“Een orkest moet risico durven nemen”

Met recht een icoon in de stad én wereldwijd een begrip: het Rotterdams Philharmonisch Orkest weet al bijna 100 jaar mensen te raken met zijn muziek. Maar wat weten wij eigenlijk van het – in de volksmond – ‘Rotterdams Philharmonisch’? De komende tijd neemt Gers! een kijkje achter de schermen. In aflevering 2: een gesprek met aankomend chef-dirigent Lahav Shani.

“In de sigarenlounge van het Parkhotel”, zei Shani stellig toen we hem de locatie voor het interview lieten kiezen. Als we er aankomen zit hij – volle bos haar, donkere ogen die de omgeving aandachtig opnemen – ontspannen in een van de fauteuils in de deftige ruimte. Een dikke Cubaanse sigaar in de hand. Een sigaar dwingt tot onthaasten, stelt hij. “Je moet de tijd nemen om hem te roken, in alle rust. Wil je er één?” Hij vraagt het hoopvol. “But don’t inhale it – it’s not a cigarette.”

Zelfbewust, zonder een spoortje arrogantie. Sympathiek, zonder praatgraag te zijn. Lahav Shani luistert goed naar de vragen en beantwoordt ze pas als hij ze helemaal begrijpt, kiest zijn woorden zorgvuldig. Hij is pas 28 jaar, en dat maakt zijn muzikale loopbaan des te unieker. In 2013 won de in Tel Aviv geboren Shani de eerste prijs op het Internationaal Gustav Mahler dirigentenconcours. Sindsdien dirigeerde hij onder meer toporkesten in Israël, Los Angeles, Wenen en Berlijn. In januari 2018 treedt hij aan als nieuwe chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en is daarmee de jongste chef-dirigent die dit orkest ooit gehad heeft. Met zeldzame eensgezindheid kozen de orkestleden Shani, na zijn Rotterdamse debuut in juni 2016, als opvolger van Yannick Nézet-Séguin.

Hoe was het eerste contact met het RPhO?

“Waanzinnig! Ik had destijds al wat aanbiedingen gekregen van andere orkesten, maar met het RPhO wist ik binnen tien minuten: this is it. Dat bleek wederzijds. Eerder zag ik het orkest met Yannick spelen – buitengewoon mooi. Dat het niveau heel hoog lag, wist ik dus. Maar zelfs dan weet je nooit of het samen ook werkt. Want elk orkest is anders, maar elk orkest verandert ook naargelang de dirigent. Dezelfde muziek klinkt anders met elke dirigent. Het gaat dus om die chemie, die human connection.

Want een orkest is teamwork, stelt Shani, en om een team te laten werken moet het klikken. “Best spannend hoor, om als vreemde voor honderd mensen te staan die dagelijks met elkaar werken”, zegt hij lachend. “Ik was blij verrast dat deze musici allemaal tot in de puntjes voorbereid waren – dat is helaas niet altijd het geval. Maar enkel goed en professioneel zijn is niet voldoende. Dit orkest bleek nieuwsgierig, spontaan en hongerig, bereid om risico te nemen en klaar voor vernieuwing en verrassing. Dat is uniek, dát zorgde voor die enorme connectie. Een orkest moet as free as possible zijn. Daar ben ik naar op zoek.”

‘Ik leef nu een ‘droom’ die ik nooit heb durven dromen. Ik droomde er niet van iets te bereiken, of van een bepaalde positie’

Had je ooit kunnen dromen dat je nu al een eigen orkest zou hebben?

“Ik leef nu een ‘droom’ die ik nooit heb durven dromen. Ik droomde er niet van iets te bereiken, of van een bepaalde positie. I was reaching for the music.”

Hoe bedoel je dat?

“Ik droomde ervan om muziek te maken met heel goede musici, spreken op hetzelfde niveau. No bullshit, simpelweg spelen vanuit diep wederzijds begrip. Er is niets in de wereld dat zo’n voldoening geeft, dat dát gevoel kan evenaren. Ik heb altijd een bepaald niveau nagestreefd. Middelmatigheid ga ik uit de weg. Net als desinteresse, of musici zonder nieuwsgierigheid. Hoe goed het dan ook is, hoe enthousiast het publiek ook reageert, voor mij mist er dan iets heel essentieels. I feel the hunger and need to express! Dat kost soms tijd.”

