Seks in de kunuku: deel 2 | (Let’s talk about ♂ ♀)

Let’s talk about ♂ ♀! In deze rubriek maak ik jullie deelgenoot van mijn belevenissen met mannen door de tijd heen. Deze aflevering: Seks in de kunuku op Bonaire, deel 2.


<< Deel 1
We rijden weer. De lichten van het grote stadion doemen alweer op in de verte. Daddy Yankee is inmiddels opgehouden met spelen. In plaats daarvan heeft M. een cd vol gedateerde rapmuziek opgezet. Het klinkt hol en krakend uit de speakers. Het meisje zit weer voorin. Ze heeft geen woord gezegd en kijkt strak voor zich uit. Ik vind dat knap, mensen die écht strak voor zich uit kunnen kijken. Ik ben daar simpelweg niet toe in staat. Mijn ogen schieten doorlopend alle kanten op, mijn oren zijn voortdurend gespitst. Ik wil niks missen van hetgeen er naast en achter me gebeurd, zo bloednieuwsgierig ben ik naar de wereld om me heen. Zij niet. Althans, schijnbaar niet.
M. brengt de auto tot stilstand voor een rood geschilderd huis. Hij fluistert iets in haar oor, zij rolt met haar ogen en met een schijnbaar hautaine beweging stapt ze uit. In mijn maanden op het eiland heb ik allang geleerd daar doorheen te prikken. Het is een maniertje van doen. Ik had haar graag nog willen vertellen dat ze alle reden heeft om écht trots te zijn, dat ze deze kerel niet nodig heeft voor wat ze dan ook van hem nodig denkt te hebben. Dat ze beter is dan dit, maar dat allereerst en vooral zelf moet beseffen. Maar ze is al naar binnen.

Vrouwen kijken de kat uit de boom, mannen verwelkomen me met open armen

Ineens zie ik mezelf zitten. In deze auto met geblindeerde ramen en de bestuurdersstoel op stand middagdutje (ik vermoed dat M. nog nét over het stuur heen kan kijken), met twee mannen met elk drie telefoons op zak en de rap nog steeds oorverdovend uit de speakers.
En ik schiet hardop in de lach.
“Heb je het naar je zin, dushi?” M. zoekt oogcontact via de achteruitkijkspiegel. Zijn ogen fonkelen even intens als zijn gouden voortand. Hij heeft duidelijk zijn dag vandaag. Het werkt – hoe gek ook – een beetje aanstekelijk.
“Nou, echt hoor!”, antwoord ik. “Hell yeah, dolle pret!”
“Lekker relax toch?”, vult Jimmy aan. “Beetje rijden…, beetje chillen…”
Ik knik bevestigend. Mijn sarcasme ontgaat de heren volledig. God, ik verlang weer even naar normaal gezelschap. En naar een biertje. Polar, Amster Bright, whatever. Vermoedelijk nog maar zesentwintig rondjes door het kleine centrum voordat ik eindelijk aan een bar zit.

Glad ijs
In alle eerlijkheid, mannen, mannen op Bonaire…, ik vond het lastig en ik heb mijn vinger er nooit helemaal op kunnen leggen. Al snel na mijn aankomst bleek dat het makkelijker was om contact te leggen met mannen dan met vrouwen. Vrouwen kijken de kat uit de boom. Mannen verwelkomden me met open armen, praatten honderduit, hadden meestal tijd en waren bovendien overal te vinden. In de haven, op de visserspier, aan de bar. Precies op die plekken waar ik de eerste weken rondhing. Ik schoof aan, bevestigde het levend aas met grote tegenzin aan de haakjes (alles voor het veldwerk!) en vroeg hen ondertussen de hemd van het lijf. Om enige afstand te bewaren vertelde ik over thuis en over mijn relatie, vroeg ik met overdreven belangstelling naar die van hun en deed ik zo mattie-mattie mogelijk. Mijn schouderkloppen waren opzettelijk hard, mijn begroetingen eveneens weinig vrouwelijk. Maar hé, ik ken mezelf en ik was me terdege van het gladde ijs bewust.

As far as they’re concerned ben je gewoon hartstikke beschikbaar

Het mocht lang niet altijd baten. Want, dat vriendje van je, die is hier toch helemaal niet. Hij komt over drie maanden zeg je? Nou wat zeg ik, hij is hier toch helemaal niet! En vertel nou eens eerlijk, waarom zit je hier nu al de hele ochtend? Nee, écht, eerlijk nu, vanwaar die belangstelling voor mijn hengel?
Lacherig probeerde ik onder de avances uit te komen maar de toon was dan allang gezet. Hoe rijker mijn onderzoeksgroep met mannen gevuld raakte, hoe meer trucs ik uit de kast moest halen.

“Je bent gewoon te aardig”, zei één van mijn vrienden op een gegeven moment.
“Te aardig? Hallo?! Ik probeer hier gewoon een beetje te integreren ja, een beetje rapport op te bouwen!”
“Karin, doe toch niet zo naïef. Je bent jong, aantrekkelijk en vrolijk, en je loopt hier met alle mannen te kletsen. En, as far as they’re concerned, je bent hier zónder man dus gewoon hartstikke beschikbaar.”

