Let’s talk about ♂ ♀: Op date met boze Fred

Let’s talk about ♂ ♀! In deze rubriek maak ik jullie deelgenoot van mijn belevenissen met mannen door de tijd heen. Over ontmoetingen, leuke en minder leuke dates, vlinders, verliefdheid, gestuntel en awkward moments. Deze aflevering: op date met Franse Fred.


Hij staat voor de deur, lees ik in het sms’je. In de drukke meidenbadkamer veeg ik de condens van de spiegel en check nog één keer mijn gezicht. Veel valt er niet te checken. Ik heb gedoucht, mijn benen geschoren, een kwak goedkope dagcrème op mijn gezicht gesmeerd en wat extra mascara opgedaan. Haren geborsteld, afgedragen rokje aan, slippers eronder, klaar. Meer heb ik niet bij me en eigenlijk is het resultaat best oké.

Vreemd, om hier in Australië een ‘date’ te hebben. Met een heuse Fransman nog wel. Une soirée romantique. Chic ook wel, ondanks dat alles uit mijn muffe backpack komt rollen.
Ik heb eigenlijk alleen vage herinneringen aan Fred. Fred – spreek uit Frèdddè – komt uit Parijs, vertelde hij. Gisteravond ontmoette ik hem in de Joint Bar. Daar was ik met mijn collega’s van het Italiaanse restaurant – waar ik sinds een paar weken in de bediening werk – na werktijd een afzakkertje gaan nemen. Fred was naast me komen zitten, had me aan de praat en aan het lachen gekregen en even later stonden we samen op de dansvloer. De herinneringen zijn vanaf dat moment een ietsepietsie onscherp door de nodige biertjes, maar ik weet nog dat we samen naar mijn hostel liepen en dat hij me keurig voor de deur afzette. Een heer, als we die halfslachtige awkward zoen vergeten. Vanmorgen vond ik in mijn broekzak een verfrommeld briefje met een telefoonnummer dat ik gelijk in de vuilnisbak gooide. Maar even later ontving ik een berichtje.

De man die beleefd komt vragen of ik wil dansen, kan een heftig nee-schudden verwachten; hij die me in een vloeiende beweging uit mijn ‘comfort zone’ trekt heeft me misschien de hele avond met de voetjes van de vloer

Ik neem de trap. ‘Ja’ zeggen tegen een date, bedenk ik me onderweg naar beneden, is niks voor mij. Alleen dat pleit al voor deze Fred. Want mij versieren is, in deze fase van mijn leven, knáp lastig. Niet dat ik bot, arrogant of nadrukkelijk afwijzend ben; ik smeer ‘m gewoon. Alcohol maakt de gemoederen wellicht iets losser, maar dan nog is er een aanzienlijke kans aanwezig dat ik na een toiletbezoek ineens nergens meer te bekennen ben – dat heeft al voor een hoop ongemakkelijke situaties gezorgd, daar je elkaar de dag erna in het hostel nog weleens kan tegenkomen. Mannen? Eng, lastig, en O MY dat heerlijke opgeluchte gevoel als ze weer opgehoepeld zijn. Het is de aanhouder die wint. Hij die er gewoon ineens ís en me geen kans tot nadenken of weglopen geeft. De man die beleefd komt vragen of ik wil dansen, kan een heftig nee-schudden verwachten; hij die me in een vloeiende beweging uit mijn ‘comfort zone’ trekt heeft me misschien de hele avond met de voetjes van de vloer. Als je vraagt of ik wat wil drinken zeg ik waarschijnlijk nee; je moet het gewoon gaan halen. Stom? Ja misschien, maar die luchtige brutale vastberadenheid heeft bij mij nu eenmaal de beste kans van slagen. Dus die Fred kan eigenlijk geen verkeerde zijn, toch?

Goddank, ik herken ‘m nog. Hm, valt in eerste instantie toch een beetje tegen. Klein van stuk, kalend. Niet te snel oordelen, Karin, gisteravond was het ook gezellig. Toch? En jij bent altijd degene die het hardst roept verder te kijken dan het uiterlijk en zelfs dan een eerste indruk.
Fred loopt me tegemoet en geeft me twee zoenen.
“Op z’n Frans, zoals het hoort”, zegt-ie.
Hij werpt een goedkeurende blik op mijn outfit. Ik voel me er een beetje ongemakkelijk onder, daar hij nota bene gekleed lijkt te zijn voor een sollicitatiegesprek bij een hip reclamebureau in Melbourne. Strakke jeans, overhemd, mooie bruine instappers. Hoe doen sommige backpackers dat toch, vraag ik me af. Hij slaapt toch ook in hostels? Leeft toch ook uit een rugzak? Worden zijn spullen niet in het laadruim van een overvolle bus gesmeten? Ach, het zal wel met prioriteiten te maken hebben. Of zijn dit zijn date-kleren?
“Dit hostel…”, zegt Fred terwijl hij driftig wijst op de deur waar ik zojuist door naar buiten ben gestapt, “sucks!”
“O”, zeg ik verbaasd. “Ik vind het anders een prima hostel, netjes en gezellig. Elke ochtend gratis ontbijt en in het weekend pannenkoeken – wat wil je als backpacker nog meer?” Ik hoor hoe opgewekt ik klink – gratis dan ook het lievelingswoord van menig backpacker – maar Fred laat zich niet overtuigen.
“Ik heb hier één nacht geslapen, toen ik net aankwam – vreselijk! Droge toast, slecht beleg, kleine kamers – het enige positieve aan deze plek is de locatie.”
Het groepje naast ons luistert geamuseerd mee naar het betoog van de boze Fred. Die gaat onverstoorbaar door: “Nu slaap ik in Base. Dat is al een stuk beter, al deel ik de kamer met twee annoying Duitsers.”

