De deur (van de reiziger) staat altijd open!

IMG_5724

Melanie Rooze (28) uit Beukbergen
Nagelstyliste
Samen met Tomasz, moeder van dochter Delaya (7) 

Het moeilijkste om uit te leggen aan burgermensen… “Is dat wij vaak niet getrouwd zijn met onze partner, maar elkaar wel man en vrouw noemen. Traditioneel lopen wij met elkaar weg – zo heet dat. Dan weet iedereen dat je officieel met elkaar bent. Wij gingen bijvoorbeeld samen op vakantie. Bij thuiskomst had de familie een groot feest georganiseerd en sindsdien wonen we samen in een wagen.”

Mijn man… “Leerde ik kennen tijdens het uitgaan. Hij is een burger en moet soms nog erg wennen aan het leven in het kamp. Maar hij heeft het best naar zijn zin, al woont hij naast zijn schoonfamilie – haha. In een woonwagenkamp heb je eigenlijk geen privacy. Bij thuiskomst zit er altijd iemand aan de keukentafel. De gezelligheid, elke dag met de familie… Ik wil hier voor geen goud weg. Wij hoeven elkaar hier niks uit te leggen, want we zijn allemaal op dezelfde manier groot geworden.”

In een huis… “Heb ik kort gewoond met mijn ex, maar ik voelde me enorm opgesloten. Liep ik daar met mijn hondje, ik kende niemand, die uitgestorven straten… Ik had mezelf eens per ongeluk in een kamer opgesloten. Ik ben toen uit het raam gaan roepen, maar kreeg pas na drie uur hulp. Zoiets is hier ondenkbaar. Vergelijk het maar met kamperen; je rolt je tentje uit en bent onder elkaar. Als ik aan het werk ben gaat mijn dochter naar mijn moeder. En als mijn ouders ouder worden, wil ik voor ze zorgen zolang als kan.”

Als kind ging ik… “Met mijn vader mee reizen. Voor zijn werk trokken we negen maanden per jaar door Duitsland, Italië, Spanje… Als ik thuis was ging ik graag stappen met jonge woonwagenbewoners uit ons kamp, maar ook uit Brabant. Dan gingen we naar de Baja Beachclub in Rotterdam. Mijn moeder vond het prima toen ik op mijn 16e niet meer mee wilde reizen, maar zei: Je moet wel iets gaan doen. Ik was sinds mijn 12e niet meer naar school geweest. Tijdens het reizen kreeg ik soms wel les, maar vaak was dit in de praktijk lastig te plannen. Bij ons is het ook niet zo heel belangrijk dat je door leert, zeker als vrouw niet omdat de man meestal voor het gezin zorgt en de vrouw huishoudelijke taken doet. Maar tijden veranderen; nu mogen kinderen niet meer mee reizen in verband met de strengere leerplicht, en steeds meer vrouwen studeren en werken. Achteraf vind ik het best jammer dat ik dat nooit gedaan heb, maar anderzijds heb ik ook veel geleerd van de reizen die ik maakte. Nu ik thuiswerk, mis ik die vrijheid om te gaan en staan waar je wilt soms wel…

Op mijn 16e besloot ik… “De opleiding tot nagelstyliste te doen. Eerst huurde ik een ruimte in een zonnestudio. Sinds een half jaar werk ik vanuit een schuurtje achter de wagen. Dat wilde ik eigenlijk al meteen, maar ik dacht ook: Hoe weten mensen me hier dan te vinden? Eerst maar eens wat bekendheid opdoen.”

Ik ben heel trots… “Op mijn afkomst, maar vertel niet gelijk waar ik vandaan kom. Toch die vooroordelen he: Een woonwagenbewoner zal wel pikken, aso zijn… Toch heb ik nooit een aanvaring gehad. Klanten van de zonnestudio waren verbaasd toen ze erachter kwamen waar ik woonde, maar het merendeel is blijven komen. ‘Kan ik dan wel gewoon mijn fiets neerzetten?’ vroeg iemand eens. Daar moest ik om lachen – de voordeur gaat hier alleen ’s nachts op slot. Mensen denken ook weleens dat we vreemden wegsturen of wegkijken. Dat is onzin. Iedereen is welkom. Als ze maar wel hun schoenen uitdoen – haha.”