Pas toen ik aan het werk ging bij een buitenschoolse opvang en Jimmy als protector aan mijn zijde kreeg, kon ik echt ongestoord de sprong in het diepe maken.

Hoewel…

We staan aan de bar. Jimmy, M., M’s vrouw, haar nicht en ik. Van bier moet ik plassen dus ik schuifel door de mensenmassa op weg naar de toiletten. Ik heb niet door dat M. achter me aangekomen is.


(wordt vervolgd…)

Seks in de kunuku (Let’s talk about ♂ ♀)

Let’s talk about ♂ ♀! In deze rubriek maak ik jullie deelgenoot van mijn belevenissen met mannen door de tijd heen. Deze aflevering: Seks in de kunuku op Bonaire.


Het meisje is ingestapt.
“Hoi”, zeg ik vanaf de achterbank. Een bijna onwaarneembare glimlach is haar respons. Mind your own business. Ze is echter te beleefd om haar niet mis te verstane lichaamstaal verbaal kracht bij te zetten.
“Hoi…”
Het meisje is tenger en heeft haar krullen in een knotje op haar hoofd gebonden. Ik schat haar begin twintig. Iets jonger dan ik. Op haar gezicht is geen spoortje make-up te bekennen en ze draagt een T-shirt van Dia di Rincon, het eilandfeest dat voor de meeste inwoners het absolute hoogtepunt van het jaar vormt.
Jimmy heeft zijn plaats op de bijrijdersstoel afgestaan en ploft nu naast mij neer op de achterbank. M. trapt het gas in en onder luid geronk rijden we de wijk uit. Een grote stofwolk verraadt ons spoor.
Niemand zegt iets.
Ik heb wel honderd vragen.
Ik stel er geen één.

We rijden het land in. Ik ken de weg inmiddels, zelfs als het donker is. M. heeft hier een kunuku. Of eigenlijk, zijn vader heeft hier een kunuku en die heeft het weer van zijn vader die het vermoedelijk van zijn vader heeft. Een paar weken terug kreeg ik een rondleiding. Er staat een schuurtje met wat gereedschap en kookgerei. Er lopen wat geiten. Vast ook hordes leguanen. Het is zo’n typische plek waar mannen zich met mannenzaken bezighouden. Hout hakken, klussen, jagen, slapen – dat werk. En nog wat andere dingen.

Waarom zit ik hier anders tegen middernacht met Jimmy-my-lips-are-sealed in de auto, in de middle of nowhere, terwijl zijn zoveelste neef in de kunuku ligt te wippen met een chica uit Nikiboko

De auto komt tot stilstand en M. zet de motor uit. Uit het handschoenenvakje pakt hij een zaklantaarn.
“Braaf zijn he?”, zegt hij met een tanden-bloot-smile tegen mij voordat hij de deur dichtslaat. “Doe geen dingen die ik ook niet zou doen!”
Ik beloof het plechtig. Het meisje is alvast vooruitgelopen. Haar kordate tred doet vermoeden dat ze hier vaker geweest is.

M. en het meisje verdwijnen uit beeld en ik zie mijn kans schoon.
“Wie is dat meisje, Jimmy?”
“Gewoon, dushi, je weet toch. Een meisje. Uit Nikiboko. M. kent haar goed.” Mijn vriend laat het afrondend klinken, alsof al mijn vragen daarmee beantwoord zijn. Hij zou inmiddels toch beter moeten weten.
“Ja maar, het is niet zijn vriendin toch? En ze leek me ook n…”
“Niet zoveel vragen stellen, Karin”, kapt Jimmy mijn vragenvuur af. Hij heeft zijn aandacht alweer op zijn telefoon gericht. “Je stelt weer teveel vragen. Wij wachten hier gewoon even. Ze zijn zo weer terug.”
Met een zucht laat ik me achterover vallen. Het is een terugkerend riedeltje. Mijn vriendschap met Jimmy heeft me diep in de Bonaireaanse gemeenschap gebracht. Veel dieper dan wanneer ik aan de bar bij City Café was blijven hangen. Hier liggen de antwoorden op mijn onderzoeksvragen. De eyeopeners.
Maar vragen stellen, leerde ik al snel, is niet heel gebruikelijk en wordt ook niet altijd op prijs gesteld. Het wordt soms onbeleefd gevonden, zelfs. Bemoeizuchtig. Verdacht.

“Een hoertje dus”, mompel ik. “Of een by-side…”

Ja, dat is soms lastig. Ik ben van nature nieuwsgierig en als je mij mijn gang laat gaan stel ik gewoon de hele dag door vragen en houd ik het liefst non-stop een gesprek op gang. Dat vond mijn vader vroeger al heel vermoeiend – en hij was niet de enige. Daarbij, ik ben hier om antropologisch onderzoek te doen. Waarom zit ik hier anders tegen middernacht met Jimmy-my-lips-are-sealed in de auto, in de middle of nowhere, terwijl zijn zoveelste neef in de kunuku ligt te wippen met een chica uit – gewoon – Nikiboko die we zojuist hebben opgepikt onderweg naar een party. Eerst het bier, toen het meisje. Reuze leerzaam. Antropologische wegen zijn onvoorspelbaar.
Anderzijds, het leert me ook iets over de samenleving. Niet het wippen-in-de-kunuku-gedeelte (want ik ga er maar vanuit dat dit niet doodnormaal is – laten we wel zijn, het is de eerste keer dat ik dit meemaak), maar het ongemak met bevraagd worden. Het vertelt me iets over omgangsnormen. Over discretie. Over de behoefte aan stilte en privacy in een gemeenschap waar iedereen alles van elkaar weet en waar je elkaar voortdurend tegen het lijf loopt. Tijdens werk, in het weekend, op straat. Misschien vertelt het me wel iets over een gemeenschap waar dingen vanzelfsprekend worden gevonden en dus niet bevraagd hoeven worden. Kijken en luisteren werkt beter dan vraagvuren op mensen afschieten, besef ik. Meestal lukt het me om daar rekening mee te houden.
Soms ook niet.