Hij tikt de as in een zware gele asbak waar met dikke letters ‘Havana’ op staat, neemt een nieuwe trek en blaast de rook langzaam uit, in afwachting van de volgende vraag.

Je speelde piano in een koor, contrabas in een orkest, en bent nu dirigent. Hoe is dat zo gelopen?

“Op de middelbare school moesten wij óf in het schoolorkest of bij het koor. Mijn vader is koordirigent, ik speel al piano sinds mijn vierde, dus koos ik voor het laatste. Na twee jaar had ik er genoeg van en werd steeds nieuwsgieriger naar het orkest. Om binnen te komen, besloot ik om contrabas te gaan spelen. Na een paar maanden speelde ik met het orkest mee: de Vijfde van Beethoven. Zo leerde ik het repertoire van binnenuit kennen. Want al kende ik de muziek van bijvoorbeeld Beethoven en Tsjaikovski al, nu ontdekte ik steeds nieuwe details. Pas toen ik in het orkest speelde, ging ik het écht horen. Door steeds weer opnieuw te luisteren.”

Shani werd aanvoerder van de basgroep. “Daar was ik blij mee, maar ik wilde meer. Het gebeurde zo vaak dat we een dirigent hadden bij wie ik dacht: zelf zou ik het heel anders doen… Ik voelde dat ik het me eigen zou kunnen maken en deed auditie voor de opleiding Orkestdirectie in Berlijn. Ik had helemaal geen fantasieën over mezelf in de rol van dirigent, in een grote zaal voor een beroemd orkest. Ik wilde alleen maar die ongelooflijke emotionele energie van een orkest ervaren, zoveel als maar mogelijk was.”

Wat inspireert jou?

“Gemotiveerde, gepassioneerde mensen, in elk veld. Alles wat origineel is, wat de routine breekt. Of dat nu kunst, wetenschap of muziek is. Gisteravond speelden we in Amsterdam. Eerst deden we bekende stukken, zoals Rhapsody in Blue, The Unanswered Question van Charles Ives, Westside Story… We sloten af met een stuk van Kurt Weill. Die laatste kende niemand – ik ken het ook pas sinds een paar jaar. Dat laat ik dan horen. It’s a fantastic piece!”

“Dat is wat ik wil”, vervolgt hij na een korte stilte. “Almaar nieuwe muzikale ontdekkingen doen, ze goed bestuderen en vervolgens samen muziek maken waar je in gelooft. Als je iets kent, is het makkelijker om ervan te genieten. Zo’n stuk van Kurt Weill opent nieuwe deuren, geeft nieuwe inzichten. Als je mensen daarin mee kunt nemen, geeft dat zo’n boost. Kurt Weill is overleden, maar zijn muziek is er nog. Er is zoveel muziek out there die we niet kennen, wachtend tot mensen het vinden.”

Muzikale ontdekkingen doe je niet alleen met onbekende stukken, voegt Shani daaraan toe: “Elke keer als je een stuk speelt, ontdek je ook weer wat nieuws! Speel veertig jaar hetzelfde stuk en elke keer ontdek je wat nieuws en klinkt het net anders. Dat is zo mooi.”

Het wil niet goed lukken met die sigaar – hij gaat steeds uit. Shani schiet te hulp. “Het middelste stuk is altijd het beste stuk”, zegt hij. “Het laatste deel kan bitter zijn, die rook je beter niet.”

RPhO heeft als missie om het orkest meer met de stad te verbinden en een breder publiek te bereiken. Hoe kijk jij daarnaar?

“Mooi toch?! Ik wil met onze muziek zoveel mogelijk mensen aanspreken, zónder in te leveren op de kwaliteit van die muziek. Ik besef ook, de muziek die wij maken is niet onmiddellijk voor iedereen toegankelijk. Het is geen pop, geen easy listening, waarbij je niet eens echt hoeft te luisteren. Dat kan niet met klassiek – je raakt verveeld of geïrriteerd als het background is. Om ervan te genieten moet je echt actief luisteren, en weten waar je naar luistert. Dus informeer mensen, laat ze kennis maken met klassieke muziek, maar zorg dat ze actief luisteren. Een klassiek muziekstuk gaat op en neer; het creëert een bepaalde verwachting, vervult die of breekt het juist af, zorgt daarmee voor dat gevoel van voldoening of juist voor een shock. Zie het als een theaterstuk, als je niet actief blijft kijken mis je de full experience.”

