Karin gaat elke twee weken op zoek naar de gezichten en verhalen van Rotterdam. Deze week: in jazzclub ‘C5’, gehuisvest in een oude fietsenstalling aan de Schiehaven, ben je nooit te oud om te dansen. Met foto’s van Geertje van Achterberg.
Eén knalgele muur tussen het Lloyd Multiplein en het Maaskantgebouw. Meer lijkt het niet te zijn. Maar schijn bedriegt, blijkt als je de deur opent en langs de stalen rode trapleuning de kelder in loopt. Een lichtslang voorkomt dat je in het donker een verkeerde stap zet. Eenmaal beneden waan je je in New Orleans aan de Maas. Glasgerinkel en gezellig geroezemoes vermengen zich met de klanken van de Scaldis Jazzband. Een vaste schare liefhebbers van jazzmuziek en stijldansen halen hun hart op. Al tientallen jaren speelt hier iedere zondagmiddag een Nederlandse band. De stijl: Dixieland, dansbare Old Style Jazz. De bezoekers zijn op leeftijd: 65 +, sommigen dik in de tachtig. De mannen dragen voor deze gelegenheid een colbert, een enkeling is strak in het pak. ,,Dat hoort toch een beetje bij de jazzcultuur”, legt bezoeker Bart uit. ,,Je zult hier niet snel iemand in een spijkerbroek zien.”
Naast de bar hangen oude fietsonderdelen en twee bordjes: ‘Rijwielstalling’ en ‘Fietspad’.
Jazzlegendes in de fietsenstalling
C5 Jazz, voluit Stichting Center Five Collection, begon vanuit een zaaltje aan de Wolphaertsbocht in Charlois, maar verhuisde in 1990 naar Schiehaven 11. Naast de bar hangen oude fietsonderdelen en twee bordjes: ‘Rijwielstalling’ en ‘Fietspad’. Een knipoog naar het verleden, want ooit was deze kelder de fietsenstalling van Progress Havenbedrijf. De donkere kelderruimte heeft nadien een grote transformatie ondergaan. De muren zijn beplakt met posters van jazzlegendes en -festivals, van Louis Armstrong tot de Royal Dutch Jazzband. Het plafond is versierd met bierdoppen en viltjes. Achter het podium staan op de muur de namen geschreven van grote bands die hier gespeeld hebben: zoals Riverboat JB, Harry’s Jazz & Blues en The Scat Cats. De houten muzieknoten bovenin zijn gereserveerd voor de namen van sponsors. ‘Hier kan ook uw naam staan!!’ staat op één van de noten geschreven. De mannen van Scaldis spelen intussen de fameuze noten van een repertoire aan jazzcovers.
Oppepper
Bart en Geert uit Pijnacker zitten samen aan één van de tafeltjes. Ze hebben beiden een glas fris voor zich. Dansen doen ze niet meer. Geert heeft er, naar eigen zeggen, het gevoel niet voor. Het tweetal geniet daarom gewoon van de muziek. Bart: ,,Onze zoon -hij woont nu in Schotland- ging op een gegeven moment op zoek naar een jazzclub. Toen kwamen we hier uit. Hij houdt meer van moderne jazz, zoals Miles Davis. Wij gaan echt voor de oude stijl.”
,,Nelly had altijd veel bekijks. Ze was ook een echte dansliefhebber, net als ik.”
Andere stellen dansen wel. Een foxtrot, een quickstep of een slowfox. Waar het ene stel energiek over de dansvloer zwiert, doen anderen het rustiger aan. Justin Collins (86) draagt een pak met stropdas. ,,Ik ben een echte dansliefhebber”, vertelt hij. ,,In mijn jonge jaren heb ik danslessen gevolgd en later heb ik zelfs meegedaan met de Nederlandse kampioenschappen.” Collins bezoekt C5 Jazz sinds 2005 en is de oudste en langstlopende bezoeker. ,,Ik kwam hier voor het eerst met mijn vriendin Nelly. Zij kwam hier toen al jaren over de vloer en heeft mij als het ware geïntroduceerd. We hebben elkaar ontmoet op een nieuwjaarsreceptie van de flat waar we allebei wonen – ik op de 19e, zij op de 11e. Zij danste daar steeds met andere dames en ik vroeg haar of ze niet liever met een heer wilde dansen. Dat wilde ze wel, ze zocht alleen nog een danspartner, vertelde ze me toen. ‘Die staat hier voor je’, was mijn antwoord.” Tot een jaar geleden kwam het tweetal hier iedere zondag samen dansen. Collins glundert als hij over zijn vriendin praat. ,,Nelly had altijd veel bekijks. Ze was ook een echte dansliefhebber, net als ik.” Inmiddels zit Nelly in een rolstoel en is Collins mantelzorger. Zwaar werk, maar hij doet het met liefde. Vindt hij het moeilijk om hier zonder zijn vriendin te komen? ,,Heel moeilijk. Ik ben de eerste periode ook weggebleven.” Maar lang wegblijven bleek geen optie voor de danser. ,,Het dansen, de muziek. Het geeft me een oppepper.”