“Ik wilde zeggen, ze leek me ook niet erg gelukkig, of denk jij daar anders over?”
“Ik wéét het niet, Karin! Hoe moet ik nou weten hoe zij zich voelt?” Jimmy kijkt nog steeds op zijn telefoon. In het licht van de display kan ik nog net zijn lange dreads onderscheiden. Zijn opgekrulde mondhoek verraadt dat zijn verontwaardiging grotendeels gespeeld is.
“Of is ze een prostituee?”
Ai ai ai, mamí!” Jimmy doet zijn best om geïrriteerd te klinken maar ik hoor de lach in zijn stem. “Jij houdt niet op, he?”

Ik geef het op. De man die alle antwoorden heeft wil ze niet geven. Ik slaak nog eens nadrukkelijk een zucht en tuur uit het raam de duisternis in. In de verte balkt een ezel.
“Een hoertje dus, ik wist het…”, mompel ik. “Of een by-side…”
Jimmy’s schaterlach scandeert door de auto terwijl hij het volume van de radio omhoog draait. De hoofdpijn-reggaeton van Daddy Yankee klinkt ineens luid en duidelijk door de speakers.


>> deel 2

TATTOO ♡ 4EVER

Wie zijn lichaam wil laten verfraaien met een tatoeage, heeft in Rotterdam veel keuze. Twee bekende shops zijn Moose Tattoo aan de Kleiweg en Flaneur’s tattoo studio aan de Nieuwe Binnenweg. Beide eigenaars hebben een eigen kijk op het vak. Zo noemt de één zichzelf een tatoeëerder, terwijl de ander zichzelf vooral ziet als een kunstenaar. Voor Gers! ging ik bij de heren langs!

Tekst: Karin Koolen
(Dit artikel is gepubliceerd in Gersmagazine #9)

Lees hier het artikel!

Happy times on the happy island, …Aruba!

Aruba!
Gisteren kwamen Eric en ik thuis na twee heerlijke weken vakantie. Inmiddels liggen de teenslippers weer achterin de kast, hangen de eerste zongebruinde vellen al aan mijn schouders en decolleté (afblijven! niet aan trekken!), zijn de wasjes weggewerkt en bladdert de tropisch gekleurde nagellak stukje voor stukje van mijn tenen. We zijn weer thuis. En jemig, wat is het hier koud! Om toch een beetje in de Caribische sferen te blijven, en het vakantiegevoel zo lang mogelijk vast te houden, leek het me leuk om een verslagje van onze trip naar The Happy Island te maken.

Lezerswaarschuwing: Hoe ik ook mijn best doe, ik ben simpelweg niet in staat om over een (Caribisch) eiland te vertellen zonder daarbij steeds over Bonaire te beginnen. Dat krijg je er met geen honderdduizend kokosnoten uit. In 2010 verbleef ik voor mijn afstudeeronderzoek vier maanden op Bonaire en ergens tussen Slagbaai en Kralendijk ligt nog altijd een stukje van mijn hart. Soms vraag ik me af waarom we daar niet gewoon wonen. Bonaire heb ik goed leren kennen en ik ben er van gaan houden, om alles wat het is en vooral niet is. Maar dat betekent niet dat ik niet van de andere eilanden kan genieten. En variatie moet er zijn, toch? Na Bonaire, Curaçao en Sint Maarten, vlogen we ditmaal naar het meest linkse (topografisch gezien dan) eilandje van de Benedenwindse eilanden van de Kleine Antillen. Daar een vakantie vol van zon, zee, strand, lekker eten en heerlijke cocktails zich niet goed leent voor een klassiek reisverslag, vertel ik jullie vandaag wat meer over Aruba én deel ik onze favoriete plekjes en to do’s.

Aruba mag dan met 180 km² het kleinste eiland van de ABC (Aruba, Bonaire, Curaçao) zijn en qua oppervlakte vergelijkbaar met Schiermonnikoog, het is tevens het meest dichtstbevolkte eiland. Aruba telt bijna 110 duizend (!) inwoners. Ter vergelijking, Schiermonnikoog telde er vorig jaar 942. In 1986 tekende Aruba een akkoord om uit de Nederlandse Antillen te stappen en sindsdien functioneert zij als een zelfstandig en autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is niet verwonderlijk dat Aruba deze mogelijkheid had, want met de parelwitte lange zandstranden, de azuurblauwe zee, het heerlijke klimaat en het natuurschoon boven en onder water, is het een paradijsje voor toeristen. Jaarlijks bezoeken anderhalf miljoen mensen het eiland, waarvan driekwart Amerikaans is. Het vliegveld kent dan ook twee vertrekhallen: USA departures en, je raadt het al, non-USA departures. Jep, als je naar Aruba gaat word je simpelweg geclassificeerd als niet-Amerikaans. Effe wennen wel. Wel weer goed voor het zelfvertrouwen van de gemiddelde Amerikaan.

