Naar het consulaat!

image1.JPG

Voor de tweede keer loop ik de lange gang door. Maar dat is alleen maar omdat ik de eerste keer niet kon geloven dat het hier was. “Echt hoor”, verzekerde het meisje van de koffie me. “Voorbij de klapdeuren, bochtje om, aan je rechterhand.”
Nu pas zie ik het bordje. En de bel. Ik hoor een vaag gerinkel aan de andere kant van de rode deur en even later verschijnt een oudere man in de deuropening. Hij heeft zijn laatste grijze haren strak achterover gekamd. Zijn geblokte overhemd is keurig gestreken en zijn ogen staan een beetje schalks. Alsof hij net iets heel stiekems aan het doen was. Ik mag ‘m meteen.

“Buenos días. Ik kom een toeristenvisum halen.”
Meneer Consulaat houdt de deur uitnodigend voor me open.

Eenmaal binnen waan ik me in een kleine huiskamer. En gaat mijn antropologisch hart sneller kloppen. Met de doorleefde zwartleren bankstellen en een houten salontafeltje is een zithoek gecreëerd. Aan de muren hangen vergeelde posters van het beloofde en zonnige vakantieland. Zitten Josje en ik straks ook zo te gieren van het lachen in onze oldtimer terwijl we door Havana cruisen? Op verschillende plekken hangen landkaarten en staan kleine oldtimers uitgestald. Op de balie prijkt een hangplant en de tv speelt een Spaanstalig programma waar niemand naar lijkt te kijken.

Meneer Consulaat gebiedt me plaats te nemen aan de grote tafel en het formulier in te vullen dat hij me aanreikt. Ik ben meteen wakker. Laat je niet misleiden door de gemoedelijke sfeer en die gezellige hangplant; ik ga hier een bureaucratisch formulier invullen. Met militaire preciezie en in niet mis te verstane blokletters zet ik mijn gegevens op papier. Met een knikje wenk ik meneer Consulaat na een paar minuten dat ik klaar ben. Met mijn paspoort en formulier verdwijnt hij achter de wandscheiding. Ik zie zijn silhouet driftig krassen en stempels zetten.

Om de tijd te doden pak ik mijn telefoon er even bij. Ik bekijk mijn e-ticket nog eens goed. Shit! Ik heb zojuist ingevuld dat ik 2 januari op Havana aankom. Het blijkt echter net ná middernacht te zijn. Zul je net zien, word ik straks opgepakt voor visumfraude door meneer Douane. “Waar hield u zich gisteren op?” “Eh…” Geef daar maar eens antwoord op. Ergens boven de Atlantische Oceaan vermoedelijk. Word ik gelijk zo’n communistische bajes ingesodemieterd en zes weken later met een torenhoge boete, waar Eric en ik de rest van ons leven krom voor liggen, uitgezet. Josje alleen op reis; ik wekenlang tussen de ratten en de rest van mijn leven aan het brood met pindakaas.

Ik besluit dit drama te voorkomen en klop voorzichtig op de wandscheiding. Meneer Consulaat kijkt verstoord op.
“I’ll arrive at Havana the 3th, not the 2th”, zeg ik.
Hij kijkt me niet begrijpend aan, dus ik wijs op het display van mijn telefoon. Nu turen we samen en ineens begrijpt meneer Consulaat dat hij naar mijn e-ticket aan het kijken is. Met een grote schaterlach geeft hij me een klap op mijn schouder.
“Sit”, zegt hij.
Ik ga maar weer zitten.

Ik kijk nog maar wat in het rond. De tafel ligt bezaaid met flyers voor Cubaanse feesten, salsalessen en spoedcursussen Spaans. Het mag dan het consulaat van een louter communistisch land zijn; hier in Rotterdam wordt gewoon zaken gedaan.

