mag ze er een laten vallen. Daarnaast maakt ze gretig gebruik van het uitgebreide keuzeprogramma. Vorig jaar deed ze Chinees. Leuk, maar ook moeilijk, bekent ze. Heeft ze een talent voor talen? “Dat durf ik niet te zeggen”, lacht ze. “Ik volg ook extra wiskunde – dat vind ik net zo leuk.” Haar broer volgt het atheneum op het Libanon. “Ik wilde juist die klassieke talen in mijn pakket. En al tijdens mijn allereerste bezoek aan het Erasmiaans voelde ik me hier goed en veilig. Hier kun je helemaal jezelf zijn.”

Daar kan Jacques van Hoof, sinds 2015 rector van het Erasmiaans Gymnasium, zich in vinden. Met eerdere werkervaring als conrector op een gymnasium in Dordrecht, en later als rector op een gymnasium in Voorburg, kent hij het type school als geen ander. “Het type leerling en de manier waarop we met elkaar omgaan, is op alle gymnasia vergelijkbaar. De sociale veiligheid is heel groot. Pesten komt weinig voor.”Het type leerling vereist trouwens wél een bepaald type docent. “Gymnasiumleerlingen zijn mondig, ze zijn gelijkwaardige gesprekspartners die de discussie met je aangaan”, stelt Jacques. “Je moet leerlingen uitdagen en inspireren. Als je alleen lesgeeft uit een boek, raak je ze kwijt.”

Talentenklas

Michiel, leraar klassieke talen, werkt al negen jaar op het Erasmiaans. Uitdagen is wel aan hem besteedt. Wat voor leraar is hij? “Een strenge leraar”, antwoordt hij na even nagedacht te hebben. “Inhoud gaat voor mij boven vorm. Ik houd niet van goedkoop en snel – het moet ergens op slaan. Ik vind een werkstuk niet mooier als er een plaatje op de kaft staat. Als we met leerlingen in Rome zijn en ze zeggen een gebouw prachtig te vinden, vraag ik: ‘Waarom vind je dat? Wat zie je dan?’ Het gymnasium gaat voorbij vanzelfsprekendheid en gemak.”
Maar dat geldt evengoed voor zijn rol als docent: “Ik vraag me continu af: Wat is voor deze leerling nodig om hem of haar een stapje vooruit te laten zetten? Iedereen verdient die persoonlijke aandacht en benadering. Een leerling gaat pas een relatie met de docent aan als er oog is voor wie hij of zij is, en dan ontstaat er een klimaat waarin je kunt leren.”

“Ik vind een werkstuk niet mooier als er een plaatje op de kaft staat”

Het Erasmiaans Gymnasium is – zeker voor een gymnasiumschool – heel cultureel gemengd. Ruim twintig procent van de leerlingen heeft een niet-Westerse achtergrond, stelden cijfers uit 2009 al. “Dit is ook zeker niet de één procent beste leerlingen uit de stad – zo’n eliteschool willen we niet zijn”, zegt Jacques. “We doen actief moeite om kinderen uit alle lagen van de bevolking binnen te halen. We benaderen dan ook álle basisscholen in Rotterdam.”
Kinderen uit zwakkere sociaaleconomische milieus, voor wie het niet vanzelfsprekend is naar het gymnasium te gaan, maar die het wel kunnen, worden in groep 7 al gedetecteerd. In groep 8 jaar krijgen zij een jaar lang elke woensdag les op het Erasmiaans, in de zogenaamde Talentenklas. Vooral taalles. Daar zit vaak de achterstand en, aldus de rector: “voor dit onderwijsniveau is taal onmiskenbaar belangrijk.” Maar ook extra cultuurlessen, maatschappijleer en bijvoorbeeld museumbezoeken behoren tot het programma. Ouders zijn om de week welkom voor informatiebijeenkomsten. Als de leerling het Talentenprogramma goed afrondt én een vwo-advies krijgt, hoeft hij of zij  niet te loten voor een plekje op het Erasmiaans. (Iets wat in 2016 sowieso niet meer aan de orde was doordat ouders hun kinderen niet meer op verschillende scholen konden inschrijven.)
“De instromers krijgen gratis huiswerkklassen en indien nodig extra begeleiding”, zegt Jacques. “Die extra begeleiding doen we trouwens voor iedereen. We nemen Diataal en Diacijfer af; scoor je zwak, dan krijg je ondersteuning.”

Oxford

Vooruit, geen elitaire school dus, maar zeker wel een school met een hele goede naam! “Dat is waar”, stelt Jacques. “Kijk, stilstand is geen optie en er is altijd wat te verbeteren, maar ik geloof dat het Erasmiaans in Rotterdam een heel sterk merk is.” Die goede naam dankt de school volgens de rector niet alleen aan de goede resultaten, maar ook aan de inbedding in de stad. “Leerlingen hebben hier veel mogelijkheden; we doen interessante projecten, voeren debatten, er is veel aanbod op het vlak van cultuur – ook samen met musea, concertzalen en andere organisaties in de stad. We waren bijvoorbeeld betrokken bij het Rotterdams dictee en organiseren jaarlijks de Ronald McDonald sponsorloop. Leerlingen kunnen hier allerlei taalcertificaten halen en ieder jaar kunnen er twee leerlingen naar Oxford. Heb je iets bedacht, en zijn er leerlingen voor in – doen! Initiatief wordt enorm gewaardeerd en daardoor ontstaan er steeds nieuwe dingen.”

“Als je helemaal niet reageert, zeg je eigenlijk dat je het gedrag goedkeurt”

img_36314
Jacques van Hoof

De bel schalt door het gebouw en kondigt het einde van het lesuur aan. Onmiddellijk is het gedaan met de serene rust die zojuist nog op de gangen  heerste. Samen met Jacques lopen we de gangen door op weg naar het lokaal waar straks een vergadering is van de klassenvertegenwoordigers van de eerstejaars. Meiden banen zich giechelend een weg richting de kluisjes, waar stelletjes her en der in innige omhelzingen staan. De allerjongsten sjouwen hun rugzakken met grote moeite voort – ondanks het werken met iPads dat geïntroduceerd is, zijn er nog veel boeken nodig. Boterhammen worden uit de voorvakken van de Eastpacks gehaald – ook gymnasiasten krijgen trek van zo’n uurtje Scheikunde!