‘Kom je dansen’
C5 Jazz Club is een stichting en draait geheel op vrijwilligers. De club huurt het pand voor een leuk prijsje van de gemeente, maar de kosten zijn toch nog hoog. Webmaster en bestuurslid Ron Batenburg: ,,Bezoekers betalen €8 entree. We hebben 45 bezoekers nodig om de band te kunnen betalen. De rest van de inkomsten gebruiken we voor de overige lasten.”
De gemiddelde leeftijd van de bezoekers ligt op zeventig jaar en hiermee wordt de doelgroep niet alleen ouder, maar ook kleiner.
Ondanks de trouwe schare bezoekers heeft de club toch een probleem. De gemiddelde leeftijd van de bezoekers ligt op zeventig jaar en hiermee wordt de doelgroep niet alleen ouder, maar ook kleiner. Het pand is daarbij niet toegankelijk voor rolstoelen en rollators. Wie komen hier over tien jaar nog? Een nieuwe bezoekersaanwas is nodig om de jazzkelder te laten voorbestaan. De organisatie programmeert daarom af en toe muziek uit een ander genre. ,,Jongere muziek”, aldus Batenburg.
Aan een hoge tafel zit Corrie uit Capelle aan den IJssel. ,,Ik kom hier sinds de dood van mijn man, dat is nu een paar jaar geleden.” Ze kreeg de tip van een vriendin. ,,Alleen maar thuis zitten is ook niks. Ik ben hier niet elke week hoor, maar eens in de twee weken toch meestal wel. Ik kijk dan van tevoren welke band er speelt.” Corrie heeft inmiddels verschillende mensen leren kennen. Meestal bezoekt ze de club met een groep bekenden, maar vandaag is ze toevallig alleen. Dan moet ze zich verontschuldigen, want er verschijnt een man aan haar zijde. ‘Kom je dansen?’, vraagt Corrie hem. Na een bevestigend antwoord wandelt het tweetal naar de dansvloer.
C5 Jazz is geopend van eind september tot eind mei. Iedere zondag, van 15.00uur tot 18.00uur, speelt hier een liveband.
Tachtig ‘gewone’ stadsgenoten uit Zuid nemen het podium van de Rotterdamse Schouwburg vrijdag en zaterdag over. Nou ja, even dan. Als roedel doorkruisen ze tijdens het project De Oversteek van Adelheid Roosen de voorstelling ‘Dantons Dood’ van Toneelgroep Amsterdam. “We trainen iedereen om zichzelf te zijn.”
Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Ruben Hamelink
(Verschenen op: Vers Beton)
In de kleine zaal van de Rotterdamse Schouwburg liggen vijftig mensen op de grond. De Chinese Jian (60) zit als enige in kleermakerszit op zijn slaapmatje. In zijn gestreepte pyjama slaat hij het bonte gezelschap glimlachend gade.
De 16-jarige Mohammet draagt een djellaba en ligt naast Joni (24), met rossig haar en onstuimige energie.
“Mag ik echt alles doen wat ik normaal ook doe voor het slapengaan?”, vraagt ze.
Na een bevestigend antwoord van Melih buigt Joni zich in haar favoriete yogahouding: de opwaartse boog.
Bij gebrek aan een kussen heeft een gesluierde vrouw van eind veertig haar hoofd op de borst van haar buurman gelegd. Een ontspannen tafereel, terwijl ze elkaar toevoegen op Facebook.
Melih Gencboyaci van theatergezelschap Zina klapt verrukt in zijn handen.
“Heel goed! Jullie maken me echt blij, lieve mensen!”
Hij is bijna tevreden.
“De volgende keer wil ik nog nét ietsje meer energie zien.” Elly (70) doet door een gekneusde rib vandaag niet mee met de repetitie. Ze schudt lachend haar hoofd. “Doe eens niet zo enthousiast jij, joh. Ik word al moe als ik naar je kijk.”
Zachte revolutie
Deze mensen, waarvan het merendeel zelden tot nooit in het theater komt, steken straks letterlijk het podium over tijdens ‘Dantons Dood’; een voorstelling van Johan Simons over de Franse revolutie, met acteurs als Hans Kesting, Gijs Scholten van Aschat en Halina Reijn. Brein achter De Oversteek is Adelheid Roosen; theatermaker, ‘wijkrevolutionair’ en artistiek leider van theaterplatform Zina. In Amsterdam en Den Bosch stak zij al eerder over. Nu is Rotterdam aan de beurt.
