‘Zij hoort bij mij’

Ze houden van de stad én van elkaar. In deze rubriek gaan we op zoek naar de lovebirds van de stad. Wat is hun verhaal? Wat houdt het vuur in hun relatie brandend? Deze aflevering: Debby verliet haar geliefde Amsterdam voor haar grote liefde Priscilla.

Voorjaar 2011. Priscilla Kloostra en Debby de Vries kennen elkaar pas een paar maanden als ze besluiten samen de voettocht te maken van Rotterdam naar Santiago de Compostella. Debby voelde zich nog even bezwaard om zichzelf uit te nodigen op de tocht die Priscilla al een jaar gepland had, maar het idee om zolang zonder haar kersverse meisje te zijn, was onverteerbaar. Dus slaan ze sámen de Rotterdamse voordeur van Priscilla achter zich dicht en gaan lopen. 2700 kilometer, in drie maanden en drie weken tijd. Debby: “Ja, dan leer je elkaar kennen. Al die tijd ben je bezig geweest om je van je ‘leukste’ kant te laten zien en ineens zit je in de openlucht te poepen, terwijl de ander een meter verderop met de rugzakken staat. We zaten er soms finaal doorheen, maar we hadden een fantastische tijd.”

De twee namen zelfs een souvenir mee naar huis: kat Juan Carlos. Hij was nog maar een kitten toen de meiden hem met pijn en moeite uit een doornstruik bevrijdden. Priscilla slikt even bij de herinnering. “Het was zó zielig, hij was moederziel alleen en in Spanje ontfermt niemand zich over straatdieren.” Priscilla en Debby droegen Juan Carlos mee in een geïmproviseerde buidelzak, bezochten onderweg een dierenarts, wandelden nog twee weken door en vlogen uiteindelijk met z’n drieën naar Nederland.

‘Al die tijd ben je bezig geweest om je van je ‘leukste’ kant te laten zien en ineens zit je in de openlucht te poepen, terwijl de ander een meter verderop met de rugzakken staat’

Zomer 2017. In de Pelserthaven in de Spaanse Polder vinden we de woonboot waar het stel sinds 2015 anti-kraak woont. De voortuin ligt mooi verscholen in het groen. Grote raampartijen geven zicht op een trendy ingerichte woonkamer. Juan Carlos komt ons, samen met kat Rocco, nieuwsgierig bekijken als we naar de voordeur lopen. Een goedlachse Priscilla doet open en leidt ons de keuken in. “Gezellig, hè? Vanmorgen stonden we hier samen ontbijt klaar te maken en toen kwam er een zwanenfamilie op bezoek – dat is zo’n leuk begin van je dag.” Priscilla (32) groeide in de Pelserthaven op, vertelt ze. Op de naastgelegen boot woont haar moeder. “De boten moeten hier helaas weg en daarom heeft de gemeente een groot deel al uitgekocht. Zo kregen wij de kans om hier te wonen.” Debby (44) is inmiddels ook in de keuken en zet koffie.

Jordaan

Eerst even terug naar het moment van ontmoeting: Koninginnedag 2010. Traditiegetrouw ging Priscilla met een vriendin naar Amsterdam. In een vrouwencafé in de Jordaan ziet zij Debby, die dan al zeventien jaar in de hoofdstad woont. Debby: “Ja, ik vond Pris gelijk héél erg leuk! Maar ze stond al te praten met een ander meisje; nota bene mijn ex-vriendin. Daar baalde ik van, maar ik had ook geen zin in drama. Later die dag gingen we met z’n allen wat eten en raakten wij in gesprek. We bleken zóveel gemeen te hebben. Nog nooit had ik iemand ontmoet die net zo gepassioneerd over zangeres Roisin Murphy is als ik. Ken je haar niet? Nou, dat bedoel ik!” (lacht)

Priscilla: “We hielden contact via Facebook. Een maand later trok Debby de stoute schoenen aan en vroeg mij op date. ‘Maar dan wel iets surrealistisch’, zei ze. Ze wilde graag door een local door het Boijmans begeleid worden. Dat liet ik me geen twee keer zeggen! In Boijmans hingen toentertijd van die netten waar je in kon liggen om naar korte filmpjes te kijken. We hebben die filmpjes wel tien keer gezien! Zo naast elkaar liggen, een beetje praten, was heel intiem en zorgde voor instant romance. Daarna gingen we naar Rotown. De dag erna had ik een lichte kater, maar het maakte geen bal uit. We hadden verkering!”

Het stel besluit al snel samen te gaan wonen. In Amsterdam, waar Debby dan al een koophuis heeft. Priscilla: “Maar ik heb altijd gezegd: dit is tijdelijk, want ik wil terug naar Rotterdam.” Zo geschiedde. Debby had het na 23 jaar ook wel gezien in Amsterdam en was Rotterdam steeds meer gaan waarderen. “Natuurlijk had ik wel mijn werk en vrienden in Amsterdam”, zegt ze. “Dat was weleens lastig, maar inmiddels heb ik hier ook een leuk sociaal leven opgebouwd.”

