‘Bouw is allang geen eenheidsworst meer’

Dat het vak van makelaar echt niet alleen gaat over het kopen en verkopen van huizen, bewijst het verhaal van Joris van Oosten, van J.J. van Oosten Makelaardij. “Een veranderende woonwens begint altijd met een verandering in iemands leven.” Mensenwerk dus. Met Gers! maakte hij een rondje door de stad en sprak over Rotterdam en zijn passie voor het vak.

We ontmoeten Van Oosten in het statige makelaarskantoor aan de Straatweg. In het kleine keukentje halen we koffie. Een van zijn collega’s staat er net door een Gers! te bladeren. “Echt puur toeval”, belooft hij lachend. Eind vorig jaar verhuisde Van Oosten met zijn team van een oude limonadefabriek aan de Rotte naar dit pand. “Die fabriek was misschien gerser geweest voor het artikel”, spreekt hij zijn gedachten uit als we plaatsnemen in de spreekkamer. “Een stuk stoerder dan deze statige villa. Maar hier is het kleinschaliger, met minder gebruikers. We kunnen ons hier beter focussen.”

Moeders auto

Het brengt het gesprek op de start van Van Oostens bedrijf. Dat begon, ruim zeven jaar geleden, vanuit een slaapkamer in zijn toenmalige woonhuis aan de Grindweg. “Ik had in die tijd nog niks, geen opdracht, geen auto, niets. Ik had een pc meegekregen van een oude werkgever en deed al mijn afspraken met de fiets. Met slecht weer fietste ik zo snel als ik kon naar mijn ouderlijk huis om mijn moeders auto te lenen.”

Na ruim tien jaar werkervaring opdoen bij drie totaal verschillende makelaarskantoren, kon hij in 2010 eindelijk zijn lang gekoesterde wens in vervulling brengen: een eigen makelaarskantoor. Of dat nou het juiste moment was, zo midden in de crisis? “Het was inderdaad volop crisis in 2010. Achteraf ben ik ervan overtuigd dat ik geen beter moment had kunnen kiezen. Mensen in mijn omgeving bleken ook zeer gemotiveerd om reclame voor me te maken, juist omdat ik deze stap in crisistijd durfde te zetten. Dan ervaar je de kracht van een goed netwerk. Aangezien ik alleen werkte en weinig overheadkosten had, kon ik me volledig richten op groei. Kleiner worden, kon niet! Om zichtbaarheid te genereren in de wijk, maakte ik ludieke reclameborden die ik, als eerste in Rotterdam, op rotondes liet neerzetten.”

Originaliteit

Maar een dappere stap zetten alleen is niet voldoende om een bloeiend bedrijf te creëren. Hoe onderscheidde hij zich in de markt? “In die tijd kwam je vaak huizen tegen die al erg lang te koop stonden, met grote financiële consequenties voor verkopers. Verkopers kregen van hun makelaar vaak alleen te horen dat ze de prijs omlaag moesten doen, waar ik juist keek naar de echte reden waarom een huis niet verkocht werd.”

Hij somt een aantal mogelijke factoren op: “Een verkeerde kleurstelling, slecht onderhoud, een niet-kloppende indeling, slechte fotografie… Ik lichtte die pijnpuntjes uit en gaf de verkoper de opdracht die op te lossen. Dat kost natuurlijk geld, maar dat weegt niet op tegen een prijsverlaging. Sterker, vaak kon de vraagprijs weer omhoog.” Als er geen budget was om de presentatie in huis te verbeteren, liet Van Oosten soms artist impressions maken om te laten zien wat mogelijk was. “Met een offerte van een aannemer erbij om een reëel beeld te schetsen; kopers schatten dergelijke verbouwingskosten vaak onterecht hoog in. Ik heb in die tijd veel kunnen betekenen voor mensen waarbij het water aan de lippen stond en waarvan soms zelfs het huis op het punt stond geveild te worden. Dan creëer je ambassadeurs voor het leven.”

Hoewel de crisis voorbij is, is Joris’ originaliteit dat niet. Zo werd recentelijk een fotograaf met een drone ingehuurd om foto’s vanuit de lucht te maken, om de schitterende locatie van een villa – pal aan het water – in beeld te brengen en de presentatie naar een nog hoger niveau te tillen. De vele oranje ‘te koop’- en ‘verkocht’-bordjes in de Rotterdamse voortuinen zijn het bewijs van de succesvolle aanpak en tonen de sprongen die het bedrijf sinds de oprichting gemaakt heeft. En Joris werkt allang niet meer alleen. “Mijn collega’s op kantoor spelen een hele belangrijke rol. We zijn echt perfect op elkaar ingespeeld.”