Met De Oversteek wil Roosen een brug slaan tussen de Nederlandse stadsschouwburgen en de mensen op straat. Doel: de schouwburg een thuis maken voor álle Rotterdammers. Want waar de schouwburg voor de één een tweede thuis is, is het voor een ander een imponerend gebouw met een torenhoge drempel. Het idee ontstond toen enkele jaren terug een storm van kritiek over de culturele sector raasde. “We kregen het verwijt dat we met onze rug naar het publiek stonden en met onze portemonnees naar Den Haag. Dat vond ik zeer onterecht, dus die handschoen wilde ik wel oppakken. Schouwburgen zijn tenslotte overheidsgebouwen. Ik was wel benieuwd hoe open die overheid zelf is”, zegt Roosen in een interview met De Correspondent.
Kim Zonneveld en Kyra Bououargane zijn vanuit theatergezelschap Zina afgezanten voor De Oversteek in Rotterdam. Zonneveld: “Om te onderzoeken in hoeverre openbare gebouwen ook echt openbaar zijn, willen wij met een grote groep – letterlijk – een gebouw binnenlopen terwijl het in functie is. In dit geval: terwijl er iets op het podium gaande is.” De Oversteek lijkt uiteindelijk geknipt voor ‘Dantons Dood’, vindt Zonneveld. “‘Dantons Dood’ is onder andere een stuk over de Franse revolutie, over de opstand van een volk. Wij maken eigenlijk een zachte contrarevolutie.”
Verborgen kennis
Van de tachtig Rotterdammers die De Oversteek gaan maken, zijn er vandaag vijftig aanwezig bij de repetitie. Tijdens de voorstellingen steken er honderd over, waarvan twintig uit de ‘kerngroep’; een kleine groep deelnemers die in álle zeven steden mee oversteekt en hun eigen taken hebben binnen de voorstelling. De rest komt uit Katendrecht, de Afrikaanderwijk en andere delen van Feijenoord en Charlois. Voor hen betekent De Oversteek in de eerste plaats een oversteek over de Maas. Een enkeling komt uit Blijdorp of West.
In de nacht van 14 op 15 maart blijft de groep slapen op het toneel in de schouwburg. ’s Morgens is er een gezamenlijk ontbijt met alle medewerkers van de schouwburg en geïnteresseerde omwonenden. Ontmoeting en verbinding tussen mensen uit verschillende culturen, wijken en sociale klassen – al jaren de rode draad in Adelheids theaterwerk – lijken ook hier weer centraal te staan.
Uniek voor De Oversteek in Rotterdam is de Markt van Verborgen Kennis. Vanuit de gedachte dat veel (vak)kennis in rap tempo uit onze dagelijkse beleving verdwijnt, worden de deelnemers aan De Oversteek uitgenodigd om die kennis te delen. Zo zal Elly alles kunnen vertellen over breien en haken, geeft Bep uitleg over het zelf maken van jam en chutney en heeft Heico het antwoord op veel van je klusvragen.
Roedel uit Rotterdam-Zuid
“Kyra en ik hebben alle roedelleden opgezocht, ontmoet en leren kennen”, zegt Kim Zonneveld. “In september zijn we voor het eerst met onze fiets de wijken ingegaan, vooral Katendrecht en de Afrikaanderwijk. We hebben aangebeld bij mensen, maar ook bij organisaties en buurtinitiatieven. Wij komen allebei niet uit Rotterdam en kenden Zuid helemaal niet. Door heel vaak door een wijk te lopen en fietsen, leer je de buurt en de mensen wel kennen. Het contact word intensief en persoonlijk, je staat echt even middenin hun leven. Het is dan zo mooi als ze ‘ja’ zeggen tegen De Oversteek.”
Hoe de feitelijke Oversteek er in de voorstelling precies uit gaat zien, houden Zonneveld en Bououargane liever even stil. Bououargane: “Dat is niet om flauw te doen, maar het is zonde als het publiek al precies weet wat er gaat komen.” Op een gegeven moment in de voorstelling betreedt de roedel het toneel. Deze beweging moet goed voorbereid worden. Hoewel het makkelijk oogt, is de uitvoering precisiewerk. “We nemen het startsein door en oefenen de looproute op het podium, maar verder moeten mensen vooral zichzelf zijn”, legt Bououargane uit. “Tijdens de repetities zijn we ook bezig om elkaar te leren kennen en vertrouwd te raken met de schouwburg, dat is immers ons ‘huis’. We komen vijf keer bij elkaar voordat we hier echt gaan slapen.”