Gedurende het gesprek vullen de twee elkaar soepel aan en zijn opvallend eensgezind. Geen onvertogen woord. Maken ze weleens ruzie? “Nauwelijks tot nooit”, zegt Debby lachend. “We denken over de meeste dingen hetzelfde, vinden dezelfde dingen leuk. Daardoor gaat het allemaal vanzelf.” Is dat nooit saai? Welnee, roept Priscilla uit: “Ik kan vreselijk met Debby lachen! Als je zou weten wat ze weleens in mijn oor fluistert op een feestje, of de grapjes die ze maakt… ‘Nee, zoiets zegt Debby niet’, zeggen mensen dan. Ze komt heel rustig en bedachtzaam over en mensen denken vaak dat ze alleen maar heel lief is. Is ze natuurlijk ook, maar ze is ook een boef, hoor!”

Vooruit, geen ruzies dus. Jaloezie dan? “Ik kan wel een beetje jaloers zijn”, bekent Priscilla met een ietwat beschroomd lachje. “Debby is echt een ‘plakker’, dan zegt ze voor tienen thuis te zijn maar is er na middernacht nog niet. ‘Waar zit ze nou?’, dacht ik vroeger weleens. Zeker als ze haar telefoon niet opnam, zat ik me echt op te vreten! Inmiddels weet ik dat ze het dan gewoon gezellig heeft. Debby houdt ook al haar exen op facebook, met name de korte scharrels in haar vriendenlijst vind ik storend.”

‘Als ik haar zie nadat we elkaar een tijdje niet gezien hebben, gaan de vlinders geheid weer fladderen’

Debby: “Er is geen enkele reden voor jaloezie: Pris hoort gewoon bij mij, het klopt tussen ons. Dat wist ik al heel snel. Met haar kan ik echt de zeven zeeën bevaren. Ze is down to earth en optimistisch, altijd in voor iets nieuws, en dat stimuleert mij ook weer meer tot actie.” Debby kan namelijk best lui zijn, bekent ze. “Een weekend waarin we niet van de bank komen is voor mij prima geslaagd, maar Pris denkt daar anders over. Nu doen we beiden: in joggingsbroek Netflixen en de dag erna uit eten of naar een festivalletje.”

Over die zeven zeeën gesproken: reizen is nog steeds een grote passie van het stel. “Met Deb ervaar ik een gevoel van thuis, waar ter wereld ook”, zegt Priscilla. Ze vangt Debby’s blik en even is daar zo’n intiem moment. “In 2016 zegden we allebei onze baan op en trokken vijf maanden door Nieuw Zeeland, Singapore, Maleisië, Thailand en Vietnam. Zo houden we het samen spannend; door iets nieuws te gaan doen, of door samen een reis voor te bereiden.”

En ook na zeven jaar laait het vuur in de relatie nog regelmatig op. Debby: “Als ik Priscilla hoor schaterlachen, of als ik haar zie nadat we elkaar een tijdje niet gezien hebben, gaan de vlinders geheid weer fladderen.”

Kindje

Hebben Priscilla en Debby nog een kinderwens? “Zeker”, zeggen ze wederom bijna tegelijk. Ze zijn zelfs al aan het kijken naar de mogelijkheden. Debby: “Gezien mijn leeftijd zou Priscilla het kindje dragen. Mocht het lukken, zou dit de kroon op onze liefde zijn. Maar ook als dat niet lukt, zijn we hartstikke gelukkig samen.” Want weet je, vult Priscilla aan. “Als we samen op een feestje zijn, en ik zie Deb vanuit mijn ooghoek lachen of bedachtzaam kijken, dan denk ik: ‘Ik heb echt de allerleukste in deze ruimte! Met haar wil ik oud worden!”


Debby de Vries (44) werkt als freelance webadviseur voor het Koninklijke Instituut voor de Tropen. Priscilla Kloostra (32) werkt als projectondersteuner bij de VNG Academie en is bezig met de voorselectie voor de vrijwillige brandweer.

De deur (van de reiziger) staat altijd open!

IMG_5724

Melanie Rooze (28) uit Beukbergen
Nagelstyliste
Samen met Tomasz, moeder van dochter Delaya (7) 

Het moeilijkste om uit te leggen aan burgermensen… “Is dat wij vaak niet getrouwd zijn met onze partner, maar elkaar wel man en vrouw noemen. Traditioneel lopen wij met elkaar weg – zo heet dat. Dan weet iedereen dat je officieel met elkaar bent. Wij gingen bijvoorbeeld samen op vakantie. Bij thuiskomst had de familie een groot feest georganiseerd en sindsdien wonen we samen in een wagen.”

Mijn man… “Leerde ik kennen tijdens het uitgaan. Hij is een burger en moet soms nog erg wennen aan het leven in het kamp. Maar hij heeft het best naar zijn zin, al woont hij naast zijn schoonfamilie – haha. In een woonwagenkamp heb je eigenlijk geen privacy. Bij thuiskomst zit er altijd iemand aan de keukentafel. De gezelligheid, elke dag met de familie… Ik wil hier voor geen goud weg. Wij hoeven elkaar hier niks uit te leggen, want we zijn allemaal op dezelfde manier groot geworden.”

In een huis… “Heb ik kort gewoond met mijn ex, maar ik voelde me enorm opgesloten. Liep ik daar met mijn hondje, ik kende niemand, die uitgestorven straten… Ik had mezelf eens per ongeluk in een kamer opgesloten. Ik ben toen uit het raam gaan roepen, maar kreeg pas na drie uur hulp. Zoiets is hier ondenkbaar. Vergelijk het maar met kamperen; je rolt je tentje uit en bent onder elkaar. Als ik aan het werk ben gaat mijn dochter naar mijn moeder. En als mijn ouders ouder worden, wil ik voor ze zorgen zolang als kan.”