“Wat hoor ik dáár nou?” Jacques stopt met een quasi-verbaasd gezicht bij een groepje waarvan een van de jongens – in alle vrolijke baldadigheid – een scheldkreet richting zijn vriend gooide. Hij trekt een verontschuldigend gezicht naar de rector. Er wordt gelachen: “Sorry meneer, het was een grapje.” We lopen door. “Kijk, als je helemaal niet reageert, zeg je eigenlijk dat je het gedrag goedkeurt.” Het is duidelijk: Onderwijzen gaat, ook buiten het klaslokaal, gewoon door.

Zitbankjes

We zijn inmiddels in het lokaal Frans, dat nu gebruikt wordt voor de vergadering van de eerstejaars. Jaarleider Yvonne leidt de vergadering, tussen posters van de Eiffeltoren en Charles Aznavour. Wat vonden de leerlingen van e examens? Wat voor input voor deze vergadering kregen ze mee uit hun eigen klas? De opmerkingen gaan vooral over onduidelijkheid over de te leren stof, de tassenberg in de hoek van de examenzaal en het online rooster dat niet iedereen meteen had kunnen openen. Alle punten worden door Jacques opgeschreven. Wanneer Yvonne in de rondvraag wil weten hoe de leerlingen hun tijd op het Erasmiaans ervaren, is de groep opvallend eensgezind; minstens zo leuk als verwacht, gezellig en – ondanks de dik duizend leerlingen en zeven eerstejaarsgroepen, voelt het tóch alsof je iedereen kent. “Misschien omdat we allemaal dezelfde vakken volgen”, oppert Valentijn. Tegen het eind van het uurtje wordt er gegiecheld en gegeind, maar evengoed wordt er naar elkaar geluisterd. “Sssst”, siste een meisje tegen haar buurvrouw. “Iemand is zich aan het voorstellen.” “Oh – sorry.” Respect voor elkaar is hier doodnormaal.

Wereldburgers

In het tekenlokaal zitten Hera (14) Anna (13) en Koen (14) aan hun schilderij van een oog te werken – alhoewel ze van mening zijn dat potlood fijner werkt. Alle drie wisten ze zeker dat ze naar het Erasmiaans wilden en sprongen een gat in de lucht toen de kogel door de kerk was. Welke toekomst hebben ze voor ogen? Hera wil arts worden. Na haar afstuderen gaat ze naar Engeland voor een studie geneeskunde. Anne kiest voor psychologie, waar Koen Econometrie aan de Erasmus Universiteit gaat doen.

“Onze leerlingen zijn de leidinggevenden van de toekomst”

“Onze leerlingen zijn de leidinggevenden van de toekomst”, zegt Jacques. “Dat brengt iets met zich mee. Je moet ontwikkeld zijn, een wereldburger – je draagt straks immers ook verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van anderen.” Mede om die reden verzorgt de school veel internationale uitwisselingen en stedenreizen. “Zesdejaars gaan naar Spanje voor een talencursus, we hebben een uitwisseling met Bazel en natuurlijk de reis naar Rome. In de lessen proberen we te focussen op (internationale) actualiteiten.” Dat kan nog wat meer, geeft Jacques toe, concluderend uit de leerlingenenquête. “We gaan binnenkort in gesprek met een leerlingenpanel over hoe we dit vorm kunnen geven.”

Bankjes

Heeft de rector nog meer wensen? “Meer bankjes en een grotere kantine!” Even ervoor werd dit ook al genoemd in de vergadering. De kantine is klein, tegen elkaar aangedrukt op tafels zitten is gezellig, maar niet ideaal. “We hebben relatief weinig ruimte voor zoveel leerlingen, al kunnen we daar nu niets aan veranderen – de laatste uitbreiding dateert van 2003  In de zomer gaat dat natuurlijk beter…”, zegt de Jacques. “Daarnaast werken we deels met iPads in de klas en kijken we altijd naar hoe lesprogramma’s en didactiek verbeterd kunnen worden.” Het docentencorps is heel constant, zo blijkt. “Dat betekent dat we hele ervaren en bevlogen docenten hebben, maar gelijktijdig is het team ook al wat ouder. Daar komt vanzelf verandering in; jonge docenten zouden wel weer een aanwinst voor de school zijn.”

img_3635
Leana en Josefina

We nemen afscheid van de rector. Onderweg naar de uitgang lokt een gitaarspel ons naar boven. Zesdeklassers Josefina en Leana zijn druk aan het oefenen als we het lokaal binnenstappen. Josefina bespeelt de bas, terwijl Leana de elektrische gitaar ter hand heeft. Om en om zingen ze. “We hebben muziek als eindexamenvak en de opdracht was: schrijf een nummer”, legt Josefina uit. “Bijna iedereen in de klas heeft een bandje of is op een andere manier actief in de muziek.” Wanneer moet het nummer klaar zijn? “Morgen al! Dan moeten we het voordragen.” We zullen de meiden niet langer storen en maken ons gauw uit de voeten.



Over Jacques van Hoof

Jacques is van oorsprong bioloog. Zijn interesse ging uit naar de ‘typische’ biologie, zo vertelt hij. “Planten en dieren. Mijn afstudeeronderzoek naar malaria deed ik in Suriname, in het oerwoud. Heerlijk ontheemd en daarmee zo vormend. Zo ontdek je dat mensen en hun gewoontes heel anders kunnen zijn – leer daar maar mee dealen. Zo’n leerervaring gun ik iedereen.”

Na een tijdlang lesgegeven te hebben op middelbare scholen, deed hij een postdoc in Milieukunde en werd vervolgens projectleider bij een mileuorganisatie. “Dat zegde ik al snel op – ik geloofde niet in het project waar ik betrokken bij was.” Typeert hem dat? “Zeker! Ik ben bereid een hele hoop werk te verzetten, maar klopt het voor mijn gevoel niet, dan stop ik.” Jacques kwam bij de Educatieve Dienst van Safaripark Beekse Bergen te werken, een hele leuke baan die hij aanvankelijk nog combineerde met zijn werk in het onderwijs. Tot hij de knoop doorhakte en fulltime in het onderwijs ging werken.

Over het Erasmiaans

Hoewel de school vernoemd is naar de Rotterdammer Desiderius Erasmus (1467-1536), bestond ze al lang voor zijn tijd. De school is eind 13e of begin 14e eeuw opgericht als parochieschool. De oudste bekende geschreven vermelding van de school dateert van 1328. Dat jaar wordt daarom aangehouden als het oprichtingsjaar van de school. Daarmee is ‘het Erasmiaans’ een van de oudste scholen voor voortgezet onderwijs en het op twee na oudste gymnasium van Nederland.Tot 1937 was de school gevestigd aan de Coolvest, waar nu het Beursplein ligt.