Geen eenheidsworst

“Zal ik vragen of we even binnen mogen kijken?” We hebben net geluncht bij Lof der Zoetheid en staan aan de Coolhaven voor een pand waar de bouw in volle gang is. Het voormalige bedrijfspand is gerenoveerd en passend gemaakt voor meerdere loftappartementen met grote terrassen. Joris is nauw betrokken geweest bij dit transformatieproject en heeft de lofts mogen verkopen. Kopers van nu willen de gelegenheid hun woning zelf in te delen, stelde hij vanmorgen op kantoor al, en hier kan hij laten zien wat hij bedoelde.

Door stofnesten lopen we naar boven. Op de tweede verdieping ontmoeten we Leon en Renée uit Capelle, wiens kinderen net uitgevlogen zijn. Het echtpaar geeft ons graag een inkijkje in hun nieuwe stadse stulpje, waar eerder deze week een wand verplaatst is en vandaag de leidingen omgelegd worden voor een badkamer. Op de vraag wat ze zelf hebben mogen bepalen in de indeling, antwoordt Leon stellig: “Alles.” Nu we er toch zijn, krijgen we ook een kijkje bij hun buren. En inderdaad: exact hetzelfde oppervlak, maar een totaal andere woning.

Niet elk bouwproject biedt kopers zóveel keuzevrijheid ten aanzien van de woningindeling, zegt Joris. “Maar bouw is allang geen eenheidsworst meer. Jaren ‘80-wijken met allemaal dezelfde repeterende huizen en straten worden niet meer gebouwd. Kijk maar eens rond; in een nieuwe wijk zie je rijtjes, 2-onder-1-kap, vrijstaand en appartementencomplexen in een gezonde mix door elkaar, vaak met verspringende gevelrooilijnen om zo een speelser en vriendelijker beeld te creëren.” Dat geldt ook voor woontorens, vervolgt hij: “Daarin vind je een luxe penthouse, maar ook twee, drie, vier en vijf kamerappartementen. Zo’n gouden kraaiennest boven appartementen voor heel lage inkomens, zoals je vroeger vaak zag, werkt niet meer.”

Diversiteit lijkt het sleutelwoord; diverse woningen in diverse prijsklassen dicht bij elkaar, waar wonen, werken en recreëren natuurlijkerwijs met elkaar verbonden zijn. “En uitgaande van de wens van de consument”, vult Joris aan. “Dat is meegenomen uit de laatste crisis. Kopers worden vanaf moment één betrokken bij de bouw, niet pas als het huis verkoopklaar is.”

Leon en Renée zijn niet de enige die vanuit de rand naar de stad terugtrekken. Steeds meer stellen en gezinnen keren terug en de gemeente speelt hier op in door meer gezinswoningen te bouwen, en mooie stadse herenhuizen te hérbouwen. Joris: “Gelijktijdig komen er steeds meer alleenstaande huishoudens: mensen blijven langer op zichzelf wonen, kiezen ervoor om te ‘latten’ of zoeken iets voor zichzelf na een scheiding. Zij willen echter wel in een bruisende omgeving wonen. Juist de kleinere maar mooie appartementen in het centrum voorzien in die behoefte.”

Mensenwerk

Dat Joris makelaar wilde worden wist hij al vroeg. “Waar vriendjes brandweerman wilde worden, wilde ik huizen verkopen. Geen idee waar dat vandaan komt, maar ik heb dat altijd machtig interessant gevonden.” Mensenwerk, antwoordt hij op de vraag wat zijn werk zo leuk maakt. “Er gaat altijd iets vooraf aan de wens om te kopen of verkopen. Dat kan een kinderwens zijn of de wens om samen te gaan wonen, maar ook ziekte, scheiding of overlijden. Je komt letterlijk bij mensen over de vloer en wordt deelgenoot van dit verhaal en van hun behoeften. Een tijdje terug ging ik met een klant op zoek naar een passende woning waar zij met de juiste aanpassingen hun zieke kindje konden verzorgen. Ik vind het fijn om dan te kunnen helpen.”

Het idee dat Van Oosten Makelaardij zich alleen op een hoog segment richt, veegde Joris op kantoor al van tafel. “Welnee. Als ik vanaf nu alleen maar villa’s of enkel appartementen moet verkopen, dan ga ik me stierlijk vervelen. Juist die afwisseling, zowel van huizen als van de opdrachtgevers, maakt het werk interessant. We richten ons op de noordrand van Rotterdam, daar is veel diversiteit. Natuurlijk ben ik ontzettend blij en trots als we weer een prachtige villa in verkoop krijgen, maar ik kan ook écht blij worden als ik in een appartementje kom waar de bewoners iets waanzinnigs van hebben gemaakt binnen de mogelijkheden die zij hebben.”