Als kind ging ik… “Met mijn vader mee reizen. Voor zijn werk trokken we negen maanden per jaar door Duitsland, Italië, Spanje… Als ik thuis was ging ik graag stappen met jonge woonwagenbewoners uit ons kamp, maar ook uit Brabant. Dan gingen we naar de Baja Beachclub in Rotterdam. Mijn moeder vond het prima toen ik op mijn 16e niet meer mee wilde reizen, maar zei: Je moet wel iets gaan doen. Ik was sinds mijn 12e niet meer naar school geweest. Tijdens het reizen kreeg ik soms wel les, maar vaak was dit in de praktijk lastig te plannen. Bij ons is het ook niet zo heel belangrijk dat je door leert, zeker als vrouw niet omdat de man meestal voor het gezin zorgt en de vrouw huishoudelijke taken doet. Maar tijden veranderen; nu mogen kinderen niet meer mee reizen in verband met de strengere leerplicht, en steeds meer vrouwen studeren en werken. Achteraf vind ik het best jammer dat ik dat nooit gedaan heb, maar anderzijds heb ik ook veel geleerd van de reizen die ik maakte. Nu ik thuiswerk, mis ik die vrijheid om te gaan en staan waar je wilt soms wel…

Op mijn 16e besloot ik… “De opleiding tot nagelstyliste te doen. Eerst huurde ik een ruimte in een zonnestudio. Sinds een half jaar werk ik vanuit een schuurtje achter de wagen. Dat wilde ik eigenlijk al meteen, maar ik dacht ook: Hoe weten mensen me hier dan te vinden? Eerst maar eens wat bekendheid opdoen.”

Ik ben heel trots… “Op mijn afkomst, maar vertel niet gelijk waar ik vandaan kom. Toch die vooroordelen he: Een woonwagenbewoner zal wel pikken, aso zijn… Toch heb ik nooit een aanvaring gehad. Klanten van de zonnestudio waren verbaasd toen ze erachter kwamen waar ik woonde, maar het merendeel is blijven komen. ‘Kan ik dan wel gewoon mijn fiets neerzetten?’ vroeg iemand eens. Daar moest ik om lachen – de voordeur gaat hier alleen ’s nachts op slot. Mensen denken ook weleens dat we vreemden wegsturen of wegkijken. Dat is onzin. Iedereen is welkom. Als ze maar wel hun schoenen uitdoen – haha.”


IMG_5723Antje Hoeré (58) uit Beukbergen
Ondernemer / interieurstyliste
Single, moeder van dochter Margaretha (39) en zoon Hannes (32) en oma van een kleinzoon- en dochter

Als klein meisje… “Reisde ik met mijn familie door Europa. Alleen ’s winters hadden we een vaste standplaats in de buurt van Bilthoven. Dat heerlijke vrije gevoel staat me nog altijd bij. Overal kwamen we familie en bekenden tegen – heel gezellig! Al had het ook nadelen. Zo ging ik bijvoorbeeld nooit naar school. Nee, dat heb ik mijn ouders nooit kwalijk genomen – dat was in die tijd nu eenmaal zo bij reizigers. Maar ik vond het wel jammer.”

Toen de overheid het reizen met de woonwagen verbood… “En reizigers dwong zich te centraliseren in grote kampen aan de rand van de stad, was ik een tiener. We werden weggestopt, vaak in de buurt van een vuilnisstort. Een volgend moment werden we weer uit elkaar gehaald en verdreven. Ik heb een hoop nare dingen gezien en meegemaakt.”

We moesten het… “Met elkaar zien te rooien. Daardoor zijn we zo’n hechte gemeenschap geworden. Dat hechte is gebleven; iedereen staat voor elkaar klaar. Via via zijn we ook allemaal familie van elkaar. Stel dat ik ergens ziek word of autopech krijg en ik stap een kamp in, dan word ik met open armen ontvangen.”

Ik zorg mee… “Voor mijn kleinkinderen. Wij sturen onze kinderen eigenlijk nooit naar kinderdagverblijven. Net zoals kinderen zolang als kan voor hún ouders zorgen. Ik onderzoek nu trouwens de mogelijkheden voor het realisering van een verzorgingshuis op het kamp. Ik zag het aan mijn eigen moeder: het is al vreselijk als je je huis uit moet, maar de stap van een woonwagen naar een tehuis… Verschrikkelijk!”

Per toeval… “Rolde ik in het vak van interieurstyling. Als kind was ik al heel creatief, ik zat altijd te tekenen. Ik heb veel restaurants ingericht, ook bij burgers. Ik zeg nooit meteen waar ik vandaan kom. Heel stom eigenlijk, maar dat zit er nu eenmaal in door alle negativiteit in de media rondom woonwagenbewoners. Veel mensen hebben toch vooroordelen.

Criminaliteit… “Hebben we hier op Beukbergen nauwelijks. Ik denk zelfs nog minder dan in andere wijken. Natuurlijk, hier vind je ook werkloosheid, maar niet meer dan in de rest van Nederland. Behulpzaamheid en gastvrijheid typeren ons. Dat is bij andere mensen soms ook zo – al zie ik de maatschappij buiten het kamp wel verharden – maar bij ons is het regel in plaats van uitzondering.”