(…)

“Nou, zullen we dan maar?”, stel ik voor, een beetje beduusd. Subtiel draai ik een paar keer weg van zijn bezitterige hand op mijn rug.
Samen lopen we langs het Italiaanse restaurantje (“Werk je hier?!”) naar St Kilda Road. Ik ben nu dik zeven maanden in Australie, waarvan drie weken in Melbourne, en geniet met volle teugen van alles dat deze Australische metropool te bieden heeft. Fred is minder enthousiast.
“De mensen…”, legt hij ongevraagd uit. Het is een mooi land hoor, daar niet van, maar die Australiërs zijn natuurlijk gewoon lomp en onbehouwen. Vind je niet? Wat? Echt niet?!

Als ik door zo’n botanische tuin huppel op mijn slippers en in mijn stukgedragen spijkerbroekje, immer zwaar belast met de Lonely Planet en een liter water in mijn kleine rugzak, kijk ik soms jaloers naar die stelletjes

Nee, een leuk gesprek komt niet op gang. Ik zit ook niet te wachten op Fred’s negatieve verhandelingen over alles wat ter sprake komt. Waarom heb ik eigenlijk ja gezegd toen hij me mee uitvroeg? Ach, ik weet het best. Omdat ik hier smacht naar een beetje romantiek, dáárom! Mannen genoeg, aan aandacht geen tekort, maar altijd ‘op z’n backpackers’. En Fred heeft stiekem wel een beetje gelijk; veel Australische mannen zijn, evenals de Ieren, Engelsen en Nieuw-Zeelanders die ik tijdens mijn reis steevast op elke hoek tegenkom, wat lomp en makkelijk als het om vrouwen gaat. Proberen elke vrouw te verleiden tot een snelle wip. Dan heb je nog de Zuid-Amerikanen; daar ben ik mentaal nog niet aan toe, vrees ik. Maar als ik dan door zo’n botanische tuin huppel op mijn slippers en in mijn stukgedragen spijkerbroekje, immer zwaar belast met de Lonely Planet en een liter water in mijn kleine rugzak, kijk ik soms jaloers naar die verliefde stelletjes. Misschien moet ik bij thuiskomst ook weer wat serieuzer worden, op zoek gaan naar een leuke man. Settelen. Etentjes bij kaarslicht, goede gesprekken, weekendjes weg. We’ll see. Een date met Fred leek – for the time being – een goed alternatief.
Toegegeven, het heeft ook te maken met het gebeuren in Sydney. Daar ontmoette ik Remy uit Toulouse – als hij Fins en ik op mijn beurt Mandarijns had gesproken, hadden we elkaar evengoed kunnen verstaan als in het Engels – die ik tijdens onze tweede ontmoeting na een gepassioneerde zoenpartij beduusd achterliet in de bar. That’s me. Beetje spijt van. Remy was volgens mij my best shot geweest voor een beetje passie en romantiek Down Under. Vandaar nu mijn focus op die Fransozen. Kijk wat het me gebracht heeft.

Fred is ondertussen bij het eten beland. In Parijs, dáár eet je goed. Op alle andere plekken in de wereld is het eigenlijk gewoon ruk. En probeer hier maar eens een croissant of een goed stuk stokbrood te krijgen! Lukt je niet! En dan denken ze ook nog verstand van wijnen te hebben… Hij bestelt steevast een Franse fles. Mijn trip naar de Barossa Valley? Nou, hij zal me straks even uitleggen wat nu écht goede wijnen zijn. Over eten en drinken gesproken, hij weet een leuk Thais restaurantje.
“Ik trakteer.”

Kijk, dat is dan weer aardig.

We nemen plaats aan een tafeltje bij het raam en bestellen allebei een biertje.
“Het is geen bijzonder tentje hoor”, verontschuldigt Fred zich met een gebaar op de kale witte muren, “Maar het eten is hier best oké – je moet de masamang curry met garnalen nemen, echt, trust me.”
Om te pesten besluit ik voor de groene curry met kip te gaan.
De serveerster verschijnt aan onze tafel.
“Eenmaal de masamang curry met garnalen en eenmaal de groene curry met kip”, zegt Fred, met zwaar Frans accent waar ikzelf nog maar net aan gewend ben geraakt.
“Uhh”, doet de serveerster, wiens Engels overduidelijk al niet haar beste taal is.
Al ogenrollen tikt Fred op de kaart; nummer 13 en nummer 26. Nu snapt ze het.
“Jezus”, zegt hij als ze weg is. Hij kijkt me samenzweerderig aan als hij zegt: “Asians, right… so annoying! But they make good food.”

Ik ben er klaar mee. Met grote happen werk ik mijn rijst en curry naar binnen. Ik verbrand mijn bek, maar who cares?
“Ik moet er vandoor.”
“Nu al?” Fred doet een poging mijn hand over de tafel vast te pakken maar ik moet ineens hoognodig mijn servet opvouwen.
“Ja – ik heb nog een andere afspraak”, lieg ik.
Teleurstelling is in Fred’s ogen te lezