Melanie Rooze (28) uit Beukbergen
Nagelstyliste
Samen met Tomasz, moeder van dochter Delaya (7)
Het moeilijkste om uit te leggen aan burgermensen… “Is dat wij vaak niet getrouwd zijn met onze partner, maar elkaar wel man en vrouw noemen. Traditioneel lopen wij met elkaar weg – zo heet dat. Dan weet iedereen dat je officieel met elkaar bent. Wij gingen bijvoorbeeld samen op vakantie. Bij thuiskomst had de familie een groot feest georganiseerd en sindsdien wonen we samen in een wagen.”
Mijn man… “Leerde ik kennen tijdens het uitgaan. Hij is een burger en moet soms nog erg wennen aan het leven in het kamp. Maar hij heeft het best naar zijn zin, al woont hij naast zijn schoonfamilie – haha. In een woonwagenkamp heb je eigenlijk geen privacy. Bij thuiskomst zit er altijd iemand aan de keukentafel. De gezelligheid, elke dag met de familie… Ik wil hier voor geen goud weg. Wij hoeven elkaar hier niks uit te leggen, want we zijn allemaal op dezelfde manier groot geworden.”
In een huis… “Heb ik kort gewoond met mijn ex, maar ik voelde me enorm opgesloten. Liep ik daar met mijn hondje, ik kende niemand, die uitgestorven straten… Ik had mezelf eens per ongeluk in een kamer opgesloten. Ik ben toen uit het raam gaan roepen, maar kreeg pas na drie uur hulp. Zoiets is hier ondenkbaar. Vergelijk het maar met kamperen; je rolt je tentje uit en bent onder elkaar. Als ik aan het werk ben gaat mijn dochter naar mijn moeder. En als mijn ouders ouder worden, wil ik voor ze zorgen zolang als kan.”
Als kind ging ik… “Met mijn vader mee reizen. Voor zijn werk trokken we negen maanden per jaar door Duitsland, Italië, Spanje… Als ik thuis was ging ik graag stappen met jonge woonwagenbewoners uit ons kamp, maar ook uit Brabant. Dan gingen we naar de Baja Beachclub in Rotterdam. Mijn moeder vond het prima toen ik op mijn 16e niet meer mee wilde reizen, maar zei: Je moet wel iets gaan doen. Ik was sinds mijn 12e niet meer naar school geweest. Tijdens het reizen kreeg ik soms wel les, maar vaak was dit in de praktijk lastig te plannen. Bij ons is het ook niet zo heel belangrijk dat je door leert, zeker als vrouw niet omdat de man meestal voor het gezin zorgt en de vrouw huishoudelijke taken doet. Maar tijden veranderen; nu mogen kinderen niet meer mee reizen in verband met de strengere leerplicht, en steeds meer vrouwen studeren en werken. Achteraf vind ik het best jammer dat ik dat nooit gedaan heb, maar anderzijds heb ik ook veel geleerd van de reizen die ik maakte. Nu ik thuiswerk, mis ik die vrijheid om te gaan en staan waar je wilt soms wel…
Op mijn 16e besloot ik… “De opleiding tot nagelstyliste te doen. Eerst huurde ik een ruimte in een zonnestudio. Sinds een half jaar werk ik vanuit een schuurtje achter de wagen. Dat wilde ik eigenlijk al meteen, maar ik dacht ook: Hoe weten mensen me hier dan te vinden? Eerst maar eens wat bekendheid opdoen.”
Ik ben heel trots… “Op mijn afkomst, maar vertel niet gelijk waar ik vandaan kom. Toch die vooroordelen he: Een woonwagenbewoner zal wel pikken, aso zijn… Toch heb ik nooit een aanvaring gehad. Klanten van de zonnestudio waren verbaasd toen ze erachter kwamen waar ik woonde, maar het merendeel is blijven komen. ‘Kan ik dan wel gewoon mijn fiets neerzetten?’ vroeg iemand eens. Daar moest ik om lachen – de voordeur gaat hier alleen ’s nachts op slot. Mensen denken ook weleens dat we vreemden wegsturen of wegkijken. Dat is onzin. Iedereen is welkom. Als ze maar wel hun schoenen uitdoen – haha.”