We zijn Nederlanders… “Maar toch een andere bevolkingsgroep. In een huis wil ik niet wonen. Een tijdje woonde ik met mijn ouders in Bunnik. Daar voelden we ons als wilde vogels in een kooi. In een wagen heb je veel ramen: ik wil van alle kanten van me af kunnen kijken, en lekker vaak buiten zijn. Mijn wagen heeft trouwens nog wel wielen, maar kan niet meer rijden.

Die hele sterke sociale controle in een kamp… “Is weleens lastig. Ik ben toch wel op mijn privacy gesteld en woon dan ook een beetje afgeschermd in het kamp. Maar ik open de deur en ben onder de mensen. Ik zou niets anders willen.”


IMG_5722Lolita Venema (48) uit Soesterberg
Tandartsassistente
Samen met Hans (52), moeder van Hans (29), Ricardo (25) en Delano (17)

Mijn vader is… “Een burger. Mijn ouders hebben nog even in een stenen huis gewoond, maar mijn moeder kon er niet wennen. Ik ben geboren in een kleine wagen in Helmond. Daarna verhuisde we naar Soesterberg, waar 125 wagens staan.”

‘Neem een man van het kamp’… “Zeiden mensen vroeger tegen me. ‘Veel makkelijker, met dezelfde mentaliteit.’ Maar voor mij maakte dat niet uit. Hoewel mijn burgerman even moest wennen, krijg ik ‘m nu met geen mogelijkheid uit de wagen, net zoals mijn vader destijds. Zelf zou ik wel in een huis kunnen wonen, maar dan wel héél dichtbij mijn familie!”

Hecht… “Zijn we zeker. De deur staat altijd open. We eten een paar keer per week met de hele familie samen. Ik heb een eettafel waar twaalf man aan kunnen en pak graag uitgebreid uit. De kinderen appen ’s morgens al wat ik ga koken. Vaak wordt het traditioneel zuurvlees, of een pasta. En ik kook altijd meerdere soorten groenten.

Al er iets gebeurt… In de familie, of het nu leuk of verdrietig is, spenderen we dagenlang samen. Met de andere families op de kamp is het contact ook goed. Bij een overlijden komt iedereen langs. En tijdens een communie komen er zelfs mensen van andere kampen.”

Mijn jongens zijn… “Gedoopt. En toen ze acht waren hadden ze de eerste heilige communie. Tradities houden we in eren. Voor communies pakken we enorm uit – dat is een soort trouwdag voor ons, waar kosten noch moeite worden gespaard. De tante van Rafael van der Vaart heeft de pakken voor mijn zonen ontworpen!”

Onder ieder koren… “Heb je kaft. Dat is bij ons niet meer of minder dan in de burgermaatschappij. Maar als mensen het over woonwagenbewoners hebben, wordt helaas nog snel gedacht: ‘Oh ja, die criminelen.’ Het vervelende is dat als er bij ons iets gebeurt, het altijd negatief in de media word gebracht. Werkloosheid in kampen? Ik ken alleen maar hardwerkende mensen! De meeste praatjes zijn door vroeger ontstaan, maar het is nu zo anders.”

Gepest… “Ben ik niet. Eén keer riep mijn vriendinnetje van buiten het kamp tijdens een ruzie ‘zigeunerin’ tegen me, heel hard door de klas. Door mijn vader kende ik ook allebei de werelden. Dat heeft me heel openminded gemaakt. De tandartswereld is ook een hele andere wereld dan de woonwagenwereld, maar wel een héle leuke! Laatst vroeg een collega die ik nog niet goed kende waar ik nu eigenlijk vandaan kwam – ik zag er zo Spaans, Italiaans uit. Ik heb het verteld en haar gelijk uitgenodigd voor het eten.”

‘Ze zal wel geld nodig hebben’… “Dachten ze in het kamp toen ik zeven jaar geleden aan een studie tot tandartsassistente begon. Ik was net als de meeste vrouwen in het kamp opgevoed als een echt reizigersmeisje; je vindt een man, krijgt kinderen en zorgt voor het gezin. Ik ben een typische overbezorgde woonwagenmoeder (lacht), maar toen de kinderen gingen studeren wilde ik zelf aan de slag. Het was een pittige studie, zeker toen ik daarna doorging voor preventie-assistente. Maar ik ben enorm leergierig en werk inmiddels bij een gerenommeerde praktijk in de buurt. Iedereen is enorm trots op me! Al staat er na een lange werkdag niet altijd meer een volledig gedekte tafel klaar voor de familie!”


IMG_5725Petra van Houten (48) uit Heemskerk
Werkt in een modezaak
Samen met Mark (48), moeder van Priscilla (24) en Jayden (8)

Mijn ouders… “Zijn echte oude reizigers, in hun doen en ook nog vaak in hun denkwijze. Tot mijn zesde woonde ik op een groot kamp, met meerdere families. Daardoor ontstonden er wel eens opstootjes. Mijn moeder kon daar uiteindelijk niet meer goed tegen en we verhuisden naar een rustigere plek. Binnen enkele jaren woonden mijn oom en tantes ook bij ons in de straat – de fam bij elkaar, dat vinden we belangrijk en fijn!