Vergeten stukjes

De stad kent Joris op zijn duimpje, blijkt als we weer in zijn elektrische auto stappen. Voordat hij naar de middelbare school ging, kwam hij met zijn ouders vanuit Zeeland in Hillegersberg te wonen. Toen hij eenmaal uitvloog, belandde hij op verschillende plekken: op kamers in Blijdorp, in het centrum, toen een appartement in Kralingen… Als we over de Maasboulevard rijden wijst hij het appartement aan van waaruit hij over de Maas keek. “Dit is echt een ondergewaardeerd stukje stad. Vanaf hier heb je een grandioos 180 graden uitzicht over de Maas, met relatief weinig hoogbouw. Precies vanuit de buitenbocht van de Maas zie je de skyline. Mooier krijg je het niet.”

Die voorkennis over de locaties waar het makelaarskantoor woningen aankoopt en verkoopt, komt goed van pas. Als geen ander kan Van Oosten vertellen over de historie en de sfeer in de wijken. “Doordat de makelaars op ons kantoor allemaal binnen het werkgebied wonen, kennen we de kleinste details van de wijken en blijven we van alle ontwikkelingen goed op de hoogte.”

Nog een brug!

Tevreden kijkt de makelaar naar de ontwikkelingen in Rotterdam. “Vroeger waren er wijken waar je, vooral ’s avonds, liever niet kwam. Dat wordt steeds minder. Kijk naar Katendrecht en Zwaanshals, daar investeert de gemeente beetje bij beetje in renovatie en mooie, nieuwe ondernemingen. Bouwplannen liggen op stapel. Zo moet je dat ook doen, stapje voor stapje.” Op het Noordereiland liggen nog volop ontwikkelkansen, denkt hij. “Dat is nu nog erg afgesloten. En bij de Wilhelminapier zou nog een brug moeten komen, als je ziet welke bouwprojecten er gaande zijn en nog gaan komen; de verkeersbewegingen zullen extreem worden, verwacht ik.”

Sinds kort is Van Oosten zelf ook weer verhuisd; van de ene woning in Hillegersberg naar de andere. Zijn oude huis werd zo snel verkocht, binnen vijf dagen, dat hij met zijn gezin nog een jaar in een huurwoning heeft gezeten. Maar nu zijn ze dan toch verhuisd. Op zijn telefoon laat hij trots de foto’s zien: “Ja, dit is wel mijn droomhuis. In dit huis groeien mijn kinderen op, en hier worden mijn vrouw en ik samen oud.”

Van thee naar LNG

Vorig jaar vierde Vopak het 400-jarig jubileum. In de dagen van weleer sjouwden de vemen thee en specerijen van de VOC-schepen naar de loodsen; nu houdt de multinational zich bezig met de op- en overslag van duurzame brandstoffen, drones en… yoga! Jan Bert Schutrops, divisie-president Vopak Nederland: “Je kunt als bedrijf alleen zolang bestaan als je jezelf continu opnieuw uitvindt in de bewegende markt.” 

Tekst: Karin Koolen
Geschreven in opdracht van: Onze Haven

“Veel van wat je hier ziet, lag in een eerdere vorm bij ons opgeslagen”, zegt Jan Bert. Hij tikt tegen het plastic van zijn laptop om aan te geven wat hij bedoelt. “En dit hier.” Hij houdt het zoutvaatje omhoog. Zijn punt is duidelijk; bij de grote opslagtanks in de Rotterdamse haven denken mensen vooral aan brandstof voor auto’s en schepen, maar in de tanks ligt ook de basis van producten die nodig zijn om de lunch te kunnen maken die voor ons op tafel staat. Om de ruimte te verwarmen en te isoleren. Voor de kleding die we dragen, de verf op onze muren, het dashboard in onze auto.

Het is mede dankzij de vooruitgang en deze dagelijkse producten dat het Nederlandse Vopak uitgroeide tot het grootste tankopslagbedrijf ter wereld. In maar liefst 25 landen verhuurt het bedrijf vandaag de dag tanks voor op- en overslag van olie, gas en chemicaliën. Maar het is niet de enige reden van de groei, meent Jan Bert. “We volgen trends en ontwikkelingen op de voet. Door intensieve samenwerking met professionals en partijen over de hele wereld, blijven we altijd op de hoogte.” Jezelf op het juiste moment, op de juiste plaats en voor het juiste product kunnen aanbieden als dienstverlener, dát is de kunst. En die keuze moet in één keer goed zijn. “Je kunt een terminal niet even verplaatsen.”