Eigenlijk net als met de sigaar, realiseert hij zich plotseling. “Als je die rookt als een sigaret ga je hoesten, vind je het vies en leg je ‘m voor eens en altijd weg. Maar doordat ik jou uitleg gaf en we er samen de tijd voor nemen, waardeer je het.”

“Hebben jullie nog lang nodig? Over twee minuutjes moeten we weg.” Iemand van de marketingafdeling staat in de deuropening. Shani heeft een vergadering; het programma voor 2019 doorspreken.

Op dit moment woont Shani met zijn verloofde in Berlijn. Heeft hij plannen om naar Rotterdam te verhuizen?

“Ik leer jullie stad steeds beter kennen, en wat ik zie bevalt me – wie weet komen we hier straks wonen. Maar niks is nog zeker.”

Terwijl hij opstaat om te vertrekken, denkt hij na over de laatste vraag: waar kijkt hij het meest naar uit?

“Naar elk concert dat komen gaat, te beginnen dit weekend in de Veerhaven. Ik ben er trots op dat dit prachtige orkest mij als hun nieuwe chef-dirigent heeft gekozen, en ik twijfel er niet aan dat we nog heel veel prachtige muzikale momenten gaan beleven.”

Van thee naar LNG

Vorig jaar vierde Vopak het 400-jarig jubileum. In de dagen van weleer sjouwden de vemen thee en specerijen van de VOC-schepen naar de loodsen; nu houdt de multinational zich bezig met de op- en overslag van duurzame brandstoffen, drones en… yoga! Jan Bert Schutrops, divisie-president Vopak Nederland: “Je kunt als bedrijf alleen zolang bestaan als je jezelf continu opnieuw uitvindt in de bewegende markt.” 

Tekst: Karin Koolen
Geschreven in opdracht van: Onze Haven

“Veel van wat je hier ziet, lag in een eerdere vorm bij ons opgeslagen”, zegt Jan Bert. Hij tikt tegen het plastic van zijn laptop om aan te geven wat hij bedoelt. “En dit hier.” Hij houdt het zoutvaatje omhoog. Zijn punt is duidelijk; bij de grote opslagtanks in de Rotterdamse haven denken mensen vooral aan brandstof voor auto’s en schepen, maar in de tanks ligt ook de basis van producten die nodig zijn om de lunch te kunnen maken die voor ons op tafel staat. Om de ruimte te verwarmen en te isoleren. Voor de kleding die we dragen, de verf op onze muren, het dashboard in onze auto.

Het is mede dankzij de vooruitgang en deze dagelijkse producten dat het Nederlandse Vopak uitgroeide tot het grootste tankopslagbedrijf ter wereld. In maar liefst 25 landen verhuurt het bedrijf vandaag de dag tanks voor op- en overslag van olie, gas en chemicaliën. Maar het is niet de enige reden van de groei, meent Jan Bert. “We volgen trends en ontwikkelingen op de voet. Door intensieve samenwerking met professionals en partijen over de hele wereld, blijven we altijd op de hoogte.” Jezelf op het juiste moment, op de juiste plaats en voor het juiste product kunnen aanbieden als dienstverlener, dát is de kunst. En die keuze moet in één keer goed zijn. “Je kunt een terminal niet even verplaatsen.”

Sjouwers

Om de oorsprong en het succes van Vopak te kunnen begrijpen, moeten we terug naar de haven van Amsterdam in 1616. Het Blaauwhoedenveem was een samenwerkingsverband van vemen – ‘sjouwers’ – die scheepsladingen (thee, specerijen, stoffen) van de VOC naar de pakhuizen brachten. Begin negentiende eeuw ging het Blaauwhoedenveem zich ook bezighouden met opslag. Dit leidde in 1917 tot een fusie met Vriesseveem, waarmee het bedrijf Blaauwhoed ontstond. Weer vijftig jaar later fuseerde Blaauwhoed met Pakhuismeesteren. Pakhuismeesteren, in 1818 opgericht als specialist in opslag van thee, had in de tweede helft van de negentiende eeuw volop geprofiteerd van de groei van de haven en de toenemende vraag naar olie.

