Voor de tweede keer loop ik de lange gang door. Maar dat is alleen maar omdat ik de eerste keer niet kon geloven dat het hier was. “Echt hoor”, verzekerde het meisje van de koffie me. “Voorbij de klapdeuren, bochtje om, aan je rechterhand.”
Nu pas zie ik het bordje. En de bel. Ik hoor een vaag gerinkel aan de andere kant van de rode deur en even later verschijnt een oudere man in de deuropening. Hij heeft zijn laatste grijze haren strak achterover gekamd. Zijn geblokte overhemd is keurig gestreken en zijn ogen staan een beetje schalks. Alsof hij net iets heel stiekems aan het doen was. Ik mag ‘m meteen.
“Buenos días. Ik kom een toeristenvisum halen.”
Meneer Consulaat houdt de deur uitnodigend voor me open.
Eenmaal binnen waan ik me in een kleine huiskamer. En gaat mijn antropologisch hart sneller kloppen. Met de doorleefde zwartleren bankstellen en een houten salontafeltje is een zithoek gecreëerd. Aan de muren hangen vergeelde posters van het beloofde en zonnige vakantieland. Zitten Josje en ik straks ook zo te gieren van het lachen in onze oldtimer terwijl we door Havana cruisen? Op verschillende plekken hangen landkaarten en staan kleine oldtimers uitgestald. Op de balie prijkt een hangplant en de tv speelt een Spaanstalig programma waar niemand naar lijkt te kijken.
Meneer Consulaat gebiedt me plaats te nemen aan de grote tafel en het formulier in te vullen dat hij me aanreikt. Ik ben meteen wakker. Laat je niet misleiden door de gemoedelijke sfeer en die gezellige hangplant; ik ga hier een bureaucratisch formulier invullen. Met militaire preciezie en in niet mis te verstane blokletters zet ik mijn gegevens op papier. Met een knikje wenk ik meneer Consulaat na een paar minuten dat ik klaar ben. Met mijn paspoort en formulier verdwijnt hij achter de wandscheiding. Ik zie zijn silhouet driftig krassen en stempels zetten.
Om de tijd te doden pak ik mijn telefoon er even bij. Ik bekijk mijn e-ticket nog eens goed. Shit! Ik heb zojuist ingevuld dat ik 2 januari op Havana aankom. Het blijkt echter net ná middernacht te zijn. Zul je net zien, word ik straks opgepakt voor visumfraude door meneer Douane. “Waar hield u zich gisteren op?” “Eh…” Geef daar maar eens antwoord op. Ergens boven de Atlantische Oceaan vermoedelijk. Word ik gelijk zo’n communistische bajes ingesodemieterd en zes weken later met een torenhoge boete, waar Eric en ik de rest van ons leven krom voor liggen, uitgezet. Josje alleen op reis; ik wekenlang tussen de ratten en de rest van mijn leven aan het brood met pindakaas.
Ik besluit dit drama te voorkomen en klop voorzichtig op de wandscheiding. Meneer Consulaat kijkt verstoord op.
“I’ll arrive at Havana the 3th, not the 2th”, zeg ik.
Hij kijkt me niet begrijpend aan, dus ik wijs op het display van mijn telefoon. Nu turen we samen en ineens begrijpt meneer Consulaat dat hij naar mijn e-ticket aan het kijken is. Met een grote schaterlach geeft hij me een klap op mijn schouder.
“Sit”, zegt hij.
Ik ga maar weer zitten.
Ik kijk nog maar wat in het rond. De tafel ligt bezaaid met flyers voor Cubaanse feesten, salsalessen en spoedcursussen Spaans. Het mag dan het consulaat van een louter communistisch land zijn; hier in Rotterdam wordt gewoon zaken gedaan.
Naast me zit een Nederlandse man die wil weten of zijn reisgenoten ook een visum nodig hebben. Zijn Engels is gebrekkig; hij formuleert zijn wanhopige vragen als stellige mededelingen die de dame van het consulaat telkens op het verkeerde been zetten.
“My friends don’t need visum?”, blaft-ie. Het is een vraag.
“No visum?”
“Yes? No visum? Sure?”
“Eh…?”
“So ok, they need visum.” Weer een vraag.
Ik krijg er bijna hoofdpijn van.
Goddank komt er even later een prachtige Cubaanse binnen die perfect Nederlands spreekt en de twee uit hun lijden verlost.
“Señora!”
Of ik alles even wil checken, je weet maar nooit. 22 euro moet ik afrekenen.
“Can I pay with card.”
Weer die lach. Nee natuurlijk niet, maar beneden kan ik pinnen. Zonder er verder woorden aan vuil te maken bergt meneer Consulaat mijn paspoort in een laatje.
Tien minuten later kom ik weer terug. Weer door die lange verlate gang in dat doodse Groothandelsgebouw op de mooiste kantoorlocatie van Rotterdam. Dat snap ik nou niet he, dat ze dát nou niet gaan pimpen, a la De Rotterdam. Maar dat is een andere discussie. Ik krijg mijn paspoort, een visum en een betalingsbewijs vol stempels terug. Normaliter zou je een stempel in je paspoort krijgen, maar met een Cubaanse stempel in je paspoort kom je Amerika wellicht niet in. Dat zou knap lullig zijn, want in het voorjaar willen mijn lief en ik weer naar Florida.
Maar eerst Cuba. En vandaag heb ik alvast een beetje mogen proeven. Cuba, here I come!