IMG_5723Antje Hoeré (58) uit Beukbergen
Ondernemer / interieurstyliste
Single, moeder van dochter Margaretha (39) en zoon Hannes (32) en oma van een kleinzoon- en dochter

Als klein meisje… “Reisde ik met mijn familie door Europa. Alleen ’s winters hadden we een vaste standplaats in de buurt van Bilthoven. Dat heerlijke vrije gevoel staat me nog altijd bij. Overal kwamen we familie en bekenden tegen – heel gezellig! Al had het ook nadelen. Zo ging ik bijvoorbeeld nooit naar school. Nee, dat heb ik mijn ouders nooit kwalijk genomen – dat was in die tijd nu eenmaal zo bij reizigers. Maar ik vond het wel jammer.”

Toen de overheid het reizen met de woonwagen verbood… “En reizigers dwong zich te centraliseren in grote kampen aan de rand van de stad, was ik een tiener. We werden weggestopt, vaak in de buurt van een vuilnisstort. Een volgend moment werden we weer uit elkaar gehaald en verdreven. Ik heb een hoop nare dingen gezien en meegemaakt.”

We moesten het… “Met elkaar zien te rooien. Daardoor zijn we zo’n hechte gemeenschap geworden. Dat hechte is gebleven; iedereen staat voor elkaar klaar. Via via zijn we ook allemaal familie van elkaar. Stel dat ik ergens ziek word of autopech krijg en ik stap een kamp in, dan word ik met open armen ontvangen.”

Ik zorg mee… “Voor mijn kleinkinderen. Wij sturen onze kinderen eigenlijk nooit naar kinderdagverblijven. Net zoals kinderen zolang als kan voor hún ouders zorgen. Ik onderzoek nu trouwens de mogelijkheden voor het realisering van een verzorgingshuis op het kamp. Ik zag het aan mijn eigen moeder: het is al vreselijk als je je huis uit moet, maar de stap van een woonwagen naar een tehuis… Verschrikkelijk!”

Per toeval… “Rolde ik in het vak van interieurstyling. Als kind was ik al heel creatief, ik zat altijd te tekenen. Ik heb veel restaurants ingericht, ook bij burgers. Ik zeg nooit meteen waar ik vandaan kom. Heel stom eigenlijk, maar dat zit er nu eenmaal in door alle negativiteit in de media rondom woonwagenbewoners. Veel mensen hebben toch vooroordelen.

Criminaliteit… “Hebben we hier op Beukbergen nauwelijks. Ik denk zelfs nog minder dan in andere wijken. Natuurlijk, hier vind je ook werkloosheid, maar niet meer dan in de rest van Nederland. Behulpzaamheid en gastvrijheid typeren ons. Dat is bij andere mensen soms ook zo – al zie ik de maatschappij buiten het kamp wel verharden – maar bij ons is het regel in plaats van uitzondering.”

We zijn Nederlanders… “Maar toch een andere bevolkingsgroep. In een huis wil ik niet wonen. Een tijdje woonde ik met mijn ouders in Bunnik. Daar voelden we ons als wilde vogels in een kooi. In een wagen heb je veel ramen: ik wil van alle kanten van me af kunnen kijken, en lekker vaak buiten zijn. Mijn wagen heeft trouwens nog wel wielen, maar kan niet meer rijden.

Die hele sterke sociale controle in een kamp… “Is weleens lastig. Ik ben toch wel op mijn privacy gesteld en woon dan ook een beetje afgeschermd in het kamp. Maar ik open de deur en ben onder de mensen. Ik zou niets anders willen.”


IMG_5722Lolita Venema (48) uit Soesterberg
Tandartsassistente
Samen met Hans (52), moeder van Hans (29), Ricardo (25) en Delano (17)

Mijn vader is… “Een burger. Mijn ouders hebben nog even in een stenen huis gewoond, maar mijn moeder kon er niet wennen. Ik ben geboren in een kleine wagen in Helmond. Daarna verhuisde we naar Soesterberg, waar 125 wagens staan.”

‘Neem een man van het kamp’… “Zeiden mensen vroeger tegen me. ‘Veel makkelijker, met dezelfde mentaliteit.’ Maar voor mij maakte dat niet uit. Hoewel mijn burgerman even moest wennen, krijg ik ‘m nu met geen mogelijkheid uit de wagen, net zoals mijn vader destijds. Zelf zou ik wel in een huis kunnen wonen, maar dan wel héél dichtbij mijn familie!”