Naast me zit een Nederlandse man die wil weten of zijn reisgenoten ook een visum nodig hebben. Zijn Engels is gebrekkig; hij formuleert zijn wanhopige vragen als stellige mededelingen die de dame van het consulaat telkens op het verkeerde been zetten.
“My friends don’t need visum?”, blaft-ie. Het is een vraag.
“No visum?”
“Yes? No visum? Sure?”
“Eh…?”
“So ok, they need visum.” Weer een vraag.
Ik krijg er bijna hoofdpijn van.
Goddank komt er even later een prachtige Cubaanse binnen die perfect Nederlands spreekt en de twee uit hun lijden verlost.

“Señora!”
Of ik alles even wil checken, je weet maar nooit. 22 euro moet ik afrekenen.
“Can I pay with card.”
Weer die lach. Nee natuurlijk niet, maar beneden kan ik pinnen. Zonder er verder woorden aan vuil te maken bergt meneer Consulaat mijn paspoort in een laatje.

Tien minuten later kom ik weer terug. Weer door die lange verlate gang in dat doodse Groothandelsgebouw op de mooiste kantoorlocatie van Rotterdam. Dat snap ik nou niet he, dat ze dát nou niet gaan pimpen, a la De Rotterdam. Maar dat is een andere discussie. Ik krijg mijn paspoort, een visum en een betalingsbewijs vol stempels terug. Normaliter zou je een stempel in je paspoort krijgen, maar met een Cubaanse stempel in je paspoort kom je Amerika wellicht niet in. Dat zou knap lullig zijn, want in het voorjaar willen mijn lief en ik weer naar Florida.

Maar eerst Cuba. En vandaag heb ik alvast een beetje mogen proeven. Cuba, here I come!

Schrijfsels van toen: Na Down Under

Het is best leuk om af en toe oude blogs van jezelf terug te lezen. Niet alleen om te weten hoe het toen was, maar ook om te beseffen waar je nu bent. In de rubriek ‘schrijfsels van toen’: 2008, een jaar na mijn terugkeer uit Australië/Nieuw-Zeeland.
***

IMG_13728 mei 2008
(…) Ik had ineens drie verschillende levens die maar moeizaam met elkaar te verbinden waren en waarvan ik er geen één leek te leven: een leven vóór Australië, een leven op weg en een leven ná Australië. Het duurde even om alles in zijn geheel weer een plek te geven. Om mezelf een plek terug te geven. (…)

***

15 juli 2008
Terugdenkend aan vakanties van vroeger realiseer ik me hoeveel ik vergeten ben. Dat vergeten begint met de namen. De naam van het plaatselijke treinstation, namen van dorpen, straten en bezienswaardigheden. Je vergeet de naam van de camping waar je stond, evenals de namen van de lokale pubs en plaatselijke lekkernijen. Daarom zijn plakboeken zo’n uitkomst, maar zelfs dan moet je soms je hersenen kraken om je dat leuke kustplaatsje ook daadwerkelijk voor de geest te kunnen halen. Dat heeft alles te maken met het feit dat je die informatie in het dagelijks leven niet meer nodig hebt en het dus alleen maar kostbare hersencapaciteit inneemt.

Als ik nu mijn ogen sluit sta ik weer voor mijn hostel aan Kent Street en pak ik de trein van Town Hall naar Bondi Junction.

5 september 2006 stapte ik in het vliegtuig en vloog ik via Londen en Singapore helemaal naar Sydney. Het werd een reis van een jaar. 9 september 2007 zette ik weer voet op Nederlandse bodem. Bijzonder is in dit geval dat ik alles nog weet. Ik kan me de naam herinneren van elk willekeurig persoon waar ik kennis mee gemaakt heb, ik herinner me de namen en bijzonderheden van elk dorpje of stadje waar ik verbleef – dan wel doorheen reed, ik weet nog (oké, zo ongeveer) wat er op de informatiebordjes in de musea stond en ik weet nog precies in welk hostel ik waar zat en via welke route ik er moest komen. Maar bovenal zie ik het nog allemaal voor me. Als ik nu mijn ogen sluit sta ik weer voor mijn hostel aan Kent Street en pak ik de trein van Town Hall naar Bondi Junction. Ongelooflijk hoe snel tijd voorbij gaat. Als ik opnieuw mijn ogen sluit loop ik door de Woolworths op zoek naar het minimale aan boodschappen -want het werd immers toch gejat-, of ik zit achterin de bus met Icehouse – Great Southern Land uit de speakers en ik kijk uit over een rood landschap bestaande uit zand, rotsen en oneindigheid. Ik loop richting de mooiste waterval ter wereld. Ik slaap die nacht in een swag onder de sterrenhemel en ik hoor het gejank van wilde honden. Met Vicky en Gary struin ik door de foodcourt van een winkelcentrum ongeveer zes keer zo groot als Alexandrium I, II en III bij elkaar op zoek naar een bak nacho’s met guacamole. Ik heb het jaar Down Under geabsorbeerd.