Als familie… “Staan we altijd voor elkaar klaar. Toen ik alleenstaand moeder was, zorgden mijn ouders voor mijn dochter als ik aan het werk was. En mijn moeder zorgde ook weer voor mijn oma. Tijden veranderen: Mijn ouders zien hoeveel wij werken en zeggen niet te willen dat wij dan ook nog voor hun zorgen. Maar hopelijk duurt het nog jaren voordat ze hulp nodig hebben en werk ik tegen die tijd minder.”

De woonwagens van toen… “En nu zijn trouwens niet meer te vergelijken. Ik douchte vroeger buiten in de schuur, mijn zoon heeft tegenwoordig zijn eigen badkamer. Door een brand moest ik eens negen maanden in een appartement wonen, omdat mijn woonwagen herbouwd werd. Ik kon er niet wennen. Ik miste dat vrije gevoel, hoorde ieder geluidje… Mijn dochter woont nu in een huis, maar als er een stuk grond vrij zou komen, zou ze zo terug komen.”

Toen ik jong was… “Werd ik niet altijd geaccepteerd. Schoolvriendinnetjes mochten soms niet bij mij spelen. Daar had ik moeite mee – ik kan heel slecht tegen onrecht, we hadden toch niets misdaan! Er wordt nog vaak negatief gedacht over woonwagenbewoners. Door bekendheden als Romy Monteiro en Frans Bauer wordt dit gelukkig wel minder.”

Maar als ik solliciteer op een baan… “Vertel ik niet meteen dat ik in een woonwagen woon. Laten ze me eerst maar leren kennen, denk ik dan. Ik krijg trouwens alleen maar fijne reacties van mensen. Als ze eenmaal bij mij thuis zijn geweest en hebben gezien hoe ik woon, willen ze bijna allemaal ruilen!”

Mijn eigen kinderen… “Hebben gelukkig veel minder last van die vooroordelen. Wij zijn ook goed geïntegreerd, zoals dat heet, en staan met onze woonwagens tussen de huizen. Mijn ouders hebben ons altijd gestimuleerd om goed en beschaafd Nederlands te praten – dat is in de maatschappij toch belangrijk. Terwijl ik vaak van vriendinnen hoor dat als ik met mijn fam ben, ik toch anders praat.

Thuis gingen dingen anders… “Dan bij andere gezinnen. Mijn moeder kon toen nog niet goed lezen en schrijven en kon mij niet helpen met mijn huiswerk. Of na de avondvierdaagse: mijn ouders wisten niet dat het gebruikelijk was om met bloemen bij de finish te staan dus die waren er ook niet. Dat zorgde bij mij als kind weleens voor onbegrip terwijl ik toch echt de beste ouders van de wereld heb.”

Boos… “Kan ik me soms nog steeds maken over vooroordelen die veel mensen hebben over reizigers. Alsof we allemaal slecht zijn of onze dochters in megagrote jurken hijsen voor feestjes. Het klopt wél dat we op ons uiterlijk zijn; ik zie er graag verzorgd uit en mijn wagen is ook altijd netjes en schoon. En mijn zoontje zingt alle Nederlandstalige nummers woord voor woord mee! Maar als ik in de krant lees over een vechtpartij waar een woonwagenbewoner bij betrokken was, denk ik: waarom moet dat er nou zo nodig bij geschreven worden? Natuurlijk, op ieder kamp gebeurt weleens wat – al krijgen wij er hier weinig van mee – maar dat heb je toch ook in de burgermaatschappij?”


Verschenen in: Vrouw magazine.
Beeld: Corné van der Stelt

Let Love Rule

Collega A en ik drinken samen koffie op de trappen in het uitgestorven Polak gebouw op de Erasmus Universiteit. Alle werkgerelateerde zaken zijn besproken en ons gesprek gaat weer ‘gewoon’ over de liefde. Of eigenlijk; over (internet)daten en relaties. Collega A is fortysomething en single. Naar eigen zeggen niet naarstig op zoek naar een relatie – of misschien zelfs wel helemaal niet – maar wel gezellig geregistreerd op een datingsite. Je weet maar nooit.
“Weet je, Karin”, zegt ze na lang beraad. “Uiteindelijk is het hebben van een leuke en fijne relatie toch waar het gros van de singles naar verlangt.” Ze is opgestaan om de drinkbekertjes van New Fork in de prullenbak te gooien. “Maar waarom…”
“…waarom lukt het dan zo vaak niet”, vul ik haar aan.
“Juist.”

Collega A is niet de enige single in mijn vrienden- en kennissenkring. Sterker nog; het gros is af en aan single. De redenen zijn divers; geen tijd, te veeleisend of juist niet (langer) kritisch genoeg, te onafhankelijk of juist te aanhankelijk, niet genoeg kunnen/willen/durven geven of juist teveel. Zij die denken nog alle tijd van de wereld te hebben tegenover de groep die geen tijd meer wil verliezen. I’ve seen it all.