1504039_893103624085856_4073299351031105058_nIk bleek een beetje naïef. Natuurlijk wist ik dat Aruba toeristisch was, maar zó toeristisch, en op deze manier? Nee, daar had ik geen idee van. Alles is hier erg goed geregeld en het aanbod in zo’n beetje alles is enorm. Dat maakt het eiland ook ‘vol’, in tegenstelling tot de rust en eenvoud die Bonaire zo typeert (en siert).

Het toerisme is voornamelijk geconcentreerd in Oranjestad en aan de westkust van het eiland. Aan de westkust heb je de mooiste stranden, vooral Palm Beach en Eagle Beach zijn enorm populair. Eagle Beach is in 2014 zelfs uitgeroepen tot mooiste strand van de Cariben. Aan dit strand bevindt zich de lowrise, ofwel de laag gebouwde resorts en hotels. Gebouwen met meer dan vier verdiepen noemen ze op Aruba highrise en deze bouw vind je aan Palm Beach. Alle grote hotelketens, maar ook de kleinere en minder luxe accommodatie, zijn vertegenwoordigd en van alle Amerikaanse restaurant- en koffieketens (Wendy’s! Starbucks! O hallo Tony Roma’s steakhouse!) zijn wel een paar filialen te vinden.
Dagelijks meren er twee of drie enorme cruiseboten aan in de haven van Oranjestad om een vracht aan dagjesmensen te lossen. Het eiland staat bol van souvenirwinkels, touroperators en juwelierszaken. Ik vroeg me trouwens al een tijdje af wat de link is tussen cruiseboottoerisme en juwelierszaken, maar volgens mij weet ik het antwoord. Of althans, Eric wist het antwoord. Komt-ie! De klassieke cruiseboottoerist is vaak een gepensioneerde, wat oudere Amerikaan – meestal uit Florida – met teveel geld op de bankrekening en een inkrimpende levensverwachting. Het geld spenderen zij graag aan iets tijdloos, blijvends, wat ze voor een leuke prijs op de kop tikken en door kunnen geven aan (klein)kinderen. Wat denken jullie? Ik bedoel, het stikt echt van de juwelierszaken. Als in, negen zaken op een rij. Ik overdrijf niet.

Wat mij verder opviel was niet alleen de enorme hoeveelheid winkels, maar ook het segment. Van Prada, Gucci en Vuitton tot Furla, Michael Kors en Burberry. En dan lekker met zandvoeten en op je slippers naar binnen.
Eric vergeleek Aruba meer dan eens met Florida en ook ik moest na een paar dagen toegeven dat Aruba op het eerste gezicht weinig vergelijkbaar is met Bonaire of Curaçao. Maar, als je dan vervolgens het binnenland inrijdt met je huurauto is het toch weer een feest der herkenning. De cactussen, de kleuren en geuren, de zenuwachtige geitjes, de huizen met de propvolle veranda’s die feitelijk gewoon als woonkamer gebruikt worden, de houten indiaantjes boven de voordeuren waarmee mensen hun Indiaanse roots tonen, het gezellige Papiaments op straat, de snèks. Vooruit, we zijn echt op de Antillen!

10407209_893103710752514_2665541796887140303_n

Reis
Maar goed, onze reis. Aruba klinkt dan lekker dichtbij, het is een klere-eind weg. Een kleine tien uur vliegen vanaf Schiphol, met meestal een tussenstop op Curaçao. Wij vlogen met Arke Fly, en wel met de Dreamliner. We hadden voor comfort-class gekozen, omdat Eric prijs stelt op net wat meer beenruimte. Dat heb je – de eerlijkheid gebiedt te zeggen – ook wel echt nodig als man van 1.83 meter. €25,- duurder voor acht cm extra: it’s worth it! Prima vlucht. Arke houdt de prijzen relatief laag, maar dit betekent wel dat je overal extra voor moet betalen. Voor het meenemen van je bagage, de mogelijkheid om in te checken, je entertainment systeem en je eten en drinken – op een kleine maaltijd met een glaasje water (?!) na. Dan krijg je wel een hele leuke lichtshow aan boord, als je daar op zit te wachten. Qua luchtvochtigheid schijnt het allemaal echt heel innovatief te zijn, maar ik stapte alsnog gaar uit het toestel. Terug vlogen we trouwens Star-class, een soort business class maar een stuk betaalbaarder dan bij de KLM. Uiteraard is dan wel alles inclusief.
Mwa. Volgende keer toch weer KLM. Nostalgie… Ik houd gewoon heel erg van KLM! :-)