Lichtjes in Sophia

Rotterdam kent veel mooie en bijzondere plekken. Maar wat is nou het beste van Rotterdam? Gers!-initiatiefnemers Wouter van Lieburg, Edwin Veekens en Arjen van Riel gaan om beurten ‘op locatie’ bij een bijzondere plek in de stad. Edwin neemt een kijkje in het Sophia Kinderziekenhuis in het hart van Rotterdam, het oudste en grootste kinderziekenhuis van Nederland.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Antim
Verschenen in: Gers! #15

Op de afdeling chirurgie treffen we de vijf maanden oude Mia. Het knuffelgirafje dat ze in haar handjes geklemd houdt, heet – heel toepasselijk – Sophia. Het meisje is gisteren geopereerd, waarbij er een stukje van haar nier is weggehaald. Als alles goed blijft gaan mag ze morgen naar huis.

Mama zit moe maar opgelucht naast het bedje van haar dochter. “Als het goed gaat met Mia, gaat het goed met mama”, zegt ze glimlachend. De familie komt uit het Brabantse Dongen. Het Amphia ziekenhuis in Breda verwees hen door naar het gespecialiseerde Sophia kinderziekenhuis. Mia’s moeder week de afgelopen dagen niet van haar zijde. Dat hoeft ook niet; in het Sophia zijn ouders 24/7 welkom en is er altijd een slaapplaats beschikbaar. Maar ook overige familieleden kunnen op elk gewenst moment langskomen.

Troosten

In een kinderziekenhuis heb je niet alleen met de patiënt te maken, zo wordt snel duidelijk. “Een ziek kind haalt kracht uit het gezin – zonder de ouders kunnen wij ons werk niet doen”, stelt Marieke, verpleegkundige op de afdeling. “Je laat een kindje ook niet alleen in zijn of haar bedje liggen. Wij spelen, praten en troosten ook, maar niemand kan dat zoals papa of mama dat kan.”

Daarom staan in het Sophia kind én gezin centraal in de behandeling. Ouders worden nauw betrokken bij de gesprekken en het opstellen van het behandelplan. Er zijn ruimtes waar de familie in huiselijke sfeer bij elkaar kan komen en zich kan voorbereiden op de periode na de ziekenhuisopname. “Soms blijven kinderen hier een half jaar, soms nog langer”, stelt Simone Roord, verpleegkundige op het kinderthoraxcentrum Zij stond aan de wieg van het Samenzorg-programma van het ziekenhuis. “We proberen het leven zo ‘normaal’ mogelijk te houden.”

“Mama werd erg ziek en daarom kon ze jou niet meer in haar buik houden”, schreef een verpleegster’

Kleinschalige wereldspeler

Zachtjes trekt Marieke een pleister van Mia’s borst. Ze streelt de kleine patiënt net zolang over haar hoofdje tot ze stopt met huilen. Marieke werkte eerst in een ziekenhuis in Den Haag, maar koos heel bewust voor een switch naar een academisch ziekenhuis. Hier gebeurt het, oordeelde ze. Daar lijkt ze gelijk in te hebben: Sophia is een wereldspeler op het gebied van zorg en onderzoek. Hier zitten alle specialismen en topspecialisten onder één dak. Voor zeldzame hart- en longziekten vind je hier ’s werelds beste expertise. Sophia heeft een van de grootste kinder-intensive care afdelingen in Europa en het is de enige plek in Nederland die volledig is toegerust op kinderen met complexe en meervoudige, aangeboren en erfelijke anatomische afwijkingen. Marieke: “En toch voelt het hier nog lekker kleinschalig!”

Werken met kinderen is Marieke op het lijf geschreven. “Kinderen zijn zo flexibel en positief; zodra ze zich een beetje beter voelen, zijn ze vrolijk en willen ze uit bed.” Werken met kinderen is daarbij wezenlijk anders dan met volwassenen, beaamt ook Simone. Niet alleen reageren kinderen anders op medicatie, ook gaan ze anders om met pijn en ongemak. Simone: “Hoe ouder een kind, hoe bewuster een pijnbeleving is. En op welke manier beoordeel je hoe een baby zich voelt? Je moet echt leren kijken en interpreteren.”

Het ziekenhuis werkt met pedagogen om kinderen voor te bereiden op behandelingen en operaties, maar ook om vooraf te bespreken waar ze behoefte aan hebben als ze bijvoorbeeld bang zijn.

Edwin is bang dat hij het werk mee naar huis zou nemen als hij in haar schoenen zou staan. “Als het je niet meer raakt, moet je stoppen”, is Simone’s eenvoudige antwoord. En met veertig dienstjaren op de teller werkt ze nog altijd met evenveel passie, liefde en plezier als toen ze begon. “Natuurlijk zijn de kinderen ziek, maar we maken heel veel levens beter. We kunnen tegenwoordig zoveel.”

Lichtjes

Paulina Wielaard, van de Vrienden van het Sophia, leidt ons de hele dag rond door het kinderziekenhuis. Deze stichting heeft tot doel om – in samenwerking met haar partners en donateurs – het verblijf van de patiëntjes zo aangenaam mogelijk te maken én wetenschappelijk onderzoek van de grond te krijgen. Onlangs organiseerden ze weer de Feyenoord-Sophiadag, in samenwerking met partner Feyenoord.

Ook dit jaar is er weer de lichtjesactie waarbij mensen symbolisch een lichtje kunnen kopen in de enorme kerstboom voor het Sophia Kinderziekenhuis. Dit jaar gaat de opbrengt naar het bestrijden van sikkelcelziekte, een (nu nog) ongeneeslijke bloedziekte die gepaard gaat met pijnaanvallen en orgaanschade. Patiënten worden vaak niet ouder dan 45 jaar. Voorgaande jaren haalde de organisatie maar liefst vierhonderdduizend euro op die ten goede kwam aan onderzoek naar ontwikkeling van de hersenen bij kinderen die veel te vroeg geboren zijn of met aangeboren afwijkingen.