Hij uit de zakenwereld, in pak en op van Bommeltjes; ik een antropologiestudente van Zuid op teenslippers

“Ja, jij hebt het al!”, zeggen mensen weleens tegen mij, altijd met die mengeling van bewondering, verwondering en hoop. Soms oprecht blij, soms een tikje jaloers. “Jij en Eric horen bij elkaar – dat ziet zelfs een blind paard – én jullie hebben elkaar gevonden. Kortom; jij bent het bewijs dat het kán – nu ik nog.” Sure thing. Maar weet je wat mij nu zo opvalt? Dat de mensen die dit zeggen mij als een mazzelaar zien. Alsof het een toevalstreffer was waar zelfs Cupido stomverbaasd naar stond te kijken. Alsof ware liefde of die ene leuke man/vrouw hun – ondanks alle inspanningen en goede bedoelingen – niet gegund is en er niets anders rest dan een laatste beetje hoop putten uit de geïdealiseerde succesverhalen van anderen waarbij ‘de ware’ plotsklaps op het pad verscheen en hun hart veroverde.
Nee, you can’t hurry love, zongen The Supremes in 1966 al. Maar je kunt het lot wél een handje helpen en er in ieder geval voor zorgen dat je je eigen glazen niet doorlopend ingooit. Want dat is wat ik doorlopend zie gebeuren.

warjtvx0Iedereen zal begrijpen dat Eric en ik geen ‘Lexa match’ waren. Dik 21 jaar leeftijdsverschil, op het eerste gezicht twee totaal verschillende personen uit totaal verschillende leefwerelden. Hij uit de zakenwereld, in pak en op van Bommeltjes; ik een antropologiestudente van Zuid op teenslippers. Ik toen nog lekker links, hij lekker rechts. Liefde op het eerste gezicht? Mwa. Ik vond Eric de eerste tien minuten een tikje intimiderend; de blik waar ik later zo voor viel leek toen vooral…, ehm…, nors. Hij vond mij in eerste instantie – vermoedelijk – gewoon een lekker wijf. Ik heb mijn stinkende best gedaan mezelf wijs te maken dat het nooit iets kon worden tussen ons, ondanks de niet te stuiten passie. Hij op zijn beurt trok alles uit de kast om mij te laten zien dat we voor elkaar gemaakt waren, óók – of juist – in the long run. Mijn tempo, zei hij in het begin steevast. “Maar er komt een moment, meisje, dat ik echt ga vechten om je van mij te maken.” Die woorden – onheilspellend, arrogant, lief maar vooral rete-spannend – vergeet ik nevernooit meer. Maar, I know how to keep my cool. Charmant glimlachend haalde ik mijn schouders op en we proostten met onze glazen bubbels. We zopen in die periode als gods Maleiers.
Eric en ik gaan nooit meer uit elkaar.

(Eigenlijk zou ons verhaal verfilmd moeten worden. Ik dacht zelf aan Mr. Big en Rihanna in de hoofdrol. Helaas neemt Nick Cassavetes zijn telefoon niet op. Ik blijf het gewoon proberen.)

Ik dwaal af.

Een tijdje geleden zat ik – Karin Koolen de antropoloog, betweter in de liefde – aan tafel met het team van Married At First Sight. Je weet wel, dat RTL4 programma waarin mensen gematcht worden door de wetenschap. We bogen ons over de vraag; als zoveel singles een relatie wíllen, waarom lukt het ze niet?

Zijn we het verleerd? De liefde

Ik denk dat ik daar inmiddels wat zinnigs over kan zeggen. En hoewel het antwoord op die vraag natuurlijk allerminst eenvoudig of eenduidig is, vatte ik zojuist het idee op om hier een reeks korte artikelen over te schrijven. Gewoon, hier op mijn blog; mijn ideeën, dicht bij mezelf en deels over mezelf. Want De Liefde blijft nu eenmaal het onderwerp waar ik het allerliefst over praat en schrijf. Ik zal altijd een hopeloze romanticus zijn. Ik zal altijd blij zijn als ik iemand ontmoet die vol trots, liefde en passie over zijn of haar geliefde spreekt.

Ik zal schrijven waarom ik denk dat we te veeleisend zijn maar tóch niet kritisch genoeg. Ik zal uitleggen waarom ik de uitspraak ‘een relatie moet een aanvulling zijn en geen invulling’ totale bullshit vind. Over de illusie van maakbaarheid, de illusie van perfectie én de illusie van gelijkheid. Over de angst om kwetsbaar te zijn, over de obsessie met hoe anderen ons zien. De angst voor het verlies van controle. Misschien ook wel over de angst om onbedoeld een seksist te zijn en grenzen van anderen te overschrijden… Over de contradictie tussen wat mensen echt (onbewust?) willen en wat ze daadwerkelijk doen. Tussen wens en handeling. Tussen wat we van een ander verlangen en hoe we ons vervolgens zélf opstellen.

Menig vrouw loopt warm voor de liefde in films als The Notebook, Fifty Shades of Grey, An Officer and a Gentleman (oeh, die laatste scene!), Pretty Woman en Twilight (bdsm, officieren, prostitutie, vampieren… Desondanks exact hetzelfde concept en daarmee exact dezelfde films). Dit is blijkbaar wat ons hart sneller doet kloppen; de schijnbaar onmogelijke match, maar de liefde die overwint omdat er simpelweg geen houden aan is. Omdat hij alles uit de kast trekt en niet opgeeft als zij de boel afhoudt; omdat zij haar hart volgt. Enerzijds smachten we naar die liefde, anderzijds houden we – doodsbenauwd voor het verlies van controle en de angst gekwetst te worden – ons hoofd het liefst koel tijdens onze eigen zoektocht naar een man of vrouw.

Zijn we het verleerd? De liefde. Het flirten. De passie, die onmiskenbaar voortkomt uit de touwtjes loslaten en je hart en lijf laten spreken?