Nieuwsgierig allegaartje
Het gezelschap is divers, multicultureel en een ‘allegaartje’. Toch hebben de mensen veel gemeen. Ze zijn nieuwsgierig, in voor iets nieuws en allemaal op een eigen manier sociaal en maatschappelijk betrokken. Tijdens de repetitie worden er speeddates gehouden. De vraag die ieder moet beantwoorden is: ‘Wat is revolutie in jouw leven?’
Kyra Bououargane: “We zoeken naar ieders kracht en verborgen talenten. Iedereen wordt getraind om zichzelf te zijn.” Waarom doen mensen mee? Niet in de laatste plaats door het aanstekelijke en oprechte enthousiasme en de gedrevenheid van Zonneveld en Bououargane, zo blijkt in de gesprekken met de deelnemers. “Mensen hebben verschillende drijfveren, die je van tevoren niet zelf wilt invullen”, zegt Zonneveld. “Bijvoorbeeld nieuwsgierigheid, nieuwe mensen willen ontmoeten, het theater leren kennen of gewoon het avontuur. Dat snap ik wel. Vroeger wilde ik altijd in Ikea of Hema blijven slapen.”
Samen tanden poetsen
Bououargane: “Samen tanden poetsen en in pyjama door de gang lopen en ontbijten, is al zo bijzonder en direct al gezellig, intiem en verbindend. Slapen onder de lampen van het toneel van de grote zaal van de Schouwburg, het is op zoveel manieren zo ontzettend leuk. We noemen het een zachte revolutie, maar het snijdt ook echt hout. Zodra je ruimte creëert om een ontmoeting te laten plaatsvinden, gebeurt er veel.”
Melih sluit de repetitie bijna af. Met jas en tas staat de groep op het podium. “Jullie zijn fantastische talenten in oversteken. Eén ding, nog één belangrijk ding: NIET naar de grond kijken, want dan verlies ik je.” Nog een laatste keer. “En trek volgende keer allemaal schoenen aan die geen geluid maken.”
“De interesse in theater is aan het groeien”
Rob van der Rest (67):“Mijn leven lang woon ik al op Zuid. Ik ben projectleider van Buurtpreventie ‘Burgerblauw’ in de Tarwewijk. Op een dag zijn we benaderd door Kim en Kyra. Die liepen een avondje met ons mee en waren op zoek naar mensen die mee wilden doen met de Oversteek. Tja, als projectleider kon ik niet achterblijven. Mijn vrouw zei ook: ‘Ga jij maar een nachtje naar de Schouwburg, dan slaap ik ook eens lekker zonder dat gesnurk van jou!’ Ik ben één keer eerder in de Schouwburg geweest. Dat was bij ‘Dorus’, van Tom Manders. Voor de rest heb ik eigenlijk niks met theater. Onze interesse ligt er gewoon niet. Ik weet niet of dat gaat veranderen, misschien na de voorstelling, maar mijn echtgenote is ook niet zo van de Schouwburg. We gaan liever naar een concert of zo.
Een tijdje terug deed het Rotterdams Wijktheater ‘Charlois Aan Het Water’. Dat startte in het gebouw van de bewonersorganisatie. Wij van Burgerblauw begeleidden de mensen over de Brielselaan. Toen zijn we zelf ook gaan kijken natuurlijk, en dat was eigenlijk heel grappig. De interesse is aan het groeien, vandaar ook dat ik mee doe.
Ik heb er ontzettend veel zin in. Het is toch leuk, dat het toneelstuk op de helft is en dat je ineens met zoveel mensen naar binnen stormt. Men weet dat er iets komt, maar niet wat en wanneer. Ik ben ook heel benieuwd hoe het overnachten zal zijn. Je moet dat soort dingen eens meegemaakt hebben. Het is ook een hechte groep geworden. Ik vind het fijn dat men respect heeft voor elkaar, met alle verschillende talenten van de ander. Niemand steekt zijn kop boven het maaiveld, niemand is zo van: ‘kijk mij es’!”
Rob van der Rest
“Ik dacht; als ik het niet doe, wie dan?”
Sukran Bostancı (49):“Laatst kreeg ik een mailtje van een ex-collega. Ik woon in de Afrikaanderwijk en werk bij Samenspel op Maat, waar kinderen tussen 1,5 en 2,5 jaar leren spelen met anderen als voorbereiding op de peuterspeelzaal. Die ex-collega had iets gehoord over De Oversteek en dacht dat het iets voor mij kon zijn. Het balletje ging rollen nadat ik contact opnam met de organisatie en we in gesprek gingen.
Het project sprak me erg aan, want ik ben echt een cultureel en sociaal type. Ik dacht; als ik het niet doe, wie dan? Iemand moet de voortrekker zijn. Daarbij wil ik graag een voorbeeld zijn, een motivatie voor andere mensen.