Picture 105Weet je, ik realiseer me dat ik iets ongelooflijks heb meegemaakt. Een unieke ervaring, één die maar weinig mensen met me kunnen delen. Dat is iets waar je pas achter komt als je thuis bent en terug valt in dat leven dat hier als normaal en redelijk beschouwd wordt. Op reis kom je zoveel reizigers tegen. Je ontmoet ze in de bus, trein, in hostels en op het vliegveld. Je leert ze kennen tijdens tours, het werk of in bars tijdens Happy Hour. Hoe mooi mijn herinneringen ook zijn, het doet evengoed pijn om ze opnieuw te beleven. Het jaar reizen werd er één tjokvol ervaringen, uitersten en intensiteit, een jaar waarin ik absoluut het allerbeste uit mezelf heb weten te halen. Meer dan waar ik nu nog toe in staat ben en soms is het contrast met het hier en nu simpelweg te groot. Als ik toekomstig thuiskomers één tip mag geven wil ik zeggen dat ze best weken, maandenlang mogen niksen, en tobben en twijfelen over een volgende stap. Teruggaan naar je ‘oude leventje’ is riskant, want het kan lastig blijken om je nieuwe ik een plek te geven. Je bent verandert. Je hebt kanten van jezelf leren kennen welke je niet voor mogelijk hield en vaardigheden ontwikkelt waar je de wereld mee aan kunt. Denk dus even honderd keer na voordat je bij je oude werkgever solliciteert, want ze zijn niet blij met je als jij er na twee maanden achterkomt dat het toch maar niet is wat je voor ogen had.

Hoe mooi mijn herinneringen ook zijn, het doet evengoed pijn om ze opnieuw te beleven.

Wat maakte mijn reis nu zo intens? Wat heeft er nu voor gezorgd dat elke dag nog in mijn geheugen geprent staat alsof het gisteren was? Is dit het feit dat ik er alleen naar toe ben gegaan, compleet op mezelf aangewezen was en niemand in de buurt had om rekening mee te houden? Was het de omgeving, die fantastische andere kant van de wereld waar er door niemand verwachtingen aan me gesteld werden? Waren het de mensen, de mentaliteit, de vrijheid? Of de natuur? Was het een combinatie van al het genoemde?

Ik mis het enorm. Het reizen, het simpelweg gaan en staan en het ontdekken van nieuwe plaatsen, culturen en, bovenal, verhalen van mensen from all over the world. Aan de andere kant besef ik dat ik het helemaal niet hoef te missen, want dat het straks in september gewoon weer gaat beginnen. Ik ga de studie Culturele Antropologie volgen, waarbij ik minimaal één keer naar het buitenland moet en dag in dag uit bezig ben met mensen en culturen. (…)

***

(Laat het me weten als je meer ‘schrijfsels van toen’ wilt lezen. ;-))

Noorse wafels in de zeemanskerk

De Noorse Zeemanskerk viert volgend jaar haar 100-jarig jubileum. Waar de kerk in hoogtijdagen door zeventigduizend Noorse zeelieden per jaar werd bezocht, is het nu een ontmoetingsplek voor Noorse expats, studenten, vrachtwagenchauffeurs en Noren die zich in Rotterdam gevestigd hebben. Hoewel er nog wekelijks kerkdiensten worden gehouden en de scheepvaart een belangrijke rol speelt, is het vooral een plek waar we ons even in Noorwegen wanen.