Daar maak ik me weleens druk om. Ik maak me ook druk om Syrië hoor, en ja, ik tob wat af over de aanslagen in Frankrijk en Turkije, over vrouwenbesnijdenis in Somalië en het onderdrukkende politieke regime in Saoedi-Arabië. Over klimaatverandering en milieuvervuiling, over bedreigde ijsberen en stierenvechten en arme honden die aan bomen gebonden worden omdat het baasje wil kamperen in Spanje. Over alles wat kut en klote is in de wereld. Maar hierover dus ook. Misschien wel juist nu. Want ik geloof in de liefde. En wat zou een wereld zonder liefde zijn. Daarom: Let Love Rule. Maar dan echt.

Volgende keer: Te veeleisend, maar niet kritisch genoeg!

De vrouw in het blauwe jurkje

Voor de grote spiegel houdt ze halt. Ze duwt haar borsten vooruit en laat haar handen langs haar flanken omlaag glijden. Haar gezicht verraadt niets. Ook niet als ze een halve draai maakt en een blik over haar schouder werpt voor een beter zicht op haar achterwerk. Hoog op de tenen, lippen licht getuit. Een beetje zoals Rihanna dat soms op de rode loper doet.

“Hij zit heel mooi”, oordeelt de verkoopster. “En hij staat u werkelijk waar ge-wel-díg!” Er is geen woord van gelogen.
De verkoopster lijkt lucht voor haar te zijn. Haar man staat ernaast, leunend tegen het wandje naast de spiegel. Ik schat hem begin veertig, iets ouder dan zijn vrouw. Zijn blik laat haar geen seconde los en om zijn mond speelt een zelfverzekerde, goedkeurende glimlach. Hij houdt ervan, oordeel ik. Van haar. Van zijn hautaine, eigengereide prinsesje.
“Hier…”, zegt ze met haar blik nog steeds op de spiegel, wijzend op een stukje stof bij de naad waar voor een ongeoefend oog als de mijne niks aan te zien valt. “Dit hier zit niet goed.”
“Dat kunnen we uiteraard voor u innemen – geen énkel probleem”, snelt de verkoopster toe.

Als ik een pashokje uit zou lopen in een jurk die mij zó als gegoten zat, die mij van een goede 7 naar een 10+ zou transformeren, zou ik juichen en zingen. Mijn gezicht spreekt boekdelen; de verkoopster zou ter plekke en handenwrijvend een reservering maken bij Parkheuvel om haar commissie erdoorheen te jagen nog voordat ik langs de kassa geweest ben.
Nee, dan deze vrouw. De kokerrok omhelst haar slanke rondingen zonder ergens druk uit te oefenen. De marineblauwe stof licht haar groene ogen op en kleurt prachtig bij haar donkerbruine bos opgestoken krullen. Kuiten om ‘u’ tegen te zeggen. Een perzikgladde huid. Iedereen kijkt inmiddels naar deze prachtige verschijning. Maar ze geeft geen sjoege. Although she knows!

“Dicht bij jezelf blijven, Ka”, riep ze opgewekt tegen me nadat ze besloten had dat jurkjes ronduit kut waren

Een tijdje geleden winkelde ik hier nog met mijn vriendin. De vriendin met naar eigen zeggen een ‘vreselijk lijf’, voor wie winkelen de hel op aarde is en die de hulptroepen (als in: mij) inschakelde voor de jacht op een jurkje. Nu eens wat anders dan zwarte oversized bloezen over een zwarte jeans, was de taak die ik kreeg. En bovendien, ze had een feestje. Aangezien ze aangaf over een aardig shopbudget te beschikken duwde ik haar met het nodige geweld het pashokje bij Reiss in de Bijenkorf in – precies het pakhokje waar Mrs Blue Dress net uitkomt. De donkergroene A-lijn jurk stond prachtig bij mijn vriendin’s getinte huid en haar voluptueuze vormen, maar uiteindelijk zaten we bij Raoel achter een omelet met extra kaas en met een tas vol… juist, zwarte bloesjes en nog een lekkere warme trui. “Dicht bij jezelf blijven, Ka”, riep ze opgewekt tegen me nadat ze besloten had dat jurkjes ronduit kut waren. Ik vond het best. Ik had inmiddels koppijn van het vele argumenteren en complimenteren en bovendien stond ze erop onze lunch te betalen omdat ze zogezegd €270,- had uitgespaard. Zelf had ik wel een zwart cocktailjurkje gescoord. Een keuze kreeg ik nagenoeg niet, want: “Die ga jij gewoon kopen, Ka. Hup, naar de kassa ermee.”

Het is precies wat ik tegen Mrs Blue Dress wil zeggen – al heeft zij geen enkele aanmoedig nodig. Feit is: Ik kijk graag naar een mooie, zelfbewuste vrouw. Ik houd ervan, helemaal als ze al even zelfbewust en stijlvol is aangekleed en tot in de puntjes aandacht aan zichzelf lijkt te hebben besteed. Héél soms loop ik stiekem een stukje met iemand mee om nog even goed te kunnen kijken. Ter inspiratie, zeg maar. My guilty pleasure – misschien had ik een ander vak moeten kiezen. Stylist of fotograaf ofzo. Modellenscout! Schilder of kunstenares. O, en dat hautaine, die air – kom maar op. Ik heb daar ronduit een zwak voor. Het fascineert me, zeker als je ziet dat het grotendeels schijn is en er een andersoortig verhaal achter schuilgaat.