Verblijf
Wij verbleven in een Ocean Suite van het Renaissance Resort. Het Renaissance bestaat uit twee delen: de Ocean Suits bevinden zich in het resort gedeelte van het hotel. De kamers hebben een apart slaapvertrek en een balkon met – in ons geval – uitzicht op zee. Heerlijk wakker worden! Beneden liggen twee zwembaden, een lagoon en tal van restaurantjes en winkeltjes. Uiteraard ook een Subway en een Starbucks, wat erg fijn is als je net als ik verslaafd bent aan caramel macchiato’s.
Als je de straat oversteekt kom je in het Marina-gedeelte. Dit hotel is alleen toegankelijk voor volwassenen en de hele ambiance is wat hipper en meer urban. Kleinere kamers zonder balkon, maar wel een ge-wel-dige cocktailbar (Blue), een te gek zwembad met uitzicht op Oranjestad en dat hele sjieke high-end winkelcentrum waar ik net over vertelde op de begane grond. Wij waren erg tevreden met onze Ocean Suite, maar ’s avonds zaten we toch graag aan de Mojito’s aan het zwembad. ;-)

10942324_893103577419194_2438943545424004012_n

Het Renaissance ligt echter niet aan het strand, maar dat deert niet. Het hotel heeft namelijk een privé-eilandje en iedere pakweg zeven minuten vaart er vanaf beide hotellocaties een bootje in vijf minuten naartoe. Het eiland is een heerlijke plek om een middag te vertoeven. Parelwit zand, een heerlijke zee, roze flamingo’s die gezellig tussen de bedjes rondstruinen en pelikanen in de bomen, what else do you need? En ondertussen loopt er personeel rond die af en toe komt vragen of je iets wilt bestellen. Wij zijn een aantal keer op dit eiland geweest. Alleen het boottochtje ernaartoe is al de moeite waard!

Vervoer
Wat waren wij blij met ons huurautootje. Het is echt de moeite waard om een auto te huren en het eiland te verkennen. Laat je vooral niet verleiden om de hele dag in je resort te hangen omdat de zee zo fijn is en daar nu eenmaal de tap vloeit. Eén keer kregen we pech, toen we op zoek waren naar Charlie’s bar (daarover later meer) in San Nicolas en de auto parkeerden voor een Chinese supermarkt om even de kaart te lezen. Na wat geklooi en gebel stond de wegenwacht drie kwartier later voor onze neus om de batterij te fixen (of, nou ja… wat ze ook precies gedaan hebben. We konden in ieder geval weer even rijden en de dag erna kregen we een vervangende auto van Hertz). Als je echt de diepe krochten van het Nationaal Park in wilt heb je een 4×4 nodig, maar in principe voldoet een normale huurauto prima.

10945504_893103597419192_8431251288133985093_n

Stranden
Over het prive-eiland heb ik al één en ander verteld. Dit eiland is alleen toegankelijk voor hotelgasten, maar gelukkig zijn er nog tal van andere stranden. Mijn favoriet was bountystrand Eagle Beach! Dit is een vrij lang strand, maar ons favoriete stuk lag precies voor het Manchebo Beach Resort. Toen we dat resort uitliepen richting zee raakte ik echt betoverd door het prachtige uitzicht. Hier nog geen drukte en hoogbouw, wel rust en één van de mooiste plekjes van het eiland. Ken je dat heerlijke en vrije gevoel van een uitgestrekt strand, de koelte van de blauwe zee, pelikanen die om je heen duiken op zoek naar de sappigste visjes? Nou, dat dus.
Helaas kun je nergens op de stranden gebruik maken van de ligbedden, omdat die bijna allemaal toebehoren aan hotels. Eigen handdoekje meenemen dus.

Palm Beach is het bekendste, meest populaire en daarmee ook verreweg het drukste strand van Aruba. Toch voelt het eigenlijk nergens te druk. Op het strand kun je tal van (water)activiteiten boeken, maar ook hier geldt: nergens is men opdringerig. De eindeloze rij resorts (letterlijk van het RIU tot het Ritz) scheidt het strand van de boulevard aan de andere kant. Overdag vind je het vertier aan het strand en in en op het water, ’s avonds verplaatst de hele meute zich naar de boulevard om te eten, te drinken en te winkelen. Hier vind je ook de typische Amerikaanse winkelcentra, met water- en lichtshows in de fonteinen, Victoria’s Secret (YES!) en dansles op het pleintje. Disneyland, noemen de locals deze regio van het eiland.
Eén van de weinige plekken op Palm Beach die niet aan een resort gekoppeld is, is Moomba, een bar waar je kunt eten en drinken, een strandbedje mag gebruiken en waar op vrijdag en zondagavond een bandje speelt. Moomba werd onze vaste stek op Aruba! Volgens mij hebben we er wel vijf keer gegeten…

Een ander mooi strand is Baby Beach. Dit strand dankt de naam aan het ondiepe water. Kindvriendelijk dus. Je hebt rechts uitzicht op de raffinaderij, maar als je gewoon niet die kant opkijkt is ook dit een fraai stukje Cariben! En ach, het hoort er ook gewoon bij, hoewel de raffinaderij inmiddels al twee jaar stilligt.