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Geertje van Achterberg
(Verschenen op: Vers Beton)

800px-Rotterdam_noorse_zeemanskerk
Beeld: wikipedia

In de tijd dat ik nog vanuit zuid door de Maastunnel naar het centrum fietste, kwam ik er dagelijks langs: het kleurrijke houten dorpskerkje in het park bij de Euromast. Als duidelijk wordt dat het hier een Noorse Zeemanskerk betreft, roept dit beelden op van stoere, bebaarde Vikingen die aan lange houten tafels lachend de drinkhoorn heffen en elkaar stoere verhalen vertellen over hun avonturen op de wereldzeeën. Tijd dus om een kijkje te gaan nemen.

Trots
Vrijdagmiddag. Ik heb een afspraak met Ingrid Aelbers, secretaresse en ‘vraagbaak’ van de kerk. In de ruime keuken schenkt Ingrid twee mokken koffie in en we nemen plaats in de huiskamer. De zithoek bestaat uit rieten stoelen om een houten tafel, die bezaaid ligt met Noorse kranten. In de vitrinekast prijken kleurrijke schalen en prachtig houtsnijwerk. In de hoek een oude staande klok. Dominee Ole Andreas Holen en manager Dagfinn Skogøy zitten aan de houten eettafel te lunchen. Helemaal links in de ruimte bevindt zich het kerkgedeelte. Aan de andere kant van de huiskamer zijn de kantoren en een leeskamer gehuisvest.
“Volgend jaar hebben we twee jubilea, want ik woon dan precies twintig jaar in Nederland”, lacht Ingrid. Ze is getrouwd met een Nederlandse man en spreekt vloeiend Nederlands, Engels en Noors. “Veel werknemers van de kerk blijven niet langer dan vijf jaar in dienst. Ik zorg hier voor de continuïteit, maak nieuwe mensen wegwijs in Rotterdam.” Ingrid is trots op de kerk, die eigendom is van de Noorse zeemansmissie en sinds 1999 op de lijst van Rijksmonumenten staat.

Kroegen en bordelen
Vroeger was de kerk een ‘huis weg van thuis’ voor Noorse zeelieden die de Rotterdamse haven aandeden. Noren speelden altijd een prominente rol in de Rotterdamse scheepvaart. In 1880 vestigden Noorse predikanten zich in Rotterdam om zich te ontfermen over de Noorse zeelieden, die vaak jarenlang van huis waren en lange tijd aan wal bleven. Zij waren veelal vaste klanten in de kroegen en bordelen rond het havenkwartier. Armoede en eenzaamheid lagen op de loer. In de zeemanskerk konden zeelieden hun post ophalen, brieven versturen, telefoneren en kranten lezen. Ze konden hun geld in bewaring geven om te voorkomen dat ze alles uit zouden geven. Natuurlijk werden er kerkdiensten georganiseerd en kon er gesproken worden met een predikant.

Andere tijden
Naarmate het havengebied groeide werd het verblijf aan wal korter. Vandaag de dag zijn Noorse zeelieden een zeldzaamheid. Hoewel er jaarlijks nog duizenden Noorse vaartuigen de Rotterdamse haven aandoen, zijn vaak alleen de kapitein en een enkele matroos Noors. De rest van de crew komt van de Filippijnen of andere landen waar men goedkope arbeid haalt. Schepen meren niet langer aan in Katendrecht of de Coolhaven, maar verblijven in de afgelegen Europoort.

De zeelieden komen niet meer naar de kerk, dus gaat de kerk naar de zeelieden. Ingrid: “Wij kijken welke schepen zijn aangemeerd en onderzoeken of er Noren aan boord zijn. Zo ja, dan gaan we op bezoek. We maken een praatje en nemen kranten en wafels mee. De mensen vinden zo’n nieuw gezicht vaak hartstikke leuk. Je zit op een boot toch steeds met dezelfde mensen opgescheept. Letterlijk!” De kerk komt nadrukkelijk niet om te evangeliseren. “Wij zijn te gast en luisteren naar de wensen van degene die we bezoeken. Vaak vinden ze het gewoon al fijn om even Noors te kunnen praten.”