Sjouwers

Om de oorsprong en het succes van Vopak te kunnen begrijpen, moeten we terug naar de haven van Amsterdam in 1616. Het Blaauwhoedenveem was een samenwerkingsverband van vemen – ‘sjouwers’ – die scheepsladingen (thee, specerijen, stoffen) van de VOC naar de pakhuizen brachten. Begin negentiende eeuw ging het Blaauwhoedenveem zich ook bezighouden met opslag. Dit leidde in 1917 tot een fusie met Vriesseveem, waarmee het bedrijf Blaauwhoed ontstond. Weer vijftig jaar later fuseerde Blaauwhoed met Pakhuismeesteren. Pakhuismeesteren, in 1818 opgericht als specialist in opslag van thee, had in de tweede helft van de negentiende eeuw volop geprofiteerd van de groei van de haven en de toenemende vraag naar olie.

ER IS MAAR WEINIG
ZO DYNAMISCH EN VERANDERLIJK ALS DE MARKT EN DE HAVEN, WEET VOPAK ALS GEEN ANDER

De vloeibare opslag groeide uit tot een van de kernactiviteiten van het bedrijf, en ook opvolger Pakhoed specialiseerde zich hierin. Het internationaal opererende concern ontplooide uiteenlopende transport- en haven- activiteiten, maar hield altijd een focus op tankopslag, waarin het zich ontwikkelde tot wereldmarktleider.

Een belangrijke concurrent was Van Ommeren. Omdat de twee in Rotterdam gevestigde bedrijven regelmatig in elkaars vaarwater terechtkwamen, groeide het idee om de krachten te bundelen. In 1999 werd de fusie beklonken. Vopak was geboren!

Duurzaam

Er is maar weinig zo dynamisch en veranderlijk als de markt en de haven, weet Vopak als geen ander. Rotterdam is van oudsher een oliehaven, maar de uitstoot van stoffen die milieu en gezondheid schade toebrengen, moet verder beperkt worden. Duurzaamheid is het streven. En gaat het over duurzaamheid in de scheepvaart, dan gaat het over LNG, een van aardgas afgeleide vloeibare – en schonere! – brandstof als alternatief voor bijvoorbeeld stookolie.
Het beschikbaar maken van LNG als scheepsbrandstof, behoort tot een van de laatste grote investeringen van Vopak in Rotterdam. Alweer vijf jaar geleden investeerden Gasunie en Vopak in een grote LNG-importterminal, Gate terminal, voornamelijk om grootschalige import van gas in Noordwest-Europa mogelijk te maken. Rolf Brouwer, directeur van Gate terminal, legt uit: “Hierdoor kan Noordwest-Europa gebruik maken van gas vanuit de hele wereld en zijn we als samenleving minder afhankelijk van eigen gasvelden of bijvoorbeeld van de gaspijplijn met Rusland.” Om ook kleinschalige distributie mogelijk te maken, investeerden de Rotterdamse haven, Gasunie en Vopak in 2016 in een nieuwe haven én een derde steiger bij Gate terminal met speciale infrastructuur voor kleinere schepen. Passend binnen de visie van de Rotterdamse haven om LNG te promoten als scheepsbrandstof.

Toch zijn er momenteel weinig schepen die op LNG varen. Mede door de lage olieprijs van een tijdje terug stapten er tot nu toe minder schepen over dan gehoopt. “Begrijpelijk, het gaat om grote investeringen voor scheepseigenaren”, stelt Rolf. Desondanks werd besloten vast te investeren in de infrastructuur en zo een eerste stap te zetten in Rotterdam. De signalen uit de markt zijn positief, aldus de directeur. “Neem het cruiseschip Aida die momenteel wekelijks in hartje Rotterdam ligt. Als brandstof aan wal gebruikt het LNG, dat wordt geleverd via onze terminal.”

Hoofdpijndossiers

Tot zover de opslag, want er is ook nog de techniek. Hoe is het op dat vlak gesteld met innovatie? In het Vopak Innovation Lab houdt een team deskundigen zich fulltime bezig met één vraag: hoe kunnen we de innovatiekracht van Vopak versterken via nieuwe technologieën? We raken aan de praat met innovatiemanager Nataly Katan. “Drones die met precisie een tank van binnen inspecteren, zijn er al. Maar denk ook aan het gebruik van sensoren, of magneten om steigers vast te zetten.” Het Lab werkt veel samen met tech-start-ups en innovatieplatforms.

Nataly: “We hebben onlangs van alle terminalmanagers van onze locaties wereldwijd de ‘hoofdpijndossiers’ verzameld. Waar liggen ze ’s nachts wakker van? Dat hebben we gematcht met technologie.” Een voorbeeld is de steigerinspectie. “Tijdens een inspectie is een steiger afgesloten. Logischerwijs wil de terminalmanager dat zo kort mogelijk laten duren. Toevallig kwamen wij in PortXL een start-up tegen met een varende drone. Die hebben wij gekoppeld aan een bekende van ons, die een geweldige camera én een handige manier van beeldverwerking heeft.” De tijd dat een inspecteur op een vlot onder de steiger kroop, is binnenkort misschien verleden tijd. In de Botlek is de drone met speciale camera al onder de steiger doorgevaren voor een nauwgezette inspectie. Nataly: “Wie weet kan het straks bij al onze terminals!”