Uit eten!
Eten! Wij houden van eten. Van lekker eten, van gezellig tafelen, van een glaasje (of een flesje) wijn, van goede gesprekken en heerlijk natafelen. Laat Aruba zich daar nu fantastisch voor lenen! Wat een culinair genoegen! Het zou te ver gaan om hier alle restaurants te bespreken waar wij geweest zijn, aangezien we moesten ontbijten/lunchen en dineren, maar ik noem een paar van onze favorieten:
Flying Fishbone. Met stip op één. Romantisch en culinair hoogwaardig dineren in een informele ambiance met je voeten in het zand, óf in het water. Er is een soort nisje in het water gecreëerd zodat je niet bij de eerste de beste golf met tafel en al omver wordt geslagen en de garnalen in je schoot drijven. Altijd fijn. Leuke bediening, goed eten (vis en vlees, grote – Amerikaanse – porties!) en een geweldige Sancerre. Nadat we hier voor het eerst gegeten hadden, hebben we gelijk een tafel geboekt om onze laatste avond goed af te sluiten. Die laatste avond zat Eric echt met de voetjes in het water. Het was even schrikken toen er ineens een slang voorbij kwam zwemmen, maar de bediening stelde de geschrokken gasten gerust: “It’s okay, that’s just Susy, she comes her every night.” Oke dan, hallo Susy…
Bij restaurant Barefoot eet je ook met je voeten in het zand. Hier kun je ook lekker eten, maar Fishbone bleef onze favoriet!

Dan is er nog West Deck. Een soort geheim van Aruba, maar dan één die inmiddels door iedereen ontdekt is. West Deck wordt gerund door locals en staat niet in de toeristenboekjes. Desondanks zit het er iedere avond stampvol, want het is hier LEUK! Het restaurant zit aan een steiger en wordt ’s avonds verlicht door allemaal lampionnetjes. Heel gezellig. Door het hele restaurant hangen bordjes met teksten, bijvoorbeeld if you’re not barefoot, then you’re overdressed. Je eet hier allemaal kleine gerechtjes en op de kaart staan veel Arubaanse gerechten, zoals kokos garnalen, funchi en gefrituurde vis gemarineerd in het lokale (Balashi) bier. Allemaal even lekker, heerlijk zitten en heel goed betaalbaar!

En vooruit, hij moet genoemd worden: Casa Tua. Volgens mij is het een keten, want ik heb twee filialen gezien. Toen we net uit het vliegtuig rolden en moe en hongerig op zoek gingen naar een snelle hap, kwamen we hier terecht. Ook onze allerlaatste lunch op het eiland nuttigden we hier, weliswaar binnen in de airco omdat we onze reiskleding al aan hadden en een lange spijkerbroek is echt niet te doen op Aruba. Volgens Eric serveren ze hier de beste pizza die hij in lange tijd gegeten heeft. Casa Tua zat in ons resort en iedere ochtend, nog voor de eerste ontbijtgasten arriveerden, zagen we de chef al in de weer met het pizzadeeg. Passie en liefde voor je vak, noemen ze dat. En dat proef je!
Andere toppers: L.G. Smith’s Steak & Chop House, Amore Mio Pizzeria en familierestaurant Papiamento (schijnt, wij zijn er helaas niet geweest omdat het restaurant helemaal vol zat toen we kwamen – echt reserveren dus!)

Activiteiten
Vooruit, tussen de maaltijden door moet er natuurlijk ook wat ondernomen worden. Anders tikken die vakantiekilo’s er wel heel snel aan.
Arikok is het nationaal park van Aruba. Elk Antilliaans eiland heeft wel zo’n park. Arikok neemt een kleine twintig procent van Aruba in beslag en is beschermd natuurgebied. En dat is maar goed ook. Er wordt namelijk nog steeds gebouwd op Aruba en er zijn concrete plannen om een groot resort bij Baby Beach te bouwen, nu nog één van de weinige ongerepte stukjes van het eiland. Jammer! In Arikok vind je de flora en founa van het eiland, een aantal prachtige baaien en grotten met rotsrekeningen van indianen. Wij zijn er met de auto doorheen gereden. Minder mooi als Washington Slagbaai op Bonaire (oeps, doe ik het weer!) maar zeer de moeite waard!

(Wat zit Eric nu te doen met zijn voeten in dat water?! Er zwommen van die knabbelvisjes, ook wel bekend als pedivisjes, in het water. Je weet wel, visjes die dode huidcellen eten. Brr…)

Ook de Vlindertuin (The Butterfly Farm) is een bezoekje waard. De Canadese initiatiefnemer houdt in deze tropische tuin tal van vlinders. Vlindersoorten van over de hele wereld zijn hier te vinden. Het is sowieso een erg mooie tuin om doorheen te wandelen, maar leuker is een rondleiding waarbij je informatie krijgt over het proces van bevruchting tot ontpopping. Als je op tijd bent kunt je zelfs een ontpopping aanschouwen. Dit laatste hebben wij helaas niet kunnen zien (lees: VROEG!), maar het was wel leuk om wat meer te weten te komen over deze beestjes.
Tipje: als je jezelf de vorige avond vol met deet hebt gespoten tegen de muggen, was dat er even af dan…

Charlie’s bar! Zoals ze op Aruba zeggen, een ‘begrip in de Cariben’, misschien wel in de wereld. Charlie’s bar bestaat 77 jaar en was ooit een duikersbar. Later werd het het onderkomen voor personeel van de nabijgelegen raffinaderij, tot het uiteindelijk werd wat het nu is: een beroemde bar. ;-) De hele zaak hangt vol snuisterijen uit alle hoeken van de wereld en menig (internationaal) bekendheid is hier al langs geweest: van Marco van Basten en Rijk de Gooier tot André van Duin en Maxima. En Geert Wilders. Foto’s aan de muren en onder de glasplaten op de tafels vormen het bewijs. Ontzettend leuk bezoekje, heerlijke biertjes!