Noorse kolonie in Rotterdam
Onderwijl zit een ouder echtpaar in de huiskamer de krant te lezen. Het is een gemoedelijk tafereel. Het paar bivakkeert ’s winters in Spijkenisse, maar ’s zomers gaan ze terug naar Noorwegen. “Mijn man moest naar Nederland voor werk in de haven en wij gingen mee”, vertelt de vrouw. “Dat was zeventien jaar geleden. Nu ben ik gewend – ik heb kleinkinderen hier. Maar in het begin had ik heimwee, zat hier hele dagen. Dit was mijn tweede thuis.”
Het aantal Noren in Rotterdam wordt door de kerk geschat op 250. Een deel hiervan vormt een harde kern. “Dat noemen wij hier de Noorse kolonie”, vertelt Ingrid. “Noren die hier al heel lang wonen, of getrouwd zijn (geweest) met een Noor en kinderen hebben.” Zij zijn de vaste gezichten in de kerk. De kerk wordt echter ook bezocht door expats, studenten, nieuwsgierige toeristen uit Noorwegen en soms door vrachtwagenchauffeurs. Ingrid: “Iedereen is welkom. Wij bieden een veilige, warme plek, echt een stukje Noorwegen in Rotterdam.” De kerk organiseert tal van sociale en culturele activiteiten. Van familiedagen tot een gezellige kerstmarkt en het gezamenlijk nuttigen van een traditionele Noorse maaltijd. Geïnteresseerden kunnen hier Noorse taallessen volgen.

Kaarsje voor de Noorse schepen
Zondagmorgen. Dominee Ole Andreas Holen draagt nu zijn witte gewaad. De schemerige ruimte wordt gekenmerkt door glas in lood en geschilderde Bijbelse figuren die vanaf het plafond neerkijken op de dertig kerkgangers. Aan onzichtbare draadjes hangen houten schepen. Er wordt gezongen en gelachen. Eén voor één worden de jongeren op de eerste rij, die eerder vanmorgen belijdeniscatechisatie hebben gevolgd, uitgenodigd om een kaarsje aan te steken. De eerste kaars brandt voor Nelson Mandela, de tweede voor Syrië en de derde voor alle Noorse schepen in de Rotterdamse haven. Een vrijwilligster dekt onderwijl de eettafel met schalen gebak, wafels met aardbeienjam en verse koffie voor na de dienst. Een bosje paarse tulpen verfraait de tafel.

Gemeenschap
“Steeds minder Noren gaan naar de kerk, maar doop en belijdenis is voor velen nog een vanzelfsprekendheid”, vertelt een jonge Noor als we aan de koffie zitten. “De diensten zijn ook laagdrempelig”, vult zijn moeder aan. “Kom je, dan is het goed. Kom je niet, ook goed.”

Samenzijn en gemeenschapsgevoel lijken voor velen dan ook belangrijker te zijn dan de kerkdienst zelf, blijkt uit gesprekken met de kerkgangers. De helft van de mensen die de Noorse Zeemanskerk bezoekt is niet gelovig, maar vindt het simpelweg fijn om bij elkaar te komen. De hartvormige wafels, het nostalgische Noorse interieur en de gebreide truien: het geeft een gevoel van thuis. Gezelligheid en saamhorigheid. Het is de vraag of een ‘gewoon’ Noors buurthuis dezelfde bindende kracht zou hebben als de zeemanskerk. Vermoedelijk niet. De Noren zijn trots op hun zeemanskerk in het park, die haar sporen in Rotterdam heeft verdiend. En die naam, die blijft gewoon lekker stoer!

Power Africa!

fotoDagelijks lees ik in de Volkskrant een artikel dat mijn antropologisch hart sneller doet kloppen. Mooie, doeltreffende en inspirerende artikelen over mondiale kwesties vanuit een lokaal perspectief bezien: daar houden wij Utrechtse antropologen van! Vanmorgen dus ook weer: “Afrika ontdekt de e-reader”.

De schoolkinderen in Ghana zijn zo blij met hun gekregen e-reader dat ze er bovenop gaan zitten: zo kan niemand hem afpakken. Nadat zestig procent van de computers kapot was (gebroken schermen) besloot men een verbeterde versie voor Afrika op de markt te brengen die tegen een stootje kan. De schade is nu nog maar drie procent. Dat noem ik leuk nieuws!