‘ELKE OCHTEND, VOOR DE WERKZAAMHEDEN VAN START GAAN, VERZAMELEN 800 MAN ZICH VOOR EEN YOGASESSIE’

Yoga

Met de tijd meegaan; dat hebben ze bij Vopak goed onder de knie. Maar ook op sociaal en cultureel vlak is er veel veranderd. Dienend leiderschap, een open blik en vooral een open hart voor mens en wereld; bij Vopak vertellen ze er graag over. Uiteraard, Vopak is een bedrijf dat winst wil maken. Jan Bert: “Anders besta je na een tijdje niet meer, maar we kijken ook op de lange termijn en willen iets teruggeven aan de mensen die voor ons werken.” Zo was er laatst een campagne om personeel aan het sporten te krijgen. Ter ere van het 400-jarig jubileum was het streven om 400 Vopakkers aan de start van de Rotterdamse marathon te krijgen. “Dat gaf ontzettend veel plezier en energie in de organisatie.”

Vooruit, nog een laatste voorbeeld. “Bij Vopak in Fujairah, in de Verenigde Arabische Emiraten, hebben we onlangs met onze partners nieuwe tanks gebouwd. We hebben hier al jaren een veiligheidsman; hij gelooft heilig in yoga om de juiste (veiligheids)focus te krijgen. Dus wat gebeurt er? Elke ochtend, voor de werkzaamheden van start gaan, verzamelen 800 man zich voor een yogasessie.”

Lichtjes in Sophia

Rotterdam kent veel mooie en bijzondere plekken. Maar wat is nou het beste van Rotterdam? Gers!-initiatiefnemers Wouter van Lieburg, Edwin Veekens en Arjen van Riel gaan om beurten ‘op locatie’ bij een bijzondere plek in de stad. Edwin neemt een kijkje in het Sophia Kinderziekenhuis in het hart van Rotterdam, het oudste en grootste kinderziekenhuis van Nederland.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Antim
Verschenen in: Gers! #15

Op de afdeling chirurgie treffen we de vijf maanden oude Mia. Het knuffelgirafje dat ze in haar handjes geklemd houdt, heet – heel toepasselijk – Sophia. Het meisje is gisteren geopereerd, waarbij er een stukje van haar nier is weggehaald. Als alles goed blijft gaan mag ze morgen naar huis.

Mama zit moe maar opgelucht naast het bedje van haar dochter. “Als het goed gaat met Mia, gaat het goed met mama”, zegt ze glimlachend. De familie komt uit het Brabantse Dongen. Het Amphia ziekenhuis in Breda verwees hen door naar het gespecialiseerde Sophia kinderziekenhuis. Mia’s moeder week de afgelopen dagen niet van haar zijde. Dat hoeft ook niet; in het Sophia zijn ouders 24/7 welkom en is er altijd een slaapplaats beschikbaar. Maar ook overige familieleden kunnen op elk gewenst moment langskomen.

Troosten

In een kinderziekenhuis heb je niet alleen met de patiënt te maken, zo wordt snel duidelijk. “Een ziek kind haalt kracht uit het gezin – zonder de ouders kunnen wij ons werk niet doen”, stelt Marieke, verpleegkundige op de afdeling. “Je laat een kindje ook niet alleen in zijn of haar bedje liggen. Wij spelen, praten en troosten ook, maar niemand kan dat zoals papa of mama dat kan.”

Daarom staan in het Sophia kind én gezin centraal in de behandeling. Ouders worden nauw betrokken bij de gesprekken en het opstellen van het behandelplan. Er zijn ruimtes waar de familie in huiselijke sfeer bij elkaar kan komen en zich kan voorbereiden op de periode na de ziekenhuisopname. “Soms blijven kinderen hier een half jaar, soms nog langer”, stelt Simone Roord, verpleegkundige op het kinderthoraxcentrum Zij stond aan de wieg van het Samenzorg-programma van het ziekenhuis. “We proberen het leven zo ‘normaal’ mogelijk te houden.”