Antje Hoeré (58) uit Beukbergen
Ondernemer / interieurstyliste
Single, moeder van dochter Margaretha (39) en zoon Hannes (32) en oma van een kleinzoon- en dochter
Als klein meisje… “Reisde ik met mijn familie door Europa. Alleen ’s winters hadden we een vaste standplaats in de buurt van Bilthoven. Dat heerlijke vrije gevoel staat me nog altijd bij. Overal kwamen we familie en bekenden tegen – heel gezellig! Al had het ook nadelen. Zo ging ik bijvoorbeeld nooit naar school. Nee, dat heb ik mijn ouders nooit kwalijk genomen – dat was in die tijd nu eenmaal zo bij reizigers. Maar ik vond het wel jammer.”
Toen de overheid het reizen met de woonwagen verbood… “En reizigers dwong zich te centraliseren in grote kampen aan de rand van de stad, was ik een tiener. We werden weggestopt, vaak in de buurt van een vuilnisstort. Een volgend moment werden we weer uit elkaar gehaald en verdreven. Ik heb een hoop nare dingen gezien en meegemaakt.”
We moesten het… “Met elkaar zien te rooien. Daardoor zijn we zo’n hechte gemeenschap geworden. Dat hechte is gebleven; iedereen staat voor elkaar klaar. Via via zijn we ook allemaal familie van elkaar. Stel dat ik ergens ziek word of autopech krijg en ik stap een kamp in, dan word ik met open armen ontvangen.”
Ik zorg mee… “Voor mijn kleinkinderen. Wij sturen onze kinderen eigenlijk nooit naar kinderdagverblijven. Net zoals kinderen zolang als kan voor hún ouders zorgen. Ik onderzoek nu trouwens de mogelijkheden voor het realisering van een verzorgingshuis op het kamp. Ik zag het aan mijn eigen moeder: het is al vreselijk als je je huis uit moet, maar de stap van een woonwagen naar een tehuis… Verschrikkelijk!”
Per toeval… “Rolde ik in het vak van interieurstyling. Als kind was ik al heel creatief, ik zat altijd te tekenen. Ik heb veel restaurants ingericht, ook bij burgers. Ik zeg nooit meteen waar ik vandaan kom. Heel stom eigenlijk, maar dat zit er nu eenmaal in door alle negativiteit in de media rondom woonwagenbewoners. Veel mensen hebben toch vooroordelen.
Criminaliteit… “Hebben we hier op Beukbergen nauwelijks. Ik denk zelfs nog minder dan in andere wijken. Natuurlijk, hier vind je ook werkloosheid, maar niet meer dan in de rest van Nederland. Behulpzaamheid en gastvrijheid typeren ons. Dat is bij andere mensen soms ook zo – al zie ik de maatschappij buiten het kamp wel verharden – maar bij ons is het regel in plaats van uitzondering.”
We zijn Nederlanders… “Maar toch een andere bevolkingsgroep. In een huis wil ik niet wonen. Een tijdje woonde ik met mijn ouders in Bunnik. Daar voelden we ons als wilde vogels in een kooi. In een wagen heb je veel ramen: ik wil van alle kanten van me af kunnen kijken, en lekker vaak buiten zijn. Mijn wagen heeft trouwens nog wel wielen, maar kan niet meer rijden.
Die hele sterke sociale controle in een kamp… “Is weleens lastig. Ik ben toch wel op mijn privacy gesteld en woon dan ook een beetje afgeschermd in het kamp. Maar ik open de deur en ben onder de mensen. Ik zou niets anders willen.”