‘Hier zitten alle specialismen en topspecialisten onder één dak. Voor zeldzame hart- en longziekten vind je hier ’s werelds beste expertise’

Slingers boven de couveuse

Waarom dit onderzoek belangrijk is, zien de bij de allerkleinsten, waar we de middag afsluiten. Arts René Kornelisse kwam in 2000 op de afdeling neonatologie werken en heeft de afdeling drastisch zien groeien en ontwikkelen. Bij vroeggeboren kindjes, soms met 24 weken en slechts 500 gram zwaar, wordt er om de dag een echo gemaakt van de hersenen om te zien of alles zich nog goed ontwikkelt. De ontwikkelingen in dit vakgebied zijn spannend en veelbelovend, stelt de arts. “Het vervelends is het vele prikken. Wellicht kan dit binnenkort vervangen worden door iets op de huid te leggen en zo de bloedsuikerspiegel te bepalen.” De meeste kinderen op deze afdeling redden het. Tachtig kindjes per jaar redden het niet.

We begeven ons naar de couveuseafdeling en houden halt bij het ‘kamertje’ van Sem*. Over zijn couveuse hangen donkerblauwe doeken om het licht buiten te sluiten. De vrolijke geboortekaartjes en de naamslinger aan het prikbord zijn een vreemd contrast met de kille apparatuur die het kleine mannetje in leven moeten houden. De knoppen reguleren de temperatuur en luchtvochtigheid. René: “Hij ademt nu zelfstandig – dat is ontzettend goed nieuws!”

Hier ligt een immer belangrijke en verantwoordelijke taak voor de verpleegkundige. René: “Als arts luister ik altijd naar de verpleegkundigen – zij zijn hier continu en weten hoe het gaat met een kindje.” Aan de voet van Sems couveuse ligt een schriftje waarin het kindje uitgelegd krijgt waarom hij in de couveuse ligt. “Mama werd erg ziek en daarom kon ze jou niet meer in haar buik houden”, schreef een verpleegster. Als René de deken een stukje opzij schuift, zien we het kleine mannetje op zijn buik slapen, knuistjes gebald als een echte vechter.

Hoop

Heeft René nog wensen, wil Edwin weten. Een familiekamer, luidt het antwoord; een plek waar families bijeenkomen voor een waardig afscheid, of om met elkaar emoties te delen. Een verbouwing is ook zeer gewenst en als René het dan toch mag zeggen: misschien wat meer verpleegkundigen, want er is een tekort in het Sophia.

René streeft ernaar het maximale uit ieder kind te halen. Soms is dat zo weinig, dat ervoor gekozen moet worden een kindje te laten gaan. Iemand beter maken is mooi, antwoord hij op vraag hoe dit is: “Maar iemand begeleiden bij een goed en mooi afscheid is ook heel belangrijk.”

Bijzonder, zo’n ziekenhuis in hartje stad, meent Edwin terwijl hij uitkijkt over het park. Hij herinnert zich de afgelopen zomer nog goed. “Hier trok ik de tweede fles rosé open op de Parade, terwijl er een stukje verderop mensen liggen te vechten voor hun leven.” Net het gewone leven. Ach, het is alsnog beter dan een kil ziekenhuis langs de snelweg, denkt Simone; hier kunnen ouders makkelijk even de deur uit voor een drankje of filmpje.

Hoop en leven; die woorden schieten ons te binnen als we ons door de kleurrijke gangen een weg uit het ziekenhuis banen. Bij ziek-zijn hoort verdriet en soms ook afscheid. Maar één ding weten we zeker; hier bij het Sophia wordt met hart en ziel gewerkt aan het beter maken van kinderlevens.

* Op verzoek is de naam Sem gefingeerd.

hr-gerssophia-aph-9040

Een nieuw thuis in Rotterdam

Als de aanhoudende oorlog het leven dat je leefde verwoest en een toekomst in eigen land onmogelijk maakt, wat doe je dan? Beelden van gebombardeerde woonwijken, van mensen die huis en haard verlaten en hun leven op zee wagen in de hoop op een veilige haven, domineren al tijden het nieuws. Hoe zit het in Rotterdam? Wie zijn die nieuwe Rotterdammers, hoe zien ze hun toekomst in de stad? Gers! ging langs bij Café NL en stelde hén de vragen.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Marieke Odekerken
Verschenen in: Gers! #15

Laila (36) scrolt langzaam door de foto’s op haar telefoon tot ze vindt wat ze zoekt. Breeduit lachend en hoogblond poseert ze in haar dameskledingwinkel in Kobani voor de camera. “Ik had een leuk, druk leven in Syrië”, vertelt ze. “Ik was basisschoollerares, had twee kledingwinkels, veel vrienden en ging vaak sporten.” Toen de school en beide winkels gebombardeerd waren, vluchtte de Koerdische, zwangere Laila met haar man naar Nederland. “Mijn zoontje is 2, hij is hier geboren.” Met een schuin oog houdt ze de jongen in de gaten, die onderwijl druk bezig is een toren van de bibliotheekboeken te bouwen. “Ik ben blij dat hij hier veilig en zorgeloos opgroeit…” Ze maakt haar zin niet af. Het is moeilijk, bekent ze even later. Haar huwelijk liep op de klippen. Moeder en zoon verbleven lange tijd in een opvangvoorziening voordat ze een appartement in Delfshaven toegewezen kregen. “Ik had alles wat mijn hart begeerde. Ik had het allemaal…

Laila is een van de bezoekers van Café NL, een plek waar nieuwe Rotterdammers tweemaal per week bijeenkomen om te praten; met elkaar, met vrijwilligers of met geïnteresseerde buurtbewoners die binnen komen waaien. Onder het gezelschap bevinden zich mensen uit Roemenië, Turkije en Amerika, maar ook uit Eritrea, Sudan en Syrië. Het initiatief werd in september 2014 gestart door sociologe Elise den Os: “Ik wilde een plek in Rotterdam creëren waar mensen vanuit de hele wereld zich welkom en veilig voelen en waar ze al pratend en gezellig ‘koffieleutend’ hun Nederlands oefenen.”