ER IS MAAR WEINIG
ZO DYNAMISCH EN VERANDERLIJK ALS DE MARKT EN DE HAVEN, WEET VOPAK ALS GEEN ANDER

De vloeibare opslag groeide uit tot een van de kernactiviteiten van het bedrijf, en ook opvolger Pakhoed specialiseerde zich hierin. Het internationaal opererende concern ontplooide uiteenlopende transport- en haven- activiteiten, maar hield altijd een focus op tankopslag, waarin het zich ontwikkelde tot wereldmarktleider.

Een belangrijke concurrent was Van Ommeren. Omdat de twee in Rotterdam gevestigde bedrijven regelmatig in elkaars vaarwater terechtkwamen, groeide het idee om de krachten te bundelen. In 1999 werd de fusie beklonken. Vopak was geboren!

Duurzaam

Er is maar weinig zo dynamisch en veranderlijk als de markt en de haven, weet Vopak als geen ander. Rotterdam is van oudsher een oliehaven, maar de uitstoot van stoffen die milieu en gezondheid schade toebrengen, moet verder beperkt worden. Duurzaamheid is het streven. En gaat het over duurzaamheid in de scheepvaart, dan gaat het over LNG, een van aardgas afgeleide vloeibare – en schonere! – brandstof als alternatief voor bijvoorbeeld stookolie.
Het beschikbaar maken van LNG als scheepsbrandstof, behoort tot een van de laatste grote investeringen van Vopak in Rotterdam. Alweer vijf jaar geleden investeerden Gasunie en Vopak in een grote LNG-importterminal, Gate terminal, voornamelijk om grootschalige import van gas in Noordwest-Europa mogelijk te maken. Rolf Brouwer, directeur van Gate terminal, legt uit: “Hierdoor kan Noordwest-Europa gebruik maken van gas vanuit de hele wereld en zijn we als samenleving minder afhankelijk van eigen gasvelden of bijvoorbeeld van de gaspijplijn met Rusland.” Om ook kleinschalige distributie mogelijk te maken, investeerden de Rotterdamse haven, Gasunie en Vopak in 2016 in een nieuwe haven én een derde steiger bij Gate terminal met speciale infrastructuur voor kleinere schepen. Passend binnen de visie van de Rotterdamse haven om LNG te promoten als scheepsbrandstof.

Toch zijn er momenteel weinig schepen die op LNG varen. Mede door de lage olieprijs van een tijdje terug stapten er tot nu toe minder schepen over dan gehoopt. “Begrijpelijk, het gaat om grote investeringen voor scheepseigenaren”, stelt Rolf. Desondanks werd besloten vast te investeren in de infrastructuur en zo een eerste stap te zetten in Rotterdam. De signalen uit de markt zijn positief, aldus de directeur. “Neem het cruiseschip Aida die momenteel wekelijks in hartje Rotterdam ligt. Als brandstof aan wal gebruikt het LNG, dat wordt geleverd via onze terminal.”

Hoofdpijndossiers

Tot zover de opslag, want er is ook nog de techniek. Hoe is het op dat vlak gesteld met innovatie? In het Vopak Innovation Lab houdt een team deskundigen zich fulltime bezig met één vraag: hoe kunnen we de innovatiekracht van Vopak versterken via nieuwe technologieën? We raken aan de praat met innovatiemanager Nataly Katan. “Drones die met precisie een tank van binnen inspecteren, zijn er al. Maar denk ook aan het gebruik van sensoren, of magneten om steigers vast te zetten.” Het Lab werkt veel samen met tech-start-ups en innovatieplatforms.

Nataly: “We hebben onlangs van alle terminalmanagers van onze locaties wereldwijd de ‘hoofdpijndossiers’ verzameld. Waar liggen ze ’s nachts wakker van? Dat hebben we gematcht met technologie.” Een voorbeeld is de steigerinspectie. “Tijdens een inspectie is een steiger afgesloten. Logischerwijs wil de terminalmanager dat zo kort mogelijk laten duren. Toevallig kwamen wij in PortXL een start-up tegen met een varende drone. Die hebben wij gekoppeld aan een bekende van ons, die een geweldige camera én een handige manier van beeldverwerking heeft.” De tijd dat een inspecteur op een vlot onder de steiger kroop, is binnenkort misschien verleden tijd. In de Botlek is de drone met speciale camera al onder de steiger doorgevaren voor een nauwgezette inspectie. Nataly: “Wie weet kan het straks bij al onze terminals!”