Theater en toneel prikkelen me, dat is natuurlijk ook een reden om mee te doen. Naar voorstellingen en concerten ga ik graag, ik houd ook van ballet. Pas geleden heb ik ‘Swan Lake On Ice’ nog gezien. Prachtig, echt prachtig! Ik wil ook nog graag eens naar een opera. En ik houd van Turkse muziek. Eigenlijk zit ik overal; theater Zuidplein, Luxor, De Doelen, nu dus hier. Overal waar een beetje leven is.
Zal het straks uitverkocht zijn, hoe vol zit de zaal, wat vinden mensen ervan? Het slapen zelf is voor mij een beetje dubbel, dat is niet echt mijn ding – hoewel ik heel makkelijk ben. Het stuk waarin we ons moeten omkleden, is toch wel apart, voor mijn cultuur en geloof.
De groep is echt een kleine familie geworden, iedereen heeft wel ergens en met iemand een klik. Het is telkens: “Hee zus, abla, tante.” We zijn allemaal mensen die iets moois willen doen, sociaal zijn. We zoeken elkaar op.”
Sukran Bostanci
“Maar eens zien of ik talent heb”
Howard Gemerts (49): “Nog nooit was ik in de Schouwburg geweest. Ik wist dat het er zat, maar ging nooit naar binnen. En hier ben ik dan. Het is net een doolhof.
Sinds september werk ik als vrijwilliger bij de Proeftuin, in Feijenoord. Zelf woon ik in Bloemhof. Ik geef bij de Proeftuin Nederlandse les aan Marokkaanse buurtvaders. Binnenkort begin ik met een cursus computerles. Ik ben ICT’er maar nu in between jobs. Ik maak mezelf graag nuttig.
Kim verscheen op een goede dag bij de Proeftuin, dolenthousiast, en ze vroeg aan paar medewerkers en aan mij of we zin hadden om mee te doen met De Oversteek. Het leek mij wel wat, ik heb zoiets nog nooit gedaan en ben altijd wel in voor iets nieuws. Het leek me een leuke uitdaging. Ik ben eigenlijk niet van het plannen, ik stort me er gewoon op en dan zie ik wel waar het uitkomt. Zo sta ik in het leven.
Ik ben wel eens naar voorstelling van Freek de Jonge geweest en naar stand up comedy, zoals ‘Raymann is laat’. Maar echt theater, nee, nog nooit. Misschien dat ik er wel meer in ga doen, als bijrol of zo. Eerst maar eens zien of ik talent heb. Ach, het is gewoon iets leuks om aan mee te doen.
Het leukste aan De Oversteek vind ik dat we het podium opkomen en daar kunnen overnachten. Ik heb al met de technici gesproken over een feestje. Nemen we allemaal wat lekkers mee in koffer, leuke muziek, paar biertjes. We maken er een memorabele avond en nacht van. Maar wel alles netjes achterlaten!”
Karin gaat elke twee weken op zoek naar de gezichten en verhalen van Rotterdam. Deze week: het Naaicafé op de Hoogstraat. “Het is onwijs leuk om iets te dragen dat je helemaal zelf gemaakt hebt.”
De winkelbel rinkelt bij het opengaan van de deur. In het Naaicafé van Caroline Vogel heerst een gezellige bedrijvigheid. De gearriveerde cursisten zitten al aan de koffie en Caroline treft de laatste voorbereidingen voor de ochtend. Modellen van jurkjes hangen aan de muur en dienen, evenals de modebladen op tafel, als voorbeeld en ter inspiratie. In het midden van de ruimte staan hoge verrijdbare kniptafels. Naai- en lockmachines staan langs de wand opgesteld. Lappen en rollen stof, fournituren en potjes met knopen, kantjes en bandjes maken de entourage compleet.
“Nu zijn er heel veel naaicafés in Nederland, maar toen ik dit zeven jaar geleden opende was ik de allereerste in het land.”
Van plicht naar hobby
Zelf kleding maken was ooit de normaalste zaak van de wereld, en voor veel gezinnen financieel noodzakelijk. Goedkope kleding was simpelweg niet voorhanden. Door economische vooruitgang en technische innovaties nam deze noodzaak rond de jaren 60 en 70 af. Sinds die tijd is handwerken geen plicht meer, maar een hobby. Een steeds populairder wordende hobby, zo blijkt. Caroline: “Nu zijn er heel veel naaicafés in Nederland, maar toen ik dit zeven jaar geleden opende was ik de allereerste in het land.” Caroline, van huis uit kostuumontwerpster, gaf daarvoor al naailessen aan huis. Ruimtegebrek en opgroeiende kinderen voor wie ze niet meer elk moment thuis hoefde te zijn, deden haar besluiten haar grenzen te verleggen. “Ik had gehoord over een vrouw die haar naaiatelier met een busje naar Berlijn reed en daar een naaicafé opzette. Dat was het eerste naaicafé ter wereld. Dat is het, dacht ik meteen.”