Merhawi

Kinderboeken

Die plek vond Elise in de Leeszaal Rotterdam-West. Op de tafels staan krakelingen en spritskoeken, in de hoek kunnen de bezoekers zichzelf bedienen van koffie en thee. Een Palestijnse jongeman, geboren in een buitenwijk van Damascus, komt vandaag voor het eerst. Elise introduceert hem aan een van de tafels waar twee mannen uit Syrië, een Roemeense vrouw en een Nederlandse vrijwilliger hem vriendelijk begroeten. “Wie van jullie is in Nederland geboren?”, vraagt de nieuwkomer enthousiast en in perfect Nederlands na het voorstelrondje. “Alleen hij”, antwoordt één van de Syrische mannen, wijzend op zijn eveneens Syrische vriend. “De rest allemaal niet.” Hij krijgt de lachers op zijn hand. De sfeer is gemoedelijk. De gesprekken gaan al snel over Roemeens eten, fotografie en kinderboeken waarmee je de taal het snelst onder de knie krijgt.

2000 vluchtelingen

Café NL sluit mooi aan bij het project Rotterdam verwelkomt vluchtelingen, een platform van organisaties en bewoners van Rotterdam die pleiten voor ruimhartige opvang van vluchtelingen en hier zelf ook aan willen bijdragen. Hartverwarmend, noemt Elise de hulp die ze vanuit de stad kreeg. “De beelden van gekapseisde bootjes, mensen die hier moederziel alleen en getraumatiseerd aankomen; ik geloof dat veel mensen iets willen doen, maar niet goed weten wat.” Het enige dat ze nodig had voor Café NL waren een tafel en een paar stoelen. “Je ziet hoe bereidwillig organisaties en mensen uit de omgeving zijn om te helpen, als ze maar weten waar te beginnen. Toen ging het vanzelf!”

‘Ik geloof dat veel mensen iets willen doen, maar niet goed weten wat’

Even de feiten en cijfers op een rij. Wereldwijd zijn zestig miljoen mensen op drift geraakt door oorlog of onderdrukking. Ook Nederland stelde de grenzen open om een deel van deze asielzoekers een veilig onderkomen te bieden. Na een dringende oproep voor noodopvang vanuit het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, openden de sporthal van de Erasmus Universiteit Rotterdam en Schuttersveld hun deuren. In Beverwaard opende afgelopen zomer een AZC dat binnenkort aan 600 vluchtelingen onderdak biedt, voornamelijk aan gezinnen uit Syrië. In totaal kwamen zo’n veertigduizend vluchtelingen naar Nederland, waarvan zo’n tweeduizend mensen een verblijfsstatus kregen in Rotterdam. De komende maanden komen er in onze stad vermoedelijk nog een kleine achthonderd statushouders bij. De gemeente Rotterdam heeft de plicht hen onderdak te geven en te helpen bij de inburgering. Voor die maatschappelijke begeleiding werkt de gemeente samen met Vluchtelingenwerk; ongeveer 250 vrijwilligers maken statushouders wegwijs in de samenleving, in praktisch en juridisch opzicht. Bij het intakegesprek komt het toekomstperspectief al ter sprake. Hier in Café NL volgen de meeste bezoekers Nederlandse les op scholen in Rotterdam.

Mahmoud

Machteloos

Zoals Mahmoud (28) en Tarek (31). Zij ontmoetten elkaar op het Albeda College. Beiden komen uit Damascus. Mahmoud was net afgestudeerd als binnenhuisarchitect toen de revolutie uitbrak. Met zijn van origine Libanese moeder vertrok hij naar Beirut. “Voor een paar weken, dachten we – tot de rust was teruggekeerd.” Dat bleek een misvatting. Hoewel Damascus relatief rustig is vergeleken met andere gebieden in Syrië, kon Mahmoud de bommen dag en nacht horen vallen. “En elk moment kon ik gearresteerd of vermoord worden door de rebellen of het leger van al-Assad. Ik was mijn leven niet zeker. Mijn beste vriend werd drie jaar geleden zonder reden opgepakt. We hebben nooit meer wat van hem gehoord. Ik heb geen idee of hij nog leeft.” Terwijl we naar zijn vriend Tarek lopen, die op dat moment aan een tafel verderop achter een laptop zit, duwt Mahmoud de mouwen van zijn sweater ferm tegen zijn ogen om de tranen terug te duwen. Zijn vriend Tarek heeft een master in IT en zo ontstond het idee voor een bedrijf: de MS groep. “Multi Services”, legt Tarek de afkorting uit. Op het scherm opent hij de strakke, moderne website die binnenkort online gaat. De mannen bieden klusservices aan; van behangen en verven tot monteren. Alles tegen een lage prijs. “Schrijf je dat zo?”, vraagt Mahmoud met een verontschuldigende glimlach, wijzend op het woord ‘vereven’.

Tarek beheert het platform; Mahmoud zal straks gaan klussen. Maar niet alleen. “Ons idee is Syriërs in heel Nederland, die nu nog zonder werk zitten maar wél graag wat willen doen, de klussen aan te bieden”, vertelt hij. “Op die manier voelen ze zich van betekenis en verdienen ze wat geld. Ik begeleid hen dan bij het klussen.” Tarek vult hem aan: “Dagelijks zien we beelden van ons Syrië voorbijkomen op het nieuws. We staan machteloos, maar op deze manier kunnen we toch wat doen.” Het verdriet en de heimwee zit hoog, bij beide mannen. Tarek: “Maar je moet door, je moet er het beste van maken.” Overigens vonden ze een Nederlandse dame die het gezicht van het bedrijf zal worden en de PR gaat doen. “Zo krijgen we hopelijk het vertrouwen van Nederlandse klanten.”

Laila met haar zoontje

Moorden

De sfeer bij Café NL is goed. Gezellig, zelfs. Er wordt gekletst, gelachen. Hier en daar spelen mensen een bordspel. Een vreemde gewaarwording om te beseffen dat veel van deze mensen grote verliezen leden, hun families moesten achterlaten en lange, levensgevaarlijke tochten afgelegd hebben om hier uiteindelijk neer te strijken. Veel van de Syriërs zijn nu een kleine twee jaar in Nederland en kwamen vanuit Libië met bootjes naar Italië.

Van tevoren kreeg Gers! het verzoek niet naar de vluchtverhalen te vragen, maar deze uit zichzelf te laten komen. “Veel bezoekers zijn getraumatiseerd”, legde Elise uit. “We willen hier een veilige plek zijn.” Toch blijken de bezoekers vaak heel open. Zoals de 27-jarige Kinan. Kinan werd in Syrië gearresteerd door het regime van al-Assad. “Ik was toevallig in de buurt van een demonstratie en werd meegenomen. Na een maand in de gevangenis gezeten te hebben, vluchtte ik naar Egypte om niet het leger in te hoeven. Ik wilde niet moorden.” Het verklaart volgens Kinan waarom er zoveel meer Syrische mannen dan vrouwen in Europa zijn; mannen zijn dienstplichtig en vluchten voor het leger.