Hecht… “Zijn we zeker. De deur staat altijd open. We eten een paar keer per week met de hele familie samen. Ik heb een eettafel waar twaalf man aan kunnen en pak graag uitgebreid uit. De kinderen appen ’s morgens al wat ik ga koken. Vaak wordt het traditioneel zuurvlees, of een pasta. En ik kook altijd meerdere soorten groenten.

Al er iets gebeurt… In de familie, of het nu leuk of verdrietig is, spenderen we dagenlang samen. Met de andere families op de kamp is het contact ook goed. Bij een overlijden komt iedereen langs. En tijdens een communie komen er zelfs mensen van andere kampen.”

Mijn jongens zijn… “Gedoopt. En toen ze acht waren hadden ze de eerste heilige communie. Tradities houden we in eren. Voor communies pakken we enorm uit – dat is een soort trouwdag voor ons, waar kosten noch moeite worden gespaard. De tante van Rafael van der Vaart heeft de pakken voor mijn zonen ontworpen!”

Onder ieder koren… “Heb je kaft. Dat is bij ons niet meer of minder dan in de burgermaatschappij. Maar als mensen het over woonwagenbewoners hebben, wordt helaas nog snel gedacht: ‘Oh ja, die criminelen.’ Het vervelende is dat als er bij ons iets gebeurt, het altijd negatief in de media word gebracht. Werkloosheid in kampen? Ik ken alleen maar hardwerkende mensen! De meeste praatjes zijn door vroeger ontstaan, maar het is nu zo anders.”

Gepest… “Ben ik niet. Eén keer riep mijn vriendinnetje van buiten het kamp tijdens een ruzie ‘zigeunerin’ tegen me, heel hard door de klas. Door mijn vader kende ik ook allebei de werelden. Dat heeft me heel openminded gemaakt. De tandartswereld is ook een hele andere wereld dan de woonwagenwereld, maar wel een héle leuke! Laatst vroeg een collega die ik nog niet goed kende waar ik nu eigenlijk vandaan kwam – ik zag er zo Spaans, Italiaans uit. Ik heb het verteld en haar gelijk uitgenodigd voor het eten.”

‘Ze zal wel geld nodig hebben’… “Dachten ze in het kamp toen ik zeven jaar geleden aan een studie tot tandartsassistente begon. Ik was net als de meeste vrouwen in het kamp opgevoed als een echt reizigersmeisje; je vindt een man, krijgt kinderen en zorgt voor het gezin. Ik ben een typische overbezorgde woonwagenmoeder (lacht), maar toen de kinderen gingen studeren wilde ik zelf aan de slag. Het was een pittige studie, zeker toen ik daarna doorging voor preventie-assistente. Maar ik ben enorm leergierig en werk inmiddels bij een gerenommeerde praktijk in de buurt. Iedereen is enorm trots op me! Al staat er na een lange werkdag niet altijd meer een volledig gedekte tafel klaar voor de familie!”


IMG_5725Petra van Houten (48) uit Heemskerk
Werkt in een modezaak
Samen met Mark (48), moeder van Priscilla (24) en Jayden (8)

Mijn ouders… “Zijn echte oude reizigers, in hun doen en ook nog vaak in hun denkwijze. Tot mijn zesde woonde ik op een groot kamp, met meerdere families. Daardoor ontstonden er wel eens opstootjes. Mijn moeder kon daar uiteindelijk niet meer goed tegen en we verhuisden naar een rustigere plek. Binnen enkele jaren woonden mijn oom en tantes ook bij ons in de straat – de fam bij elkaar, dat vinden we belangrijk en fijn!

Als familie… “Staan we altijd voor elkaar klaar. Toen ik alleenstaand moeder was, zorgden mijn ouders voor mijn dochter als ik aan het werk was. En mijn moeder zorgde ook weer voor mijn oma. Tijden veranderen: Mijn ouders zien hoeveel wij werken en zeggen niet te willen dat wij dan ook nog voor hun zorgen. Maar hopelijk duurt het nog jaren voordat ze hulp nodig hebben en werk ik tegen die tijd minder.”

De woonwagens van toen… “En nu zijn trouwens niet meer te vergelijken. Ik douchte vroeger buiten in de schuur, mijn zoon heeft tegenwoordig zijn eigen badkamer. Door een brand moest ik eens negen maanden in een appartement wonen, omdat mijn woonwagen herbouwd werd. Ik kon er niet wennen. Ik miste dat vrije gevoel, hoorde ieder geluidje… Mijn dochter woont nu in een huis, maar als er een stuk grond vrij zou komen, zou ze zo terug komen.”

Toen ik jong was… “Werd ik niet altijd geaccepteerd. Schoolvriendinnetjes mochten soms niet bij mij spelen. Daar had ik moeite mee – ik kan heel slecht tegen onrecht, we hadden toch niets misdaan! Er wordt nog vaak negatief gedacht over woonwagenbewoners. Door bekendheden als Romy Monteiro en Frans Bauer wordt dit gelukkig wel minder.”

Maar als ik solliciteer op een baan… “Vertel ik niet meteen dat ik in een woonwagen woon. Laten ze me eerst maar leren kennen, denk ik dan. Ik krijg trouwens alleen maar fijne reacties van mensen. Als ze eenmaal bij mij thuis zijn geweest en hebben gezien hoe ik woon, willen ze bijna allemaal ruilen!”

Mijn eigen kinderen… “Hebben gelukkig veel minder last van die vooroordelen. Wij zijn ook goed geïntegreerd, zoals dat heet, en staan met onze woonwagens tussen de huizen. Mijn ouders hebben ons altijd gestimuleerd om goed en beschaafd Nederlands te praten – dat is in de maatschappij toch belangrijk. Terwijl ik vaak van vriendinnen hoor dat als ik met mijn fam ben, ik toch anders praat.

Thuis gingen dingen anders… “Dan bij andere gezinnen. Mijn moeder kon toen nog niet goed lezen en schrijven en kon mij niet helpen met mijn huiswerk. Of na de avondvierdaagse: mijn ouders wisten niet dat het gebruikelijk was om met bloemen bij de finish te staan dus die waren er ook niet. Dat zorgde bij mij als kind weleens voor onbegrip terwijl ik toch echt de beste ouders van de wereld heb.”

Boos… “Kan ik me soms nog steeds maken over vooroordelen die veel mensen hebben over reizigers. Alsof we allemaal slecht zijn of onze dochters in megagrote jurken hijsen voor feestjes. Het klopt wél dat we op ons uiterlijk zijn; ik zie er graag verzorgd uit en mijn wagen is ook altijd netjes en schoon. En mijn zoontje zingt alle Nederlandstalige nummers woord voor woord mee! Maar als ik in de krant lees over een vechtpartij waar een woonwagenbewoner bij betrokken was, denk ik: waarom moet dat er nou zo nodig bij geschreven worden? Natuurlijk, op ieder kamp gebeurt weleens wat – al krijgen wij er hier weinig van mee – maar dat heb je toch ook in de burgermaatschappij?”


Verschenen in: Vrouw magazine.
Beeld: Corné van der Stelt

Deze vrouwen cheffen het

Nee, echt niet, chef-koks zijn niet altijd tierende mannen die met pannen en messen gooien. Deze drie vrouwen zijn helemaal in control in hun eigen restaurantkeuken. En in hun drukke gezinsleven…


Joyce Giesen (47)
Chefkok: Aan De Lange Dis (luxe catering)
Getrouwd met Michel (51), moeder van zoon Floris (21) en dochter Bo (17)

“Voor zijn 50e verjaardag wilde een klant tafelen in Italiaanse stijl. Aan een lange gedekte tafel in de tuin, met al zijn familie en vrienden. Dat is mij op het lijf geschreven! Ik houd enorm van zo’n mediterraan sfeertje, een tafel vol heerlijke gerechten, goede wijnen en gezelligheid. Na een welkomstdrankje en een amusehapje, serveerde ik huisgerookte zalm van mijn eigen big green egg, gevolgd door langzaam gegaarde kalfswang met truffelsaus.

De voorbereidingen beginnen dagen van te voren. Natuurlijk houd ik rekening met dieetwensen, maar verder laten klanten me gelukkig vaak vrij. Het meeste voorbereidingswerk doe ik in eigen keuken. Ik heb thuis een verdiept aanrechtblad van vijf meter lang, drie ovens en een teppanyaki plaat. Mijn berging ligt vol met horecaspullen (lacht). Op de locatie zelf leg ik de laatste hand aan de gerechten. Ik neem vooraf altijd even een kijkje in de keuken.

“Een mooi gedekte tafel met bloemen en kaarsen, verse producten en een boel gezelligheid; dat is voor mij waar eten om draait”

Mijn passie voor koken ontstond op de hotelschool. De eerste kookclubjes met klasgenoten waren daar al snel een feit. Ik zeg weleens, het is een uit de hand gelopen hobby geworden. Mijn zus en ik begonnen al in 1995 ons eerste bedrijfje in catering en styling, genaamd Soeurs (zussen op z’n Frans, omdat we allebei in Parijs hebben gewoond). Zij werkte toen als doktersassistent en ik had een eigen schoonheidssalon; koken deden we ernaast. Na een tijdje kreeg ik een baan achter het fornuis in een restaurant in Amersfoort. Hier leerde ik koken voor grote groepen en diverse gezelschappen. Binnen een jaar was ik er chefkok. Inmiddels weet ik dat ik niet in een restaurant wil werken; elke keer hetzelfde maken gaat mij vervelen, ik wil me laten leiden door wat er in me opkomt. Mijn zus en ik runnen nu sinds 3 ½ jaar Aan De Lange Dis. Veel van de klussen doe ik alleen, omdat mijn zus er nog een baan naast heeft. We cateren voor feesten, borrels en events, maar koken ook vaak bij mensen thuis.

Inspiratie haal ik uit kookprogramma’s – ik kijk ze allemaal! – maar ook uit kruidentuinjes waar ik langsloop, of versmarkten.
Jaarlijks cateren we voor een groot schrijversevenement, vaak in Duitsland, maar afgelopen jaar zaten we twee weken in Zuid-Frankrijk. Van te voren heb ik een menu in mijn hoofd, maar dan lopen we op die markt… Overal mooie groenten en kazen, prachtige hammen… Op de terugweg vind je overal vers fruit in stalletjes langs de weg. Heerlijk – dan ga ik helemaal los! Een mooi gedekte tafel met bloemen en kaarsen, verse producten en een boel gezelligheid; dat is voor mij waar eten om draait. Ik mingel ook graag met de klanten. Ik loop en kook trouwens altijd op hakken van minstens acht centimeter. Mensen verklaren me voor gek, maar voor mij loopt dat het fijnst!

Mijn gezin is enorm betrokken. Floris doet de Hogere hotelschool – hij wil straks de wijn in – en woont op kamers. Hij helpt ons soms in de bediening. Mijn man is een groot barbecue-fanaat; op zijn Weber bereidt hij soms gerechten voor me, als ik tijd of ruimte te kort kom. Mijn dochter geniet vooral van het lekkere eten. (lacht)
Druk is het soms wel, en schuldig kon ik me ook voelen – zeker toen ik nog in het restaurant werkte. Ik was vaak weg. Overigens geloof ik ook dat ik er een leukere moeder van werd, door mijn eigen ding te hebben en te werken. Dan hadden we zoveel mogelijk quality time als ik thuis was. Nu de kinderen ouder zijn is het goed te combineren. Soms kookt Michel, maar vaak maak ik gewoon iets extra als ik toch voor een klant bezig ben.”


Chan Roemkitjkran (43)
Chefkok: Yam Thai restaurant
Samenwonend met Arjen (49), moeder van dochter May (26), oma van kleinzoon Thayson (3)

“Ik groeide op in Chonburi, Thailand, in een gezin met nog drie zussen. Mijn moeder heeft een cateringbedrijf en we waren altijd in de weer met eten. Ze kookte bijvoorbeeld voor het leger – honderden man! – maar ook voor feesten. Als klein meisje keek ik al nieuwsgierig mee naar wat ze deed. De Thaise sambalpasta zoals mijn moeder die maakt is onovertroffen!

Toen ik een jaar of 12 was ging ik mijn moeder serieus helpen, toentertijd in de catering op een Hogeschool. Nee, dat vond ik niet altijd leuk (lacht), ik speelde liever buiten. Ik kwam toen net zo hoog als die wokpit, kon er nét in roeren! Nu ben ik er dankbaar voor – koken is echt mijn passie geworden.

In 1998 kwam ik naar Nederland. Ik kreeg een baan als kok in een Thais restaurant. Maar mijn dochter was toen 9 en ik wilde ‘s avonds thuis zijn. Ik heb tien jaar in een fabriek gewerkt en toen May oud genoeg was maakte ik mijn terugkeer naar het restaurant. Hier leerde ik wat er allemaal komt kijken bij het runnen van een restaurant; inkoop, menu, roosters, bediening…
Ik vond dat ik genoeg ervaring had om zelf een restaurant te beginnen. Samen met Arjen, die ik een paar jaar ervoor leerde kennen. Simpel maar voortreffelijk Thais eten – daar gaan we voor. Hier zat vroeger een shoarmazaak/pizzeria trouwens, we hebben echt maandenlang verbouwd om de zaak ons restaurant te maken. Arjen en ik werken en leven samen; samen in het restaurant, samen inkopen doen. We verdelen gelukkig de taken. Hij bemoeit zich niet met mijn werk; ik iets meer met dat van hem, vrees ik! (lacht)

“Gefermenteerde garnalen zijn Nederlanders vaak te gortig”

Maandag zijn we dicht, dat is mijn enige vrije dag. Op maandagen en de overige ochtenden pas ik zo vaak als kan op mijn heerlijke kleinzoon. Mijn dochter komt hier vaak met hem eten. Dan zijn ze er rond 16.00 uur, net voor de drukte, en maak ik wat lekkers voor ze. Altijd gezellig!

Ik heb nu twee koks in de keuken, nog twee koks voor de voorgerechten en wat meiden in de bediening. Veel Thaise koks zijn opgeleid door hun moeder of oma; ze moeten nog leren hoe het er in een professionele keuken aan toegaat. Het heeft trouwens even geduurd voor ik gemotiveerd personeel vond die kon koken zoals ik het graag wil! In de keuken zorg ik voor afwisseling; iedereen moet alles kunnen. Als het heel druk is en ik zie personeel ploeteren, neem ik het even over. Met mijn ervaring is het makkelijker om dingen op te pakken.

Door ervaringen in andere restaurants waar ik werkte, leerde ik hoe je op een goede manier leiding geeft. Hoe je personeel gemotiveerd houdt, hoe je mensen een goed gevoel geeft… Ik kan goed delegeren en leiding nemen, maar zal mijn mensen nooit uitkafferen en ik blijf altijd rustig. Als chefkok is het heel belangrijk om overzicht te houden. We werken hier namelijk ook met afhaal; mensen zitten te wachten, anderen hebben telefonisch besteld en het restaurant zit ondertussen bomvol. Maar kwaliteit staat bovenaan; de smaken moeten goed zijn.

Als ik ergens eet, denk ik vaak: ‘hoe zou ík dit maken?’ Zo is mijn Yam Thai (Thaise salade) ontstaan. Veel mensen in deze buurt eten vegetarisch; dat staat nu vaker op de kaart. Maar ik maak de gerechten in principe zoals ík ze lekker vind en vind dat ze horen te smaken. Wat ik van mijn moeder leerde en later in restaurants maakte, heb ik eigen gemaakt. Als iemand het minder pittig wil, vooruit, maar anders serveer ik het volgens mijn smaak. Maar natuurlijk houd ik rekening met de smaak van Nederlanders. Gefermenteerde garnalen, trassi; dat is Nederlanders vaak te gortig. Mijn favoriet is trouwens Tom Yam, een pittige, kruidige soep – doet me aan mijn moeder denken, maar zoals ik het voor mezelf maak zet ik het hier niet op tafel. Ik ga nog vaak naar Thailand trouwens, dan eet ik overal en nergens en kijk wat er allemaal bijgekomen is!

Trots ben ik zeker. We hebben het toch maar mooi geflikt! Ik kijk ’s avonds vaak stiekem om het hoekje om te zien of iedereen het bordje leeg gegeten heeft. Mijn moeder is heel trots op me trouwens. Ze komt volgend jaar sinds tien jaar weer naar Nederland. Leuk én spannend. Mijn moeder heeft de wind er altijd goed onder in de keuken!”


Mary van Kleef (52)
Baas/ chefkok in de artiestenfoyer van de Rotterdamse Schouwburg
Mary is singel. Moeder van Sabine (29) en Kathleen (25, woont nog thuis), oma van Amy (9) en Lilly (6)

“Alweer 15 jaar run ik hier de keuken. Het is eigenlijk één grote familie, niet in de laatste plaats omdat mijn dochter Kathleen hier achter de bar staat (lacht).
We zijn één van de weinige artiestenfoyers waar nog echt gekookt wordt voor de artiesten, de crew en het Schouwburgpersoneel. Er wordt hier topsport geleverd, dus er moet goed gegeten worden. De dansers eten graag pasta, vol koolhydraten. Zeker die jongens eten dan best veel. De meiden willen vaak liever een stampotje van boerenkool en pomodori.

Er komen hier eigenlijk altijd leuke mensen. Down to earth, het is hier vaak ‘ouwe jongens krentenbrood’ gezellig. De dansers van Scapino ballet, bijvoorbeeld, zijn fijne mensen en inmiddels heel ‘eigen’. Ik ben ook altijd blij als Hans Dagelet komt, dat is zo’n schat!

Ik stel elke dag een ander menu samen. Wat ik maak weet ik van te voren nooit, ik verzin het soms tijdens het snijden van de groenten.
’s Morgens op de fiets doe ik boodschappen. Veel komt via de groothandel, maar ik ga steevast langs de Marokkaanse slager – die ik nog ken van vroeger – en de Turkse groenteboer voor aubergines en zoete aardappels. Eenmaal binnen zet ik vast de oven en platen aan, bak ik brood en maak ik schoon. Ik doe hier van alles; van de menu’s tot de roosters. Lange dagen ja, maar als de voorstellingen rond 20.00 uur beginnen kan ik weg.

“Ik weet altijd precies hoe ik het wil”

Goed eten is voor mij ontzettend belangrijk. Ik ben vegetariër en dus altijd gefocust op verse groenten. Vlees bereiden vind ik geen enkel probleem trouwens. Wel zou ik het liefst alles biologisch kopen, maar toneelgezelschappen hebben helaas steeds minder budget.
Eens in paar maanden maak ik een bulk sambal van Madame Jeanette, dat vries ik dan in. Ik ben er dol op, maar je ruikt het van hier tot aan de kantoren. Ik maak het daarom zo vroeg mogelijk; we willen niet dat de grote zaal ’s avonds nog naar sambal ruikt! (lacht)

Ik ben 18 jaar getrouwd geweest en heb 12 jaar gelat. Maar die mannen snappen het echt niet. De horeca, de werktijden, dat je soms onverwachts naar de zaak moet… Altijd discussies – ik ben er wel klaar mee.
Mijn oudste dochter is ook alleenstaande moeder én werkt ook in de horeca. Privé is het rennen, vliegen en de tijd aan elkaar knopen. Na mijn werk ga ik naar het huis van mijn oudste dochter om op Amy en Lilly te passen, zodat zij kan werken. Dan kook ik gelijk wat lekkers. Als de dienst van Kathleen erop zit, lost zij mij af tot haar zus weer thuis is. Zo regelen we het met elkaar…

Als baas ben ik rechtdoorzee. Je kunt tegen mij ook alles zeggen. Ik stoor me weleens aan het haantjesgedrag van de mannen. ‘Grappige’ opmerkingen, je kent het wel. Dan neem ik ze even apart om te zeggen dat ik daar niet van gediend ben. Werkt altijd.
Ik werk met twee koks in de keuken. Ik weet altijd precies hoe ik het wil; verspillen doe ik niet graag, veel groenten is een vereiste en ik vind het doodzonde als ik zie dat het blijft liggen. ‘Snijd die vier penen op’, denk ik dan. Daar word ik pissig van.
Ik kan trouwens best voor een baas werken hoor, dat heb ik een tijdlang gedaan. Als ik maar geen chef hoef te zeggen. ‘Wie ben jij dan?’, denk ik. ‘Je hebt toch een naam!’ Doe maar lekker gewoon…

Heel af en toe krijgen we iemand in de foyer met een attitude. Vaak zijn dat nieuwkomers die nog niet weten hoe het hier werkt. Diva gedrag. Maar dat kunnen wij beter! Dan kijken mijn dochter en ik elkaar aan; ‘zo ma, hoor je dat?’ ‘Ben jij nou serieus?’ Dan is het gauw voorbij. (lacht)
Maar in al die jaren heb ik maar een keer een echt nare ervaring gehad. Ik geniet elke dag van mijn werk.”