Zeilen en snorkelen hoort er op Aruba natuurlijk gewoon bij. Wij boekten een vijf uur durende trip met de Tranquilo die ons helemaal naar de Spanish Lagoon bracht. Alle drankjes aan boord waren inbegrepen, ook de rum punch, en als lunch kregen we heerlijke erwtensoep (?). Hondje Buster kregen we op de koop toe. Deze Jack Russel vaart al zes jaar lang met baasje de kapitein mee en krijgt, zodra de zeilen gehesen worden, ook gewoon een reddingsvestje aan. Buster had meer aandacht voor de vissen in het water dan voor ons, maar vaak lag hij ook gewoon lekker te slapen in zijn vaste hoekje.
Bij de lagoon kregen we onze snorkelset en mochten we eindelijk het water in. Ik vind zwemmen en snorkelen altijd leuk, al was de onderwaterwereld toch een stuk minder kleurrijk en indrukwekkend als op Bonaire (ik word nu echt vervelend he?). Maar Bonaire heet dan ook niet voor niets Diver’s Paradise!

Fort Zeezout, een klein museum in Oranjestad, zat letterlijk om de hoek van ons hotel. Leuk om even binnen te wippen en wat meer te weten te komen over de geschiedenis van Aruba.
En natuurlijk zijn er tal van andere dingen te doen (maar wij waren ook erg druk met strandhangen en het uitproberen van alle restaurantjes, he?). Zo is er een Donkey Sanctuary, een vogelreservaat en meer dan genoeg mooie natuur om te bekijken. De Natural Bridge is in 2005 ingestort en sindsdien pronkt het eiland met de ruines of the natural bridge. Ook leuk is een tochtje naar het lighthouse en het kapelletje Alto Vista.

Uitgaan
Tja. Voorafgaand aan mijn bezoek aan Aruba had ik gehoopt, misschien wel gerekend, op zwoele zomeravonden, dansen met mijn lief op blote voeten in het rulle zand op de klanken van opzwepende Merengue en Bachata. Socializing with the locals. Maar daar lijkt Aruba het eiland niet voor te zijn, of misschien moet je daarvoor zodanig ingewijd worden dat je de weg weet naar de kleine Chinese barretjes waar de ‘echte’ Arubanen de heupen los gooien en zich te buiten gaan aan Polar. De meeste barretjes en restaurants zetten liever de Amerikaanse sportkanalen aan, met als resultaat geen muziek maar wel een hoop schreeuwende Amerikanen die hun favoriete club aanmoedigen. Wij hadden al onze hoop gevestigd op Moomba waar vrijdag en zondag livemuziek geprogrammeerd wordt. Het was even een desillusie toen deze bandjes alleen maar Sting, Pink Floyd en Eric Clapton bleken te spelen. Niet dat we helemaal niet gedanst hebben hoor. Eén keer is het gelukt, bij een Nederlandse kroeg nota bene. Maar het typische Caribische vertier hebben wij niet gevonden. Meestal dronken we ’s avonds cocktails in de bar van het Marina – uiteraard helemaal niet verkeerd.

Toch kon ik me soms niet aan het gevoel onttrekken dat Aruba haar ziel verkocht heeft aan het Amerikaans toerisme. Voor veel Bonaireanen is Aruba het schrikbeeld – ‘zó moet Bonaire vooral niet worden!’, zeggen ze daar –, hoewel ze daar weinig te vrezen hebben dankzij het ontbreken van zandstranden. Het stemde me soms verdrietig, te zien hoe het eiland zich inzet om het de Amerikaanse toeristen zo prettig mogelijk te maken. Anderzijds realiseer ik me ook dat Aruba het meest welvarende land is in de Cariben, met nauwelijks werkloosheid en het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking. Juist dankzij het toerisme eet iedereen op het eiland een goede boterham. De mensen lijken gelukkig, zijn innemend, vrolijk en aller- allervriendelijkst. De kreet One Happy Island gaat echt op. Misschien ben ik er ook wel te kort geweest om er echt over te kunnen meepraten. Misschien heb ik een erg romantisch beeld van het ‘echte’ Caribische leven en vind ik het gewoon een naar idee dat zoiets verloren gaat.

10934073_893103644085854_5997321460249699039_n

Het eiland nemen zoals het is, namen we ons voor, en genieten van wat Aruba te bieden heeft. En dat is gelukt! We hebben een heerlijke vakantie gehad, vol van zon, zee, strand, heerlijk (!) eten en fijne (!!) cocktails. Dus mocht je er naar toe gaan, je zult je ongetwijfeld meer dan prima vermaken. En mijn ABC is eindelijk compleet!