Lolita Venema (48) uit Soesterberg
Tandartsassistente
Samen met Hans (52), moeder van Hans (29), Ricardo (25) en Delano (17)
Mijn vader is… “Een burger. Mijn ouders hebben nog even in een stenen huis gewoond, maar mijn moeder kon er niet wennen. Ik ben geboren in een kleine wagen in Helmond. Daarna verhuisde we naar Soesterberg, waar 125 wagens staan.”
‘Neem een man van het kamp’… “Zeiden mensen vroeger tegen me. ‘Veel makkelijker, met dezelfde mentaliteit.’ Maar voor mij maakte dat niet uit. Hoewel mijn burgerman even moest wennen, krijg ik ‘m nu met geen mogelijkheid uit de wagen, net zoals mijn vader destijds. Zelf zou ik wel in een huis kunnen wonen, maar dan wel héél dichtbij mijn familie!”
Hecht… “Zijn we zeker. De deur staat altijd open. We eten een paar keer per week met de hele familie samen. Ik heb een eettafel waar twaalf man aan kunnen en pak graag uitgebreid uit. De kinderen appen ’s morgens al wat ik ga koken. Vaak wordt het traditioneel zuurvlees, of een pasta. En ik kook altijd meerdere soorten groenten.
Al er iets gebeurt… “In de familie, of het nu leuk of verdrietig is, spenderen we dagenlang samen. Met de andere families op de kamp is het contact ook goed. Bij een overlijden komt iedereen langs. En tijdens een communie komen er zelfs mensen van andere kampen.”
Mijn jongens zijn… “Gedoopt. En toen ze acht waren hadden ze de eerste heilige communie. Tradities houden we in eren. Voor communies pakken we enorm uit – dat is een soort trouwdag voor ons, waar kosten noch moeite worden gespaard. De tante van Rafael van der Vaart heeft de pakken voor mijn zonen ontworpen!”
Onder ieder koren… “Heb je kaft. Dat is bij ons niet meer of minder dan in de burgermaatschappij. Maar als mensen het over woonwagenbewoners hebben, wordt helaas nog snel gedacht: ‘Oh ja, die criminelen.’ Het vervelende is dat als er bij ons iets gebeurt, het altijd negatief in de media word gebracht. Werkloosheid in kampen? Ik ken alleen maar hardwerkende mensen! De meeste praatjes zijn door vroeger ontstaan, maar het is nu zo anders.”
Gepest… “Ben ik niet. Eén keer riep mijn vriendinnetje van buiten het kamp tijdens een ruzie ‘zigeunerin’ tegen me, heel hard door de klas. Door mijn vader kende ik ook allebei de werelden. Dat heeft me heel openminded gemaakt. De tandartswereld is ook een hele andere wereld dan de woonwagenwereld, maar wel een héle leuke! Laatst vroeg een collega die ik nog niet goed kende waar ik nu eigenlijk vandaan kwam – ik zag er zo Spaans, Italiaans uit. Ik heb het verteld en haar gelijk uitgenodigd voor het eten.”
‘Ze zal wel geld nodig hebben’… “Dachten ze in het kamp toen ik zeven jaar geleden aan een studie tot tandartsassistente begon. Ik was net als de meeste vrouwen in het kamp opgevoed als een echt reizigersmeisje; je vindt een man, krijgt kinderen en zorgt voor het gezin. Ik ben een typische overbezorgde woonwagenmoeder (lacht), maar toen de kinderen gingen studeren wilde ik zelf aan de slag. Het was een pittige studie, zeker toen ik daarna doorging voor preventie-assistente. Maar ik ben enorm leergierig en werk inmiddels bij een gerenommeerde praktijk in de buurt. Iedereen is enorm trots op me! Al staat er na een lange werkdag niet altijd meer een volledig gedekte tafel klaar voor de familie!”
Petra van Houten (48) uit Heemskerk
Werkt in een modezaak
Samen met Mark (48), moeder van Priscilla (24) en Jayden (8)
Mijn ouders… “Zijn echte oude reizigers, in hun doen en ook nog vaak in hun denkwijze. Tot mijn zesde woonde ik op een groot kamp, met meerdere families. Daardoor ontstonden er wel eens opstootjes. Mijn moeder kon daar uiteindelijk niet meer goed tegen en we verhuisden naar een rustigere plek. Binnen enkele jaren woonden mijn oom en tantes ook bij ons in de straat – de fam bij elkaar, dat vinden we belangrijk en fijn!
Als familie… “Staan we altijd voor elkaar klaar. Toen ik alleenstaand moeder was, zorgden mijn ouders voor mijn dochter als ik aan het werk was. En mijn moeder zorgde ook weer voor mijn oma. Tijden veranderen: Mijn ouders zien hoeveel wij werken en zeggen niet te willen dat wij dan ook nog voor hun zorgen. Maar hopelijk duurt het nog jaren voordat ze hulp nodig hebben en werk ik tegen die tijd minder.”
De woonwagens van toen… “En nu zijn trouwens niet meer te vergelijken. Ik douchte vroeger buiten in de schuur, mijn zoon heeft tegenwoordig zijn eigen badkamer. Door een brand moest ik eens negen maanden in een appartement wonen, omdat mijn woonwagen herbouwd werd. Ik kon er niet wennen. Ik miste dat vrije gevoel, hoorde ieder geluidje… Mijn dochter woont nu in een huis, maar als er een stuk grond vrij zou komen, zou ze zo terug komen.”
Toen ik jong was… “Werd ik niet altijd geaccepteerd. Schoolvriendinnetjes mochten soms niet bij mij spelen. Daar had ik moeite mee – ik kan heel slecht tegen onrecht, we hadden toch niets misdaan! Er wordt nog vaak negatief gedacht over woonwagenbewoners. Door bekendheden als Romy Monteiro en Frans Bauer wordt dit gelukkig wel minder.”
Maar als ik solliciteer op een baan… “Vertel ik niet meteen dat ik in een woonwagen woon. Laten ze me eerst maar leren kennen, denk ik dan. Ik krijg trouwens alleen maar fijne reacties van mensen. Als ze eenmaal bij mij thuis zijn geweest en hebben gezien hoe ik woon, willen ze bijna allemaal ruilen!”
Mijn eigen kinderen… “Hebben gelukkig veel minder last van die vooroordelen. Wij zijn ook goed geïntegreerd, zoals dat heet, en staan met onze woonwagens tussen de huizen. Mijn ouders hebben ons altijd gestimuleerd om goed en beschaafd Nederlands te praten – dat is in de maatschappij toch belangrijk. Terwijl ik vaak van vriendinnen hoor dat als ik met mijn fam ben, ik toch anders praat.
Thuis gingen dingen anders… “Dan bij andere gezinnen. Mijn moeder kon toen nog niet goed lezen en schrijven en kon mij niet helpen met mijn huiswerk. Of na de avondvierdaagse: mijn ouders wisten niet dat het gebruikelijk was om met bloemen bij de finish te staan dus die waren er ook niet. Dat zorgde bij mij als kind weleens voor onbegrip terwijl ik toch echt de beste ouders van de wereld heb.”
Boos… “Kan ik me soms nog steeds maken over vooroordelen die veel mensen hebben over reizigers. Alsof we allemaal slecht zijn of onze dochters in megagrote jurken hijsen voor feestjes. Het klopt wél dat we op ons uiterlijk zijn; ik zie er graag verzorgd uit en mijn wagen is ook altijd netjes en schoon. En mijn zoontje zingt alle Nederlandstalige nummers woord voor woord mee! Maar als ik in de krant lees over een vechtpartij waar een woonwagenbewoner bij betrokken was, denk ik: waarom moet dat er nou zo nodig bij geschreven worden? Natuurlijk, op ieder kamp gebeurt weleens wat – al krijgen wij er hier weinig van mee – maar dat heb je toch ook in de burgermaatschappij?”
Verschenen in: Vrouw magazine.
Beeld: Corné van der Stelt