“Mama werd erg ziek en daarom kon ze jou niet meer in haar buik houden”, schreef een verpleegster’

Kleinschalige wereldspeler

Zachtjes trekt Marieke een pleister van Mia’s borst. Ze streelt de kleine patiënt net zolang over haar hoofdje tot ze stopt met huilen. Marieke werkte eerst in een ziekenhuis in Den Haag, maar koos heel bewust voor een switch naar een academisch ziekenhuis. Hier gebeurt het, oordeelde ze. Daar lijkt ze gelijk in te hebben: Sophia is een wereldspeler op het gebied van zorg en onderzoek. Hier zitten alle specialismen en topspecialisten onder één dak. Voor zeldzame hart- en longziekten vind je hier ’s werelds beste expertise. Sophia heeft een van de grootste kinder-intensive care afdelingen in Europa en het is de enige plek in Nederland die volledig is toegerust op kinderen met complexe en meervoudige, aangeboren en erfelijke anatomische afwijkingen. Marieke: “En toch voelt het hier nog lekker kleinschalig!”

Werken met kinderen is Marieke op het lijf geschreven. “Kinderen zijn zo flexibel en positief; zodra ze zich een beetje beter voelen, zijn ze vrolijk en willen ze uit bed.” Werken met kinderen is daarbij wezenlijk anders dan met volwassenen, beaamt ook Simone. Niet alleen reageren kinderen anders op medicatie, ook gaan ze anders om met pijn en ongemak. Simone: “Hoe ouder een kind, hoe bewuster een pijnbeleving is. En op welke manier beoordeel je hoe een baby zich voelt? Je moet echt leren kijken en interpreteren.”

Het ziekenhuis werkt met pedagogen om kinderen voor te bereiden op behandelingen en operaties, maar ook om vooraf te bespreken waar ze behoefte aan hebben als ze bijvoorbeeld bang zijn.

Edwin is bang dat hij het werk mee naar huis zou nemen als hij in haar schoenen zou staan. “Als het je niet meer raakt, moet je stoppen”, is Simone’s eenvoudige antwoord. En met veertig dienstjaren op de teller werkt ze nog altijd met evenveel passie, liefde en plezier als toen ze begon. “Natuurlijk zijn de kinderen ziek, maar we maken heel veel levens beter. We kunnen tegenwoordig zoveel.”

Lichtjes

Paulina Wielaard, van de Vrienden van het Sophia, leidt ons de hele dag rond door het kinderziekenhuis. Deze stichting heeft tot doel om – in samenwerking met haar partners en donateurs – het verblijf van de patiëntjes zo aangenaam mogelijk te maken én wetenschappelijk onderzoek van de grond te krijgen. Onlangs organiseerden ze weer de Feyenoord-Sophiadag, in samenwerking met partner Feyenoord.

Ook dit jaar is er weer de lichtjesactie waarbij mensen symbolisch een lichtje kunnen kopen in de enorme kerstboom voor het Sophia Kinderziekenhuis. Dit jaar gaat de opbrengt naar het bestrijden van sikkelcelziekte, een (nu nog) ongeneeslijke bloedziekte die gepaard gaat met pijnaanvallen en orgaanschade. Patiënten worden vaak niet ouder dan 45 jaar. Voorgaande jaren haalde de organisatie maar liefst vierhonderdduizend euro op die ten goede kwam aan onderzoek naar ontwikkeling van de hersenen bij kinderen die veel te vroeg geboren zijn of met aangeboren afwijkingen.

‘Hier zitten alle specialismen en topspecialisten onder één dak. Voor zeldzame hart- en longziekten vind je hier ’s werelds beste expertise’

Slingers boven de couveuse

Waarom dit onderzoek belangrijk is, zien de bij de allerkleinsten, waar we de middag afsluiten. Arts René Kornelisse kwam in 2000 op de afdeling neonatologie werken en heeft de afdeling drastisch zien groeien en ontwikkelen. Bij vroeggeboren kindjes, soms met 24 weken en slechts 500 gram zwaar, wordt er om de dag een echo gemaakt van de hersenen om te zien of alles zich nog goed ontwikkelt. De ontwikkelingen in dit vakgebied zijn spannend en veelbelovend, stelt de arts. “Het vervelends is het vele prikken. Wellicht kan dit binnenkort vervangen worden door iets op de huid te leggen en zo de bloedsuikerspiegel te bepalen.” De meeste kinderen op deze afdeling redden het. Tachtig kindjes per jaar redden het niet.

We begeven ons naar de couveuseafdeling en houden halt bij het ‘kamertje’ van Sem*. Over zijn couveuse hangen donkerblauwe doeken om het licht buiten te sluiten. De vrolijke geboortekaartjes en de naamslinger aan het prikbord zijn een vreemd contrast met de kille apparatuur die het kleine mannetje in leven moeten houden. De knoppen reguleren de temperatuur en luchtvochtigheid. René: “Hij ademt nu zelfstandig – dat is ontzettend goed nieuws!”