E-readers en tablets zijn de toekomst voor het onderwijs en de uitgeverijen in Afrika, stelt de auteur. Op scholen in Ghana en Nigeria wordt al flink geïnvesteerd en men verwacht hiermee miljoenen te kunnen besparen. Immers, een e-book kost vaak maar een euro en dit betekent dus meer lezen voor minder geld. Echter hebben computers stroom nodig om hun werk te kunnen doen en hier wringt de schoen. Afrika heeft nu juist problemen met de stroomvoorziening en veel dorpen zijn aangewezen op batterijen. Tijdens zijn rondrit door Afrika gaf Barack Obama steun aan de elektrificering van Afrika. Power Afrika! Zeven miljard dollar voor zes landen werd toegezegd. Later kwam hier nog eens negen miljard dollar vanuit de bedrijvensector bij. “Stroom geeft macht aan de armen en maakt economische groei gemakkelijker”, stelt het Witte Huis. En dat is natuurlijk waar. Middels goed werkende computers en internet wordt informatie voor een groeiende groep mensen toegankelijk gemaakt. Communicatie over grote afstand is ineens mogelijk en mensen woonachtig in de meest afgelegen delen van Afrika komen in direct contact te staan met de rest van de wereld. Denk aan facebook, twitter, skype, nieuwswebsites, google. Al met al vergroot een dergelijke investering de mobiliteit en mondiale inclusie van mensen.

Een vergelijkbare ontwikkeling vond plaats in het Keniaanse dorp Alego-Kogello, het geboortedorp van de vader van Barack Obama. Ten tijde van de presidentsverkiezingen werd Kogello overspoeld door toeristen en journalisten. Dit resulteerde niet alleen in een groot hek rondom de woning van de destijds 86-jarige Granny Sarah, de stiefoma van Obama, maar ook in de aanleg van een elektriciteitsnetwerk, een watervoorziening en een verbeterde infrastructuur in en rondom het dorp. Kogello werd in rap tempo gemoderniseerd, -overigens als enige dorp in de regio, met alle gevolgen van dien-, en hiermee op de wereldkaart gezet. Daar plukt de bevolking vandaag de dag nog de vruchten van.

Uiteraard zit er ook een politieke component aan de goede daad van Amerika. Die heeft te maken met Afrika als groeimarkt (grondstoffen) en het concurreren met een andere grootmacht (China). Ontwikkelingshulp vanuit een kapitalistisch gedachtegoed: er zelf beter van worden. Echter hebben maar weinig ontwikkelingshulporganisaties de mogelijkheid om in één klap 16 miljard dollar te investeren.

De troonswisseling op Bonaire

IMG_3005Kralendijk/Rincon – Het is de nacht voor de troonswisseling, 02.30 uur, en het normaal zo rustige dorpje Rincon is in rep en roer voor het lokale feest Dia di Rincon dat de volgende ochtend uitbreekt. Er wordt de laatste hand gelegd aan de opbouw van de standjes en op verschillende plekken wordt gedanst en gezongen. De snèks hebben het geitenvlees en de leguanensoep al klaarstaan en verspreiden heerlijke geuren. In het buurtcentrum van Rincon hangt een groot scherm waarop de troonswisseling live te zien is.

Mensen druppelen langzaam binnen, een aantal Nederlanders, maar voornamelijk Bonairianen. De ouderen hebben een stoeltje weten te bemachtigen en zitten op een rustig plekje achterin. Veel mensen hangen aan statafels, lopen wat rond of zitten in de laadbak van hun pick-up. De organisatie deelt oranje kroontjes uit die dankbaar in gebruik worden genomen.

Op het grote scherm draait de voorbeschouwing van de abdicatie. Om 03.00 uur opent de Curaçaose band Komper de bijeenkomst en al bij de eerste klanken zwieren de aanwezigen de dansvloer op. Als de band het lied Remailo inzet, het bekende oogstlied en symbool voor Dia di Rincon, is het feest compleet.