‘ELKE OCHTEND, VOOR DE WERKZAAMHEDEN VAN START GAAN, VERZAMELEN 800 MAN ZICH VOOR EEN YOGASESSIE’

Yoga

Met de tijd meegaan; dat hebben ze bij Vopak goed onder de knie. Maar ook op sociaal en cultureel vlak is er veel veranderd. Dienend leiderschap, een open blik en vooral een open hart voor mens en wereld; bij Vopak vertellen ze er graag over. Uiteraard, Vopak is een bedrijf dat winst wil maken. Jan Bert: “Anders besta je na een tijdje niet meer, maar we kijken ook op de lange termijn en willen iets teruggeven aan de mensen die voor ons werken.” Zo was er laatst een campagne om personeel aan het sporten te krijgen. Ter ere van het 400-jarig jubileum was het streven om 400 Vopakkers aan de start van de Rotterdamse marathon te krijgen. “Dat gaf ontzettend veel plezier en energie in de organisatie.”

Vooruit, nog een laatste voorbeeld. “Bij Vopak in Fujairah, in de Verenigde Arabische Emiraten, hebben we onlangs met onze partners nieuwe tanks gebouwd. We hebben hier al jaren een veiligheidsman; hij gelooft heilig in yoga om de juiste (veiligheids)focus te krijgen. Dus wat gebeurt er? Elke ochtend, voor de werkzaamheden van start gaan, verzamelen 800 man zich voor een yogasessie.”

RET

In opdracht van RET en verschenen in Gers! magazine; mijn vierdelige serie over het Rotterdamse openbaar-vervoerbedrijf. Ik mocht een stukje rijden in de simulator, genoot van de mooie klanken en citrusgeuren op de stations, vaarde met de stadsFerry helemaal naar de Maasvlakte en blikte tenslotte (samen met mijn hond Scoop!) vooruit naar de komst van de Hoekse Lijn!

Ik heb ervan genoten!

Twee eeuwen Afrika aan de Maas

Met de expositie Afrika 010 zet gastconservator Paul Faber de Afrikacollectie niet alleen terug in het Wereldmuseum; ook brengt hij de eeuwenoude relatie tussen de Maasstad en het Afrikaanse continent treffend in beeld. “De collectie bestaat uit topstukken van internationale waarde. Het is tijd om die weer aan de stad te laten zien.”

Verschenen in: Gers! #14
Beeld: Marieke Odekerken

Een groep oudere Afrikaanse mannen kijkt ons vanaf het groepsportret er en tegelijk wantrouwend aan. Het portret is eind negentiende eeuw gemaakt op het achterdek van het SS Erasmus dat voor anker lag bij de toentertijd bloeiende handelspost Banana. “Deze foto laat de cultuurclash tussen Europa en Afrika zien.” Paul Faber wijst op de combinaties in kledingdracht: Europese hoeden en pakken naast traditionele Afrikaanse kleding en waardigheidsstaven. De foto werd genomen kort na de koloniale Conferentie van Berlijn. ”Hun lot was al bezegeld: Congo viel in handen van Leopold II van België. De mannen verloren hun machtspositie en stonden aan het begin van een gruwelijk tijdperk.” Dat maakt de foto – groot afgebeeld in het trappenhuis naar de bovengelegen expositie – extra bijzonder en schrijnend.

Stripverhalen
Het verhaal vertellen van de ontstaansgeschiedenis van de Afrikacollectie van het Wereldmuseum. Dat doel had Paul met de expositie Afrika 010 voor ogen. Die geschiedenis vindt zijn oorsprong in Rotterdam. Paul: “Door zeevaart en handel is de band tussen Rotterdam en Afrika heel hecht. Al in 1860 voeren we vanaf de Maas naar Ghana en Liberia. Natuurlijk voor de import van palmolie, rubber en ivoor, maar de Rotterdamse jongens van de factorijen kochten en ruilden zelf ook van alles. Hun etnogra sche souvenirs brachten ze vaak naar musea, in het begin vooral naar dat van diergaarde Blijdorp.” Toen de diergaarde in 1939 verhuisde, schonk het bestuur de collectie aan het Wereldmuseum, toen nog Museum voor Land- en Volkenkunde geheten. Maar dat was niet de eerste gift die het museum kreeg. Al in 1885 schonk Hendrik Muller, gerespecteerd reder en handelaar en (als oprichter van de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap) spin in het web in de Afrikaanse handel, zijn collectie bestaande uit honderden objecten aan het museum. Paul: “De oudste stukken danken we aan hem. Enorm waardevol!”