Kinan was al anderhalf jaar in Egypte toen daar een nieuw militair regime aan de macht kwam. “Ook in Egypte zat ik drie maanden vast, omdat ik betrokken was bij illegale immigratie.” Noodgedwongen verhuisde hij na zijn gevangenschap naar Turkije, waar hij in een bakkerij kwam te werken. “Ik wilde werken, maar ik wilde óók studeren en aan mijn toekomst werken. Dat kon daar niet.“ Met spaargeld en nog wat geleend geld ondernam Kinan, die ten tijde van zijn arrestatie in Syrië derdejaars student Werktuigbouwkunde was geweest, de boottocht. Tien dagen op zee, zonder duidelijke richting. “De laatste twee dagen hadden we geen eten meer en dronken we zeewater.”

Osama

Twee jaar geleden kwam hij aan in Groningen, in Gilze kreeg hij zijn verblijfsstatus. “Schiedam beschouw ik nu als mijn thuis; hier is mijn leven weer begonnen. Eindelijk weer een menswaardig bestaan.”

En de toekomst? De mensen die we spreken in Café NL zijn bijna allemaal hoogopgeleid en waren in het thuisland student of al afgestudeerd. Kinan bereidt zich voor op zijn examen Nederlands en wil daarna zijn studie Werktuigbouwkunde weer oppakken. “Mijn familie in Damascus heeft een bedrijf dat zilveren sieraden maakt. Daar wil ik in verder; ik wil ontwerpen en die ontwerpen vervolgens naar Damascus sturen om ze te laten produceren.”

‘Je hoorde de bommen dag en nacht vallen’

Toekomst

Hij blijkt niet de enige met zo’n duidelijk toekomstplan. Laila weet het ook al. Tolk, dat wil ze worden. Binnenkort start ze met haar lessen Nederlands. Want ook zij moet verder, stelt ze. “Het leven gaat door, je moet er het beste van maken.” Café NL blijkt een plek waar ze graag komt. Een plek waar je kan praten, waar men naar je luistert. “Mijn buren in Delfshaven zijn heel vriendelijk”, haast ze zich te zeggen, “maar veel verder dan ‘hallo’ en ‘alles goed’ gaat het contact niet.”

Mustafa

Osama (23) uit Aleppo wil niet herkenbaar op de foto. Als hij lacht, glinsteren zijn ogen. Een vreemd contrast met de pijn die uit zijn woorden spreekt. Hij studeerde rechten. Advocaat wilde hij worden. Ieder mens, ongeacht zijn daden, verdient een eerlijk proces, vond hij. Zijn ouders stonden erop dat hij en zijn broers en zussen zouden vluchten. “Mijn vader zei: in Syrië hebben jullie geen leven, dus ga.” Zelf bleven ze achter, naar eigen zeggen te oud om nog te vluchten. Hoe ziet Osama de toekomst? “Ik ben nog maar een schim van mezelf”, antwoordt hij met spijt in zijn stem. Advocaat wil hij niet meer worden. “Ik geloof niet meer in rechtvaardigheid, in een wereld waarin het goede wint. Omringende landen en de internationale gemeenschap laten Syrië stikken.” Gelukkig zijn er ook een hoop goede mensen, meent hij. Zodra hij geslaagd is voor zijn examen Nederlands gaat hij iets sociaals doen. “Ik weet nog niet wat. Ik zou graag andere vluchtelingen helpen, hen wegwijs maken en zorgen dat hun pad zo goed mogelijk verloopt.” Rotterdam vindt hij fijn, vult hij aan. “Je ziet hier mensen van over de hele wereld. Ik voel me hier in ieder geval geen stranger.”

‘Thuis is waar je familie is. Mijn familie is niet hier’

Iedereen is van de wereld…

De middag loopt ten einde. Er is inmiddels een muziekgroep gaan spelen; Music Generations. Deze groep probeert mensen met muziek te verbinden en zet zich in voor vluchtelingen uit Syrië en Eritrea. De bezoekers hebben zich verzameld voor het podium en kijken en luisteren vol aandacht. “Iedereen is van de wereld…”, zingt de zangeres. Ze moedigt het publiek aan mee te doen. Het lukt. “…en de wereld is van ie-de-reen…”, klinkt het luidkeels bij het derde refrein.

Op de valreep spreken we de 18-jarige Eritrese Merhawi. “Laborant”, antwoordt de student op de vraag wat hij wil worden. Virussen bestrijden, onderzoek doen naar bacteriën. Machtig interessant. Toen hij na een maandenlange reis vijftien kilo lichter via Libië en Italië in Nederland aankwam, moest hij een studierichting kiezen. Laborant stond niet op de lijst, kok kwam nog het meest in de buurt. “Maar over een paar jaar sta ik in het lab!”

Deze vrouwen cheffen het

Nee, echt niet, chef-koks zijn niet altijd tierende mannen die met pannen en messen gooien. Deze drie vrouwen zijn helemaal in control in hun eigen restaurantkeuken. En in hun drukke gezinsleven…


Joyce Giesen (47)
Chefkok: Aan De Lange Dis (luxe catering)
Getrouwd met Michel (51), moeder van zoon Floris (21) en dochter Bo (17)

“Voor zijn 50e verjaardag wilde een klant tafelen in Italiaanse stijl. Aan een lange gedekte tafel in de tuin, met al zijn familie en vrienden. Dat is mij op het lijf geschreven! Ik houd enorm van zo’n mediterraan sfeertje, een tafel vol heerlijke gerechten, goede wijnen en gezelligheid. Na een welkomstdrankje en een amusehapje, serveerde ik huisgerookte zalm van mijn eigen big green egg, gevolgd door langzaam gegaarde kalfswang met truffelsaus.

De voorbereidingen beginnen dagen van te voren. Natuurlijk houd ik rekening met dieetwensen, maar verder laten klanten me gelukkig vaak vrij. Het meeste voorbereidingswerk doe ik in eigen keuken. Ik heb thuis een verdiept aanrechtblad van vijf meter lang, drie ovens en een teppanyaki plaat. Mijn berging ligt vol met horecaspullen (lacht). Op de locatie zelf leg ik de laatste hand aan de gerechten. Ik neem vooraf altijd even een kijkje in de keuken.