Waarnemend gezaghebber Silvana Janga-Serfilia van Bonaire bedankt Koningin Beatrix in haar toespraak, net voor aanvang van de abdicatie. “De Koningin heeft Bonaire altijd een zeer warm hart toegedragen”. Instemmend geknik. Veel ouderen kijken met plezier terug op het zingen van de jaarlijkse aubade op Koninginnedag en hebben persoonlijke herinneringen aan bezoeken van de Koninklijke familie aan Bonaire. “Als kleine jongen mocht ik een keer koffie voor de koningin inschenken”, blikt een man terug. “Dat was een hele, hele grote eer voor mij.”

Jong en oud bevindt zich in het buurthuis. De jeugd uit nieuwsgierig, de ouderen uit respect voor het koningshuis en uit nostalgie. Velen van hen hebben de vorige troonswisseling nog meegemaakt. “Koningin Juliana, dat was echt mijn koningin”, zegt één van de dames terwijl ze de koffie aanpakt die iemand haar aanreikt. Toch hebben ook zij vertrouwen in de nieuwe koning. Beatrix heeft haar tijd gehad en mag het stokje overdragen naar haar zoon.

“Ssssht!”, wordt er geroepen wanneer er te hard gepraat of gelachen wordt. Twee oudere dames gebaren wild naar de jongen die hen zojuist het zicht op het scherm heeft ontnomen. Geschrokken doet hij een stapje opzij. Tijdens de abdicatie is het stil. Iedereen kijkt en luistert vol aandacht. “Dit maak je maar een paar keer in je leven mee”, denkt Shurandy. Wanneer Beatrix, Willem-Alexander en Máxima het Koninklijk Paleis betreden wordt er door de toeschouwers geapplaudisseerd. Ook wanneer de handtekeningen gezet worden en het Wilhelmus ingezet wordt, volgt een bescheiden applaus. De balkonscène waarin de Koninklijke familie naar het volk zwaait maakt meer indruk. Veel mensen maken foto’s van het grote scherm. Een historisch moment.

Ellen, overgekomen uit Curaçao om Dia di Rincon te vieren, heeft genoten van de troonswisseling. “Ik vond het heel mooi gedaan, prachtig”.  Ze moet wel wennen aan het idee van een koning. “Wat moet ik nu zingen? Oranje boven, leve de Koning..?”, lacht ze.

Alwin, Oranjefan en tevens verantwoordelijk voor het grote scherm, noemt het een eer om de troonswisseling op deze manier mee te maken. “Dit is de eerste troonswisseling die Bonaire op deze manier live mee kan maken, echt kan beleven”, zegt hij, wijzend op het grote scherm. Hij vindt het wel jammer dat de opkomst niet groter is. ‘Iedereen zou moeten kijken’, vindt hij. “Waar zijn de gedeputeerden, de politici? Het maakt niet uit of je voor of tegen Nederland bent, we zijn deel van het Koninkrijk en je moet hier zitten, uit fatsoen, uit respect!”.

Terwijl de mensen het buurtcentrum verlaten, staat Miriam nog naar het scherm te kijken. Ze is emotioneler dan ze had gedacht. “Ik vond het een heel goede koningin. Ik wens de nieuwe koning heel erg veel geluk en wijsheid. En natuurlijk Gods zegen”.

Terwijl op het Brionplein in Curaçao een enorm koor om 13.30 uur, parallel met Nederland, het koningslied zingt, viert Bonaire Dia di Rincon. Hier en daar een oranje shirt of decoratie, maar vooral de Rinconese folklore. Na de balkonscène krijgt oranje weinig aandacht meer. Het Koningslied zal via de radio op Bonaire ten gehore gebracht worden. De vraag is, voor wie? De rest van de dag barst het hier uit zijn voegen van het feestgedruis. De hoofdstad Kralendijk is uitgestorven. Bonaire heeft een nieuwe koning en daar zijn de mensen blij mee. Maar vandaag is de dag van Rincon.

Dit artikel is gebruikt in het Algemeen Dagblad van 1 mei 2013: Afbeelding