De expositie begint dan ook in de gesimuleerde werkkamer van Muller. In de ruimte klinken geluiden vanschepenenzeemeeuwen.Paul:“Muller heeft nooit voet in Afrika gezet. Hij oriënteerde zich door middel van gedetailleerde kaarten.” Hij wijst op een map in de vitrine. “Deze vonden we bij toeval in het depot in de Alexanderpolder. Zijn initialen staan op de kaarten. We sprongen een gat in de lucht.”

In de donkere ruimte treffen we wapens, jenever en textiel, belangrijke exportproducten uit die tijd. Maar ook souvenirs, zoals slagtanden van olifanten waar spiraalvormig een soort stripverhalen in zijn uitgesneden. Vanuit de werkkamer gaat de reis door naar de volgende ruimte. Alsof we de Afrikaanse kustlijn volgen, belanden we van Liberia in Ghana, Congo en Mozambique.

Ongeluk
De liefde voor Afrika ontstond bij Paul per ongeluk. Letterlijk. “In een winkeltje vol curiositeiten gooide ik met mijn legerrugzak een beeld om. Dat brak in drie stukken. Ik vond het toen een oerlelijk beeld, maar mijn vader was WA-verzekerd en stelde voor dat ik het kocht. Thuis kreeg het gerepareerde beeld een plaats in zijn werkkamer. Steeds meer ging ik de expressieve vorm ervan waarderen, totdat het naar mijn kamer verhuisde. Het was een Tjiwara-opzetmasker; er staat er nu ook een in de tentoonstelling.”

Paul vertrok in 1978 voor het eerst naar Afrika voor een rondreis. “Naar Ghana. We waren praktisch de enige blanken, een totaal andere wereld, mensen keken ons na! Maar na een paar dagen wilden we niet meer weg. De intensiviteit van de mensen, de cultuur, de openheid; het greep me.”

Maar Afrikaanse kunst is niet makkelijk, stelt de kunsthistoricus. “Het is heel expressief, met krachtige vormen en een vaak ingewikkelde symboliek en betekenis. Zeker de oude Congolese kunst is diepgeworteld in de geestenwereld. Je moet je ervoor open durven stellen. Elk stuk is een uniek verhaal, gecreëerd door mensen als jij en ik, binnen een bepaald tijdperk in een bepaalde regio, vanuit een positie binnen de hiërarchie en als antwoord op de uitdagingen van het leven. Duik daarin, en het wordt almaar ingewikkelder én fascinerender. Het moet gaan jeuken en prikkelen. Dat wil ik bereiken.”

Kortsluiting
“Dit beeld is de beste in zijn soort”, zegt Paul als we bij de Nkisi N’kondi Mangaake staan. Het beroemde negentiende-eeuwse Congolese krachtbeeld is beslagen met spijkers en doet dreigend aan. In een holte bij de buik bevindt zich de ‘magische stof’. Paul heeft een anekdote. “In 1997 werd de Nkisi in het kader van het Africa meets Africa project tijdelijk naar de National Gallery in Kaapstad gebracht. Daar maakten ze de kist open. Ze hadden zelfs wierook aanstoken om de voorouders ter wille te zijn. Een goede vriend van mij was erbij aanwezig, dus ik heb het van horen zeggen, maar hij is een hele nuchtere jongen. Alles ging uiterst voorzichtig, handschoenen aan… Het moment dat het Nkisi de Afrikaanse grond raakte voor het eerst sinds 1906, sprongen alle stoppen van het museum en de wijde omtrek door. Toen de straat open moest bleken de kabels gesmolten…”

We eindigen de expositie met foto’s van het heden; een Kaapverdische kerkgemeenschap, een Somalische vrouwengroep, Senegalese muzikanten, een Afro-kapsalon. De foto’s zijn gemaakt door Joop Reingoud en Linda Malherbe van Verhalenhuis Belvédère en weerspiegelen de historische groepsportretten. Want cultuur leeft en gaat almaar door. Paul: “De nazaten maken eigentijdse kunst, geïnspireerd door verleden en heden. Kijk alleen maar de haarsculpturen van Meschac Gaba. Bij Afrika denken mensen nog vaak aan rieten rokjes à la Kuifje in Afrika, maar de werkelijkheid is heel divers en veel minder exotisch dan gedacht wordt.”