Hier ligt een immer belangrijke en verantwoordelijke taak voor de verpleegkundige. René: “Als arts luister ik altijd naar de verpleegkundigen – zij zijn hier continu en weten hoe het gaat met een kindje.” Aan de voet van Sems couveuse ligt een schriftje waarin het kindje uitgelegd krijgt waarom hij in de couveuse ligt. “Mama werd erg ziek en daarom kon ze jou niet meer in haar buik houden”, schreef een verpleegster. Als René de deken een stukje opzij schuift, zien we het kleine mannetje op zijn buik slapen, knuistjes gebald als een echte vechter.

Hoop

Heeft René nog wensen, wil Edwin weten. Een familiekamer, luidt het antwoord; een plek waar families bijeenkomen voor een waardig afscheid, of om met elkaar emoties te delen. Een verbouwing is ook zeer gewenst en als René het dan toch mag zeggen: misschien wat meer verpleegkundigen, want er is een tekort in het Sophia.

René streeft ernaar het maximale uit ieder kind te halen. Soms is dat zo weinig, dat ervoor gekozen moet worden een kindje te laten gaan. Iemand beter maken is mooi, antwoord hij op vraag hoe dit is: “Maar iemand begeleiden bij een goed en mooi afscheid is ook heel belangrijk.”

Bijzonder, zo’n ziekenhuis in hartje stad, meent Edwin terwijl hij uitkijkt over het park. Hij herinnert zich de afgelopen zomer nog goed. “Hier trok ik de tweede fles rosé open op de Parade, terwijl er een stukje verderop mensen liggen te vechten voor hun leven.” Net het gewone leven. Ach, het is alsnog beter dan een kil ziekenhuis langs de snelweg, denkt Simone; hier kunnen ouders makkelijk even de deur uit voor een drankje of filmpje.

Hoop en leven; die woorden schieten ons te binnen als we ons door de kleurrijke gangen een weg uit het ziekenhuis banen. Bij ziek-zijn hoort verdriet en soms ook afscheid. Maar één ding weten we zeker; hier bij het Sophia wordt met hart en ziel gewerkt aan het beter maken van kinderlevens.

* Op verzoek is de naam Sem gefingeerd.

hr-gerssophia-aph-9040

Twee eeuwen Afrika aan de Maas

Met de expositie Afrika 010 zet gastconservator Paul Faber de Afrikacollectie niet alleen terug in het Wereldmuseum; ook brengt hij de eeuwenoude relatie tussen de Maasstad en het Afrikaanse continent treffend in beeld. “De collectie bestaat uit topstukken van internationale waarde. Het is tijd om die weer aan de stad te laten zien.”

Verschenen in: Gers! #14
Beeld: Marieke Odekerken

Een groep oudere Afrikaanse mannen kijkt ons vanaf het groepsportret er en tegelijk wantrouwend aan. Het portret is eind negentiende eeuw gemaakt op het achterdek van het SS Erasmus dat voor anker lag bij de toentertijd bloeiende handelspost Banana. “Deze foto laat de cultuurclash tussen Europa en Afrika zien.” Paul Faber wijst op de combinaties in kledingdracht: Europese hoeden en pakken naast traditionele Afrikaanse kleding en waardigheidsstaven. De foto werd genomen kort na de koloniale Conferentie van Berlijn. ”Hun lot was al bezegeld: Congo viel in handen van Leopold II van België. De mannen verloren hun machtspositie en stonden aan het begin van een gruwelijk tijdperk.” Dat maakt de foto – groot afgebeeld in het trappenhuis naar de bovengelegen expositie – extra bijzonder en schrijnend.

Stripverhalen
Het verhaal vertellen van de ontstaansgeschiedenis van de Afrikacollectie van het Wereldmuseum. Dat doel had Paul met de expositie Afrika 010 voor ogen. Die geschiedenis vindt zijn oorsprong in Rotterdam. Paul: “Door zeevaart en handel is de band tussen Rotterdam en Afrika heel hecht. Al in 1860 voeren we vanaf de Maas naar Ghana en Liberia. Natuurlijk voor de import van palmolie, rubber en ivoor, maar de Rotterdamse jongens van de factorijen kochten en ruilden zelf ook van alles. Hun etnogra sche souvenirs brachten ze vaak naar musea, in het begin vooral naar dat van diergaarde Blijdorp.” Toen de diergaarde in 1939 verhuisde, schonk het bestuur de collectie aan het Wereldmuseum, toen nog Museum voor Land- en Volkenkunde geheten. Maar dat was niet de eerste gift die het museum kreeg. Al in 1885 schonk Hendrik Muller, gerespecteerd reder en handelaar en (als oprichter van de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap) spin in het web in de Afrikaanse handel, zijn collectie bestaande uit honderden objecten aan het museum. Paul: “De oudste stukken danken we aan hem. Enorm waardevol!”