10929015_893104344085784_146094845456013305_n

De troonswisseling op Bonaire

IMG_3005Kralendijk/Rincon – Het is de nacht voor de troonswisseling, 02.30 uur, en het normaal zo rustige dorpje Rincon is in rep en roer voor het lokale feest Dia di Rincon dat de volgende ochtend uitbreekt. Er wordt de laatste hand gelegd aan de opbouw van de standjes en op verschillende plekken wordt gedanst en gezongen. De snèks hebben het geitenvlees en de leguanensoep al klaarstaan en verspreiden heerlijke geuren. In het buurtcentrum van Rincon hangt een groot scherm waarop de troonswisseling live te zien is.

Mensen druppelen langzaam binnen, een aantal Nederlanders, maar voornamelijk Bonairianen. De ouderen hebben een stoeltje weten te bemachtigen en zitten op een rustig plekje achterin. Veel mensen hangen aan statafels, lopen wat rond of zitten in de laadbak van hun pick-up. De organisatie deelt oranje kroontjes uit die dankbaar in gebruik worden genomen.

Op het grote scherm draait de voorbeschouwing van de abdicatie. Om 03.00 uur opent de Curaçaose band Komper de bijeenkomst en al bij de eerste klanken zwieren de aanwezigen de dansvloer op. Als de band het lied Remailo inzet, het bekende oogstlied en symbool voor Dia di Rincon, is het feest compleet.

Waarnemend gezaghebber Silvana Janga-Serfilia van Bonaire bedankt Koningin Beatrix in haar toespraak, net voor aanvang van de abdicatie. “De Koningin heeft Bonaire altijd een zeer warm hart toegedragen”. Instemmend geknik. Veel ouderen kijken met plezier terug op het zingen van de jaarlijkse aubade op Koninginnedag en hebben persoonlijke herinneringen aan bezoeken van de Koninklijke familie aan Bonaire. “Als kleine jongen mocht ik een keer koffie voor de koningin inschenken”, blikt een man terug. “Dat was een hele, hele grote eer voor mij.”

Jong en oud bevindt zich in het buurthuis. De jeugd uit nieuwsgierig, de ouderen uit respect voor het koningshuis en uit nostalgie. Velen van hen hebben de vorige troonswisseling nog meegemaakt. “Koningin Juliana, dat was echt mijn koningin”, zegt één van de dames terwijl ze de koffie aanpakt die iemand haar aanreikt. Toch hebben ook zij vertrouwen in de nieuwe koning. Beatrix heeft haar tijd gehad en mag het stokje overdragen naar haar zoon.

“Ssssht!”, wordt er geroepen wanneer er te hard gepraat of gelachen wordt. Twee oudere dames gebaren wild naar de jongen die hen zojuist het zicht op het scherm heeft ontnomen. Geschrokken doet hij een stapje opzij. Tijdens de abdicatie is het stil. Iedereen kijkt en luistert vol aandacht. “Dit maak je maar een paar keer in je leven mee”, denkt Shurandy. Wanneer Beatrix, Willem-Alexander en Máxima het Koninklijk Paleis betreden wordt er door de toeschouwers geapplaudisseerd. Ook wanneer de handtekeningen gezet worden en het Wilhelmus ingezet wordt, volgt een bescheiden applaus. De balkonscène waarin de Koninklijke familie naar het volk zwaait maakt meer indruk. Veel mensen maken foto’s van het grote scherm. Een historisch moment.

Ellen, overgekomen uit Curaçao om Dia di Rincon te vieren, heeft genoten van de troonswisseling. “Ik vond het heel mooi gedaan, prachtig”.  Ze moet wel wennen aan het idee van een koning. “Wat moet ik nu zingen? Oranje boven, leve de Koning..?”, lacht ze.

Alwin, Oranjefan en tevens verantwoordelijk voor het grote scherm, noemt het een eer om de troonswisseling op deze manier mee te maken. “Dit is de eerste troonswisseling die Bonaire op deze manier live mee kan maken, echt kan beleven”, zegt hij, wijzend op het grote scherm. Hij vindt het wel jammer dat de opkomst niet groter is. ‘Iedereen zou moeten kijken’, vindt hij. “Waar zijn de gedeputeerden, de politici? Het maakt niet uit of je voor of tegen Nederland bent, we zijn deel van het Koninkrijk en je moet hier zitten, uit fatsoen, uit respect!”.

Terwijl de mensen het buurtcentrum verlaten, staat Miriam nog naar het scherm te kijken. Ze is emotioneler dan ze had gedacht. “Ik vond het een heel goede koningin. Ik wens de nieuwe koning heel erg veel geluk en wijsheid. En natuurlijk Gods zegen”.

Terwijl op het Brionplein in Curaçao een enorm koor om 13.30 uur, parallel met Nederland, het koningslied zingt, viert Bonaire Dia di Rincon. Hier en daar een oranje shirt of decoratie, maar vooral de Rinconese folklore. Na de balkonscène krijgt oranje weinig aandacht meer. Het Koningslied zal via de radio op Bonaire ten gehore gebracht worden. De vraag is, voor wie? De rest van de dag barst het hier uit zijn voegen van het feestgedruis. De hoofdstad Kralendijk is uitgestorven. Bonaire heeft een nieuwe koning en daar zijn de mensen blij mee. Maar vandaag is de dag van Rincon.

Dit artikel is gebruikt in het Algemeen Dagblad van 1 mei 2013: Afbeelding