Raad en draad
Het concept van het Naaicafé is even eenvoudig als ingenieus. Caroline: “Ik zeg altijd, vergelijk het maar met een internetcafé, maar dan met naaimachines.” Wie even een losse zoom wil vastzetten, gordijnen moet inkorten of een broek wil innemen, kan hier terecht. De koffie staat altijd klaar. Daarnaast worden er cursussen gegeven. Of je nu een beginner bent en geen idee hebt hoe een naaimachine werkt, of juist over meer kennis en ervaring beschikt: iedereen loopt na een tijdje met een eigen creatie de deur uit.
Caroline en compagnon Marie Louise staan de naaisters vandaag met raad en draad bij. Alleen vrouwen? Vandaag wel. Hoewel er ook heus wel mannen komen, zo verzekert Caroline. Stagiair Behzad, student van de opleiding Mode aan het Albeda College, vormt het levende bewijs. Ook hij ondersteunt de cursisten en laat ondertussen vol trots een door hem gemaakt rompertje zien.
“Het is ontzettend leuk om iets te maken dat in je hoofd zit, en dat je in de winkels niet kunt vinden.”
Niet goedkoop, wel leuk
Kleding maken is niet goedkoper dan kleding kopen. “Wij kunnen de stoffen nooit goedkoper inkopen dan bijvoorbeeld Primark”, aldus Caroline. Wat zijn anno 2014 de drijfveren om zelf achter de naaimachine te kruipen?
Cursist Marloes denkt even na over die vraag. “Ik vind het gewoon ontzettend leuk om iets te maken dat in je hoofd zit, en dat je in de winkels niet kunt vinden.” Ze legt de laatste hand aan haar blauwe kokerrokje. Een kantje om de split maakt het helemaal af. Marloes: “Het jurkje dat ik nu aan heb is ook zelfgemaakt. Het is onwijs leuk om iets te dragen dat je zelf gemaakt hebt. Helemaal uniek.”
Iraya combineert het aangename met het nuttige. “Het is moeilijk om leuke kleding in mijn maat (34) te vinden. Dus toen besloot ik op een dag om zelf kleding te gaan maken.” Ze lacht om de herinnering. “Maar ik kon het helemaal niet! Tijdens het naaien van een jeans raakte ik zo gefrustreerd, ik smeet bijna de spullen door de woonkamer. Toen heeft mijn vriend me aangemeld voor deze cursus, als cadeau.” Inmiddels werkt Iraya aan een kort gevoerd winterjasje. Het ziet er ingewikkeld uit.
Creatieve uitlaatklep
Dee Dee is één van de beginners in de groep. Ze is werkzaam als consulent bij de Gemeente Rotterdam, maar momenteel ijverig bezig een grijze wikkelrok in elkaar te zetten. “Ik zocht een manier om mijn creativiteit kwijt te kunnen”, vertelt ze. “Ik heb een heel leuke baan, maar kreeg meer en meer de behoefte om iets met mijn handen te doen.” Marie Louise helpt haar met het opzetten van de draad en wacht geduldig tot de draad door het oog van de naald zit.
“Naaien is ook ontstressend, tenminste, als het goed gaat.”
Monique, druk doende met een halve spijkerbroek en een naaimachine, heeft een bijzonder doel voor ogen. Tijdens een vakantie in Venetië raakte ze gefascineerd door de kostuums van het Carnavalsfeest. “Met die mooie maskers en gewaden. Het idee ontstond om zelf zo’n kostuum te maken, en daarmee naar het Carnaval te gaan. Dat werd dus een uitdaging!” Of het er ooit nog van komt, who knows, maar leuk is het wel. “Naaien is ook ontstressend”, meent Monique. Net op dat moment ontstaat er een probleem. (lacht) “Tenminste, als het goed gaat dan!”
Voor Saskia staat er veel op het spel. Ze komt later binnen en buigt zich samen met Caroline over een ingewikkeld patroon voor een zomerjurkje. Ze hoopt op een dag haar geld te verdienen met ontwerpen en naaien. “Ik heb alle cursussen die er zijn in moordend tempo doorlopen. Ik ga er echt helemaal voor!” Saskia, werkzaam in de zakenwereld, volgt nu haar hart. “Daar moest ik wel eerst 36 voor worden (lacht). Ik heb altijd een passie voor tekenen gehad, maar ik wist nooit wat ik daar mee kon. Nu dus wel. Het gaat er om dat je weet wat je wilt en dat je daar helemaal voor gaat.”