“Een mooi gedekte tafel met bloemen en kaarsen, verse producten en een boel gezelligheid; dat is voor mij waar eten om draait”

Mijn passie voor koken ontstond op de hotelschool. De eerste kookclubjes met klasgenoten waren daar al snel een feit. Ik zeg weleens, het is een uit de hand gelopen hobby geworden. Mijn zus en ik begonnen al in 1995 ons eerste bedrijfje in catering en styling, genaamd Soeurs (zussen op z’n Frans, omdat we allebei in Parijs hebben gewoond). Zij werkte toen als doktersassistent en ik had een eigen schoonheidssalon; koken deden we ernaast. Na een tijdje kreeg ik een baan achter het fornuis in een restaurant in Amersfoort. Hier leerde ik koken voor grote groepen en diverse gezelschappen. Binnen een jaar was ik er chefkok. Inmiddels weet ik dat ik niet in een restaurant wil werken; elke keer hetzelfde maken gaat mij vervelen, ik wil me laten leiden door wat er in me opkomt. Mijn zus en ik runnen nu sinds 3 ½ jaar Aan De Lange Dis. Veel van de klussen doe ik alleen, omdat mijn zus er nog een baan naast heeft. We cateren voor feesten, borrels en events, maar koken ook vaak bij mensen thuis.

Inspiratie haal ik uit kookprogramma’s – ik kijk ze allemaal! – maar ook uit kruidentuinjes waar ik langsloop, of versmarkten.
Jaarlijks cateren we voor een groot schrijversevenement, vaak in Duitsland, maar afgelopen jaar zaten we twee weken in Zuid-Frankrijk. Van te voren heb ik een menu in mijn hoofd, maar dan lopen we op die markt… Overal mooie groenten en kazen, prachtige hammen… Op de terugweg vind je overal vers fruit in stalletjes langs de weg. Heerlijk – dan ga ik helemaal los! Een mooi gedekte tafel met bloemen en kaarsen, verse producten en een boel gezelligheid; dat is voor mij waar eten om draait. Ik mingel ook graag met de klanten. Ik loop en kook trouwens altijd op hakken van minstens acht centimeter. Mensen verklaren me voor gek, maar voor mij loopt dat het fijnst!

Mijn gezin is enorm betrokken. Floris doet de Hogere hotelschool – hij wil straks de wijn in – en woont op kamers. Hij helpt ons soms in de bediening. Mijn man is een groot barbecue-fanaat; op zijn Weber bereidt hij soms gerechten voor me, als ik tijd of ruimte te kort kom. Mijn dochter geniet vooral van het lekkere eten. (lacht)
Druk is het soms wel, en schuldig kon ik me ook voelen – zeker toen ik nog in het restaurant werkte. Ik was vaak weg. Overigens geloof ik ook dat ik er een leukere moeder van werd, door mijn eigen ding te hebben en te werken. Dan hadden we zoveel mogelijk quality time als ik thuis was. Nu de kinderen ouder zijn is het goed te combineren. Soms kookt Michel, maar vaak maak ik gewoon iets extra als ik toch voor een klant bezig ben.”


Chan Roemkitjkran (43)
Chefkok: Yam Thai restaurant
Samenwonend met Arjen (49), moeder van dochter May (26), oma van kleinzoon Thayson (3)

“Ik groeide op in Chonburi, Thailand, in een gezin met nog drie zussen. Mijn moeder heeft een cateringbedrijf en we waren altijd in de weer met eten. Ze kookte bijvoorbeeld voor het leger – honderden man! – maar ook voor feesten. Als klein meisje keek ik al nieuwsgierig mee naar wat ze deed. De Thaise sambalpasta zoals mijn moeder die maakt is onovertroffen!

Toen ik een jaar of 12 was ging ik mijn moeder serieus helpen, toentertijd in de catering op een Hogeschool. Nee, dat vond ik niet altijd leuk (lacht), ik speelde liever buiten. Ik kwam toen net zo hoog als die wokpit, kon er nét in roeren! Nu ben ik er dankbaar voor – koken is echt mijn passie geworden.

In 1998 kwam ik naar Nederland. Ik kreeg een baan als kok in een Thais restaurant. Maar mijn dochter was toen 9 en ik wilde ‘s avonds thuis zijn. Ik heb tien jaar in een fabriek gewerkt en toen May oud genoeg was maakte ik mijn terugkeer naar het restaurant. Hier leerde ik wat er allemaal komt kijken bij het runnen van een restaurant; inkoop, menu, roosters, bediening…
Ik vond dat ik genoeg ervaring had om zelf een restaurant te beginnen. Samen met Arjen, die ik een paar jaar ervoor leerde kennen. Simpel maar voortreffelijk Thais eten – daar gaan we voor. Hier zat vroeger een shoarmazaak/pizzeria trouwens, we hebben echt maandenlang verbouwd om de zaak ons restaurant te maken. Arjen en ik werken en leven samen; samen in het restaurant, samen inkopen doen. We verdelen gelukkig de taken. Hij bemoeit zich niet met mijn werk; ik iets meer met dat van hem, vrees ik! (lacht)

“Gefermenteerde garnalen zijn Nederlanders vaak te gortig”

Maandag zijn we dicht, dat is mijn enige vrije dag. Op maandagen en de overige ochtenden pas ik zo vaak als kan op mijn heerlijke kleinzoon. Mijn dochter komt hier vaak met hem eten. Dan zijn ze er rond 16.00 uur, net voor de drukte, en maak ik wat lekkers voor ze. Altijd gezellig!

Ik heb nu twee koks in de keuken, nog twee koks voor de voorgerechten en wat meiden in de bediening. Veel Thaise koks zijn opgeleid door hun moeder of oma; ze moeten nog leren hoe het er in een professionele keuken aan toegaat. Het heeft trouwens even geduurd voor ik gemotiveerd personeel vond die kon koken zoals ik het graag wil! In de keuken zorg ik voor afwisseling; iedereen moet alles kunnen. Als het heel druk is en ik zie personeel ploeteren, neem ik het even over. Met mijn ervaring is het makkelijker om dingen op te pakken.