Ik was niet populair op de middelbare school. (Nee, duh, denk je nu vast ;-)) Ja, wél binnen mijn eigen vriendenclubje dat bestond uit alto’s, nerds, weirdo’s en andersoortige buitenbeentjes, maar de rest van de school vond me maar een rare. Met mijn rockband-merchandise-kleding, mijn kisten, mijn veel te grote tieten voor de brugklas – die ik altijd fier vooruit stak omdat ik niet wist wat er anders mee te doen – en mijn gestaar naar de jongens en meiden die nu net niets van mij moesten hebben; ik kreeg de nodige rollende ogen en kattige sneren te verduren. “Jezus, wat kijkt ze nou?”, hoorde ik ze tegen elkaar zeggen. Ik kon er niets aan doen. Het wakkerde mijn nieuwsgierigheid alleen maar verder aan. Nieuwsgierigheid naar die vreemde stam, naar die meiden die zo anders leken te zijn dan ik. Ik zeg het wel vaker; ik ben niet voor niets antropoloog geworden.
De Bitches. Zo noemde ik de meiden die zich als een roedel door het schoolgebouw verplaatsten, die in de pauze stonden te roken bij hun scooters en bezielend geleid en aangemoedigd werden door de mooie Alpha die toevallig het zusje van een groot voetballer bij Feyenoord was. De Bitches droegen allemaal wat zij droeg; van het parfum tot aan de slaapzakjas die toen in de mode was. Ze spraken dezelfde taal en vonden dezelfde mensen leuk. Als de dood om uit de toon te vallen. Sommige Bitches trok ik beter dan andere Bitches. Sterker, van sommige kon ik het ‘hebben’. De OpperBitch fascineerde mij; die air leek haar natuurlijk af te gaan, haar geveinsde nonchalance leek soms bijna echt. Vaak was zij nog best wel ‘oké’. Feit is: Hoe dommer en onnozeler de Bitches waren, hoe harder ze lachten. En vice versa. Hoe ‘lelijker’ en onzekerder, hoe meer ze zich inspanden om anderen het leven zuur te maken en aansluiting te vinden bij de OpperBitch. En dat dát een stomme beslissing was, bedacht ik me al in de eerste brugklas.
Jaren na onze eindexamens hadden we een reünie. Het principe bleek onveranderd.

Vanonder haar perfect gekrulde wimpers glijdt haar blik van mijn onopgemaakte gezicht naar mijn in sneakers gehulde voeten

Ik heb mijn rondje over de kledingafdeling van de Bijenkorf gemaakt. Nog een kwartiertje voordat ik Eric beneden bij de metro oppik en om de tijd te doden sta ik een paar schoenen te passen. Mrs Blue Dress heeft dezelfde jurk nu in het wit aan. Ze heeft er inmiddels een paar Jimmy Choo’s onder en staat nog steeds op dezelfde hautaine, ondoorgrondelijke manier voor de spiegel. Ik ben benieuwd wat haar rang in de roedel was. Of dat ze überhaupt bij de roedel hoorde.
“Serieus, als jij die blauwe jurk niet neemt weet ik niet wie ‘m in godsnaam wel moet nemen”, zeg ik. De woorden rollen zo spontaan en opgewekt uit mijn mond dat ik er zelf van sta te kijken.
De verkoopster is verrukt met mijn bijval en knikt enthousiast mee. Haar man lacht naar me, warm en oprecht, en richt zijn blik vervolgens op zijn Mrs Blue Dress. Trots. Peilend. Blijkbaar is het aanspreken van zijn vrouw nooit zonder risico. Ik mocht hem al en nu mag ik hem nog meer. Hij ziet haar, vermoedelijk. Dwars door het pantser heen.
Ze kijkt me aan via de spiegel. Of eigenlijk; ze neemt me op. Dat plebs dat haar durft aan te spreken. Zich met háár durft te bemoeien en een oordeel velt over háár mogelijke aankoop. Vanonder haar perfect gekrulde wimpers glijdt haar blik van mijn onopgemaakte gezicht naar mijn in sneakers gehulde voeten. En weer terug. Ze heeft geen idee. ‘Kom maar op, dame’, denk ik. Dit riedeltje ken ik nog wel. Ik kijk haar net zolang aan tot ze haar blik afwendt. Na een moment van stilzwijgen geeft ze me een kort knikje. “Dank je.” Bits en kortaf.
Ik glimlach en lees onderwijl het appje van mijn man. Hij staat al beneden. Ik trek de schoenen uit en zet ze terug op het rek.

Ze neemt ‘m.
“Ik neem ‘m”, zegt ze tegen de verkoopster, die gelijk enthousiast begint te kirren en het kledingstuk uit haar handen neemt. “Een hele goede keus, mevrouw – hij staat u werkelijk waar schitterend. Ik weet zeker dat u er veel plezier van zult beleven en…”
Ze knikt afwezig en bladert nog wat door de rekken. Blijkbaar is het de bedoeling dat manlief nu gaat afrekenen. Dat doet-ie. Pas als hij zijn pinpas tevoorschijn haalt sluit ze zich aan bij de kassa. Even later loopt het paar richting de roltrap. Haar hoge hakken klikkend op de tegelvloer, haar neus hoog in de wind, zijn arm om haar schouder.