Moestuin
Of je nu op zoek bent naar een creatieve uitlaatklep, een exclusief kledingstuk of het verwezenlijken van een droom, over één ding zijn de vrouwen het eens: naaien is leuk! Caroline begrijpt waarom. “Het is hetzelfde idee als het zelf telen van groenten en fruit in een moestuin. Mensen vinden het tegenwoordig leuk om iets van a tot z te maken en bij het hele productieproces betrokken te zijn. We willen duurzame producten, en weten waar producten vandaan komen.” Een tegengeluid tegen het dwangmatig en veelvuldig consumeren en de arbeidsomstandigheden in lagelonenlanden? “Dat geloof ik wel. Vaak koop je slechte kwaliteit omdat het allemaal zo goedkoop mogelijk moet. Door kleding zelf te maken weet je van top tot teen wat je aan hebt en van welke kwaliteit het is.”
Karin gaat elke twee weken op zoek naar de gezichten en verhalen van Rotterdam. Deze week: Boy Fagnotti woont in het stationsgebouw Beukelsdijk, het station dat nooit een station mocht worden.
Het regent pijpenstelen. In de Mevlana moskee heeft zojuist het vrijdagmiddaggebed plaatsgevonden en het is een drukte van jewelste op het plein. Auto’s staan dubbel en dwars geparkeerd. Ik passeer het bordje ‘alleen bestemmingsverkeer’ en baan me stapvoets een weg door de plassen op de RFC-Weg.
Ik heb een afspraak met Boy Fagnotti. Boy (56) woont in het stationsgebouw Beukelsdijk (1899), een station dat niet alleen bijzonder is door de monumentale status van het pand, maar des te meer omdat het als station nauwelijks bestaansrecht heeft gehad. In 1910 zijn zowel het stationsgebouw als de twee naastgelegen wachterswoningen omgebouwd tot woonhuizen. De drie panden, eigendom van de NS, worden sindsdien verhuurd aan mensen die via werk gerelateerd zijn aan het spoor.
Een klein ringetje in zijn rechteroor en een volle bos grijs haar geven hem een markant uiterlijk.
Boy
Een lachend gezicht verschijnt in de deuropening als ik aanbel. Boy draagt een houthakkershemd met daaronder een shirt van DB Schenker Rail, het bedrijf waar hij werkzaam is als machinist. “Gezellig dat je er bent!” Hij houdt de deur uitnodigend voor me open en gebaart naar de woonkamer. “We kunnen straks in de ruimte hiernaast gaan zitten, daar zie je de authentieke elementen van het huis beter”, belooft hij. Een klein ringetje in zijn rechteroor en een volle bos grijs haar geven hem een markant uiterlijk. Zijn gelaatstrekken verraden de Indische, Italiaanse en Portugese roots van zijn ouders.
Boy Fagnotti
Het was 1985 toen Boy, die sinds 1978 bij het spoor werkt, één van de wachterswoningen toegewezen kreeg. “Dat was even iets anders dan de flat driehoog achter in Spangen waar ik daarvoor zat”, lacht hij. In 1993 nam hij zijn intrek in het stationsgebouw. Zijn vrouw Hennie trekt bij hem in en oudste dochter Gabriëlla wordt datzelfde jaar geboren. Het is niet moeilijk voor te stellen waarom de familie hier zo gelukkig is. Een zee aan ruimte, in een weidse, groene omgeving. Boy: “Je zit hartje Rotterdam, tien minuten van het centrum, maar ook middenin de natuur. Wat wil je nog meer?” De sociale controle op de RFC-Weg is groot, ondanks -of misschien wel dankzij- het feit dat er maar een paar buren zijn.
De gemeente had veel geïnvesteerd in station Beukelsdijk en de verwachtingen waren hoog gespannen.
Hollandsch IJzer
Het is de moeite om even terug te blikken op de geschiedenis van station Beukelsdijk, die teruggaat tot 1890. In dat jaar maakten Staatsspoor en de HIJSM (Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij) plannen om een verbinding aan te leggen tussen station Rotterdam Delftsche Poort en het Maasstation. Deze verbinding (het traject Ceintuurbaan), vooral van belang voor goederentransport en internationaal treinverkeer, werd in 1899 geopend. Beukelsdijk had een stopplaats moeten worden voor het treinverkeer tussen Hoek van Holland en Duitsland, zodat er niet meer op station Delftsche Poort gekeerd hoeft te worden.
De gemeente had veel geïnvesteerd in het station en de verwachtingen waren hoog gespannen. In 1903 zou station Beukelsdijk in gebruik genomen worden. Het liep anders. Toen het traject Ceintuurbaan gereed was, besloot HIJSM om gebruik te maken van het reeds bestaande Maasstation. Reden: Beukelsdijk lag te ver van de toenmalige bebouwing af. De gemeente had het nakijken.