Door ervaringen in andere restaurants waar ik werkte, leerde ik hoe je op een goede manier leiding geeft. Hoe je personeel gemotiveerd houdt, hoe je mensen een goed gevoel geeft… Ik kan goed delegeren en leiding nemen, maar zal mijn mensen nooit uitkafferen en ik blijf altijd rustig. Als chefkok is het heel belangrijk om overzicht te houden. We werken hier namelijk ook met afhaal; mensen zitten te wachten, anderen hebben telefonisch besteld en het restaurant zit ondertussen bomvol. Maar kwaliteit staat bovenaan; de smaken moeten goed zijn.

Als ik ergens eet, denk ik vaak: ‘hoe zou ík dit maken?’ Zo is mijn Yam Thai (Thaise salade) ontstaan. Veel mensen in deze buurt eten vegetarisch; dat staat nu vaker op de kaart. Maar ik maak de gerechten in principe zoals ík ze lekker vind en vind dat ze horen te smaken. Wat ik van mijn moeder leerde en later in restaurants maakte, heb ik eigen gemaakt. Als iemand het minder pittig wil, vooruit, maar anders serveer ik het volgens mijn smaak. Maar natuurlijk houd ik rekening met de smaak van Nederlanders. Gefermenteerde garnalen, trassi; dat is Nederlanders vaak te gortig. Mijn favoriet is trouwens Tom Yam, een pittige, kruidige soep – doet me aan mijn moeder denken, maar zoals ik het voor mezelf maak zet ik het hier niet op tafel. Ik ga nog vaak naar Thailand trouwens, dan eet ik overal en nergens en kijk wat er allemaal bijgekomen is!

Trots ben ik zeker. We hebben het toch maar mooi geflikt! Ik kijk ’s avonds vaak stiekem om het hoekje om te zien of iedereen het bordje leeg gegeten heeft. Mijn moeder is heel trots op me trouwens. Ze komt volgend jaar sinds tien jaar weer naar Nederland. Leuk én spannend. Mijn moeder heeft de wind er altijd goed onder in de keuken!”


Mary van Kleef (52)
Baas/ chefkok in de artiestenfoyer van de Rotterdamse Schouwburg
Mary is singel. Moeder van Sabine (29) en Kathleen (25, woont nog thuis), oma van Amy (9) en Lilly (6)

“Alweer 15 jaar run ik hier de keuken. Het is eigenlijk één grote familie, niet in de laatste plaats omdat mijn dochter Kathleen hier achter de bar staat (lacht).
We zijn één van de weinige artiestenfoyers waar nog echt gekookt wordt voor de artiesten, de crew en het Schouwburgpersoneel. Er wordt hier topsport geleverd, dus er moet goed gegeten worden. De dansers eten graag pasta, vol koolhydraten. Zeker die jongens eten dan best veel. De meiden willen vaak liever een stampotje van boerenkool en pomodori.

Er komen hier eigenlijk altijd leuke mensen. Down to earth, het is hier vaak ‘ouwe jongens krentenbrood’ gezellig. De dansers van Scapino ballet, bijvoorbeeld, zijn fijne mensen en inmiddels heel ‘eigen’. Ik ben ook altijd blij als Hans Dagelet komt, dat is zo’n schat!

Ik stel elke dag een ander menu samen. Wat ik maak weet ik van te voren nooit, ik verzin het soms tijdens het snijden van de groenten.
’s Morgens op de fiets doe ik boodschappen. Veel komt via de groothandel, maar ik ga steevast langs de Marokkaanse slager – die ik nog ken van vroeger – en de Turkse groenteboer voor aubergines en zoete aardappels. Eenmaal binnen zet ik vast de oven en platen aan, bak ik brood en maak ik schoon. Ik doe hier van alles; van de menu’s tot de roosters. Lange dagen ja, maar als de voorstellingen rond 20.00 uur beginnen kan ik weg.

“Ik weet altijd precies hoe ik het wil”

Goed eten is voor mij ontzettend belangrijk. Ik ben vegetariër en dus altijd gefocust op verse groenten. Vlees bereiden vind ik geen enkel probleem trouwens. Wel zou ik het liefst alles biologisch kopen, maar toneelgezelschappen hebben helaas steeds minder budget.
Eens in paar maanden maak ik een bulk sambal van Madame Jeanette, dat vries ik dan in. Ik ben er dol op, maar je ruikt het van hier tot aan de kantoren. Ik maak het daarom zo vroeg mogelijk; we willen niet dat de grote zaal ’s avonds nog naar sambal ruikt! (lacht)

Ik ben 18 jaar getrouwd geweest en heb 12 jaar gelat. Maar die mannen snappen het echt niet. De horeca, de werktijden, dat je soms onverwachts naar de zaak moet… Altijd discussies – ik ben er wel klaar mee.
Mijn oudste dochter is ook alleenstaande moeder én werkt ook in de horeca. Privé is het rennen, vliegen en de tijd aan elkaar knopen. Na mijn werk ga ik naar het huis van mijn oudste dochter om op Amy en Lilly te passen, zodat zij kan werken. Dan kook ik gelijk wat lekkers. Als de dienst van Kathleen erop zit, lost zij mij af tot haar zus weer thuis is. Zo regelen we het met elkaar…

Als baas ben ik rechtdoorzee. Je kunt tegen mij ook alles zeggen. Ik stoor me weleens aan het haantjesgedrag van de mannen. ‘Grappige’ opmerkingen, je kent het wel. Dan neem ik ze even apart om te zeggen dat ik daar niet van gediend ben. Werkt altijd.
Ik werk met twee koks in de keuken. Ik weet altijd precies hoe ik het wil; verspillen doe ik niet graag, veel groenten is een vereiste en ik vind het doodzonde als ik zie dat het blijft liggen. ‘Snijd die vier penen op’, denk ik dan. Daar word ik pissig van.
Ik kan trouwens best voor een baas werken hoor, dat heb ik een tijdlang gedaan. Als ik maar geen chef hoef te zeggen. ‘Wie ben jij dan?’, denk ik. ‘Je hebt toch een naam!’ Doe maar lekker gewoon…

Heel af en toe krijgen we iemand in de foyer met een attitude. Vaak zijn dat nieuwkomers die nog niet weten hoe het hier werkt. Diva gedrag. Maar dat kunnen wij beter! Dan kijken mijn dochter en ik elkaar aan; ‘zo ma, hoor je dat?’ ‘Ben jij nou serieus?’ Dan is het gauw voorbij. (lacht)
Maar in al die jaren heb ik maar een keer een echt nare ervaring gehad. Ik geniet elke dag van mijn werk.”