De expositie begint dan ook in de gesimuleerde werkkamer van Muller. In de ruimte klinken geluiden vanschepenenzeemeeuwen.Paul:“Muller heeft nooit voet in Afrika gezet. Hij oriënteerde zich door middel van gedetailleerde kaarten.” Hij wijst op een map in de vitrine. “Deze vonden we bij toeval in het depot in de Alexanderpolder. Zijn initialen staan op de kaarten. We sprongen een gat in de lucht.”

In de donkere ruimte treffen we wapens, jenever en textiel, belangrijke exportproducten uit die tijd. Maar ook souvenirs, zoals slagtanden van olifanten waar spiraalvormig een soort stripverhalen in zijn uitgesneden. Vanuit de werkkamer gaat de reis door naar de volgende ruimte. Alsof we de Afrikaanse kustlijn volgen, belanden we van Liberia in Ghana, Congo en Mozambique.

Ongeluk
De liefde voor Afrika ontstond bij Paul per ongeluk. Letterlijk. “In een winkeltje vol curiositeiten gooide ik met mijn legerrugzak een beeld om. Dat brak in drie stukken. Ik vond het toen een oerlelijk beeld, maar mijn vader was WA-verzekerd en stelde voor dat ik het kocht. Thuis kreeg het gerepareerde beeld een plaats in zijn werkkamer. Steeds meer ging ik de expressieve vorm ervan waarderen, totdat het naar mijn kamer verhuisde. Het was een Tjiwara-opzetmasker; er staat er nu ook een in de tentoonstelling.”

Paul vertrok in 1978 voor het eerst naar Afrika voor een rondreis. “Naar Ghana. We waren praktisch de enige blanken, een totaal andere wereld, mensen keken ons na! Maar na een paar dagen wilden we niet meer weg. De intensiviteit van de mensen, de cultuur, de openheid; het greep me.”

Maar Afrikaanse kunst is niet makkelijk, stelt de kunsthistoricus. “Het is heel expressief, met krachtige vormen en een vaak ingewikkelde symboliek en betekenis. Zeker de oude Congolese kunst is diepgeworteld in de geestenwereld. Je moet je ervoor open durven stellen. Elk stuk is een uniek verhaal, gecreëerd door mensen als jij en ik, binnen een bepaald tijdperk in een bepaalde regio, vanuit een positie binnen de hiërarchie en als antwoord op de uitdagingen van het leven. Duik daarin, en het wordt almaar ingewikkelder én fascinerender. Het moet gaan jeuken en prikkelen. Dat wil ik bereiken.”

Kortsluiting
“Dit beeld is de beste in zijn soort”, zegt Paul als we bij de Nkisi N’kondi Mangaake staan. Het beroemde negentiende-eeuwse Congolese krachtbeeld is beslagen met spijkers en doet dreigend aan. In een holte bij de buik bevindt zich de ‘magische stof’. Paul heeft een anekdote. “In 1997 werd de Nkisi in het kader van het Africa meets Africa project tijdelijk naar de National Gallery in Kaapstad gebracht. Daar maakten ze de kist open. Ze hadden zelfs wierook aanstoken om de voorouders ter wille te zijn. Een goede vriend van mij was erbij aanwezig, dus ik heb het van horen zeggen, maar hij is een hele nuchtere jongen. Alles ging uiterst voorzichtig, handschoenen aan… Het moment dat het Nkisi de Afrikaanse grond raakte voor het eerst sinds 1906, sprongen alle stoppen van het museum en de wijde omtrek door. Toen de straat open moest bleken de kabels gesmolten…”

We eindigen de expositie met foto’s van het heden; een Kaapverdische kerkgemeenschap, een Somalische vrouwengroep, Senegalese muzikanten, een Afro-kapsalon. De foto’s zijn gemaakt door Joop Reingoud en Linda Malherbe van Verhalenhuis Belvédère en weerspiegelen de historische groepsportretten. Want cultuur leeft en gaat almaar door. Paul: “De nazaten maken eigentijdse kunst, geïnspireerd door verleden en heden. Kijk alleen maar de haarsculpturen van Meschac Gaba. Bij Afrika denken mensen nog vaak aan rieten rokjes à la Kuifje in Afrika, maar de werkelijkheid is heel divers en veel minder exotisch dan gedacht wordt.”

Een foto van mijn vader

Als kind moest de vader van Christine Jurkschat (57) de boerderij in Oost-Pruisen waar hij geboren en getogen was halsoverkop ontvluchten. Tijd om foto’s en spullen mee te nemen was er niet. Nooit sprak hij over de oorlog, of over het verlies van zijn twee broers. Toen Christine en haar man Ron na hun pensioen stamboomonderzoek deden, kwamen ze in contact met een achterneef in Estland. Dankzij hem heeft Christine nu een jeugdfoto van haar vader in bezit. “Ik koester de foto als een ware schat.”

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen

Lees het artikel hier >>