Slapen in een lampisterie
De bouw was echter voltooid en veel stationselementen zijn nog onmiskenbaar in en rondom het huis aanwezig. In de tuin staat bijvoorbeeld de fundering van een seinpaal die daar ooit gestaan heeft. Terwijl ik rondkijk in de woonkamer zet Boy koffie. De percolator op het gasfornuis, de familiefoto’s aan de muur en hondje Tommy slapend in zijn mandje, vormen een huiselijk tafereel.
“Dit was de vestibule”, vertelt Boy als hij de woonkamer inloopt. “Om de ruimte te kunnen verwarmen is hier een verlaagd plafond aangebracht. Mijn zoon Boy slaapt in de wachtruimte van de eerste klas en mijn jongste dochter Sophia in de wachtruimte van de tweede klas.” Lachend: “Hennie en ik slapen derde klas.” Gabriëlla heeft haar onderkomen in de voormalige lampisterie (werkplaats voor reparatie van lichtseinen e.d. red.).
Zoals beloofd, begeven we ons naar de achterkamer. In deze ruimte, deel van de vestibule en bedoeld voor kaartverkoop, ziet het groen van de geraniums. De deuren zijn vervangen voor ramen. De ruimte is ingericht met een potkachel, een zithoek rondom een tv en er huist een cavia. Op de vensterbank pronken een frontsein, een sluitsein, een rangeerlamp en een wagenmeesterlamp, die Boy via marktplaats op de kop heeft getikt.
“Onder de vloer in de kruipruimte zijn knopen van spoorjassen gevonden, met stoomlocomotief erop gedrukt.”
Passie voor het spoor
De passie voor het spoor heeft Boy niet van een vreemde: zijn vader was machinist in Indonesië. Toch begon Boy zijn carrière op een kantoor in het Groothandelsgebouw. Boy: “Vanuit het raam keek ik zo op de bezigheden bij het spoor. Toen wist ik al dat daar mijn ambitie lag.” In 1978 ging Boy aan de slag als station assistent en schoolde zichzelf langzaam maar vastberaden op tot (goederen)machinist en praktijkbegeleider/mentor.
Zijn intrek in station Beukelsdijk heeft de fascinatie voor (de geschiedenis van) het spoor verder aangewakkerd. Boy heeft vermoedelijk alles bestudeerd wat er over zijn woning te vinden is. Hoewel er bronnen zijn die zeggen dat het station nooit in gebruik genomen is, is er veel aanleiding om te denken dat hier wel degelijk treinen hebben gestaan. Boy: “Onder de vloer in de kruipruimte zijn koperen knopen van spoorjassen gevonden, met stoomlocomotief erop gedrukt. En er lag speelgoed. In de grond liggen veel sintels (verbrande kolen red.) van stoomlocomotieven. En roet, vrijgekomen bij het schoonmaken van de perronkap.”
Onverwoestbaar
Boy draait zelf op voor het onderhoud aan de woning. Gelukkig is hij een goede klusser en een echte recycler. “Ik houd niet zo van luxe, dat hoeft van mij niet. En ik repareer liever dingen dan dat ik nieuw aanschaf. Weggooien kan altijd nog.” In het voormalig konijnen- en schapenverblijf werkt Boy momenteel aan een nieuw onderkomen voor zijn 43 jaar oude Mercedes. Over de woning heeft hij niets te klagen. “Het loopt een beetje schuin af, maar dat went. Het is eigenlijk ongelooflijk hoe dit houten gebouw de tand des tijds heeft doorstaan. Het pand is geheel uit onverwoestbaar Oregon Pine (hout red.) opgetrokken, op de stenen fundering na natuurlijk.”
We kunnen alleen nog maar gissen hoe het er vandaag had uitgezien als het rond 1899 anders was gelopen. Hoewel het onzeker is hoelang het gezin hier nog kan blijven wonen, maakt Boy zich niet druk. “Toen we hier in trokken zeiden ze ook dat het tijdelijk was, maar we zitten er nog steeds!”
Transformatie is hot & happening binnen de architectuur en stedenbouw. Rotterdam, architectuurstad van Nederland, loopt voorop. En dat levert bijzondere projecten en mooie plaatjes op. Wist je bijvoorbeeld dat er sinds vorig jaar twee circusopleidingen in de Fenixloods II (Katendrecht) huizen? Met heuse acrobatiek. Of dat Rutger Hauer onlangs een masterclass gaf in De Fruitvis, een oude opslagloods in de Fruithaven (Marconistrip) die omgetoverd werd voor Parade-achtige doeleinden? Wist je dat monumentale kantoorpanden in de binnenstad klaargestoomd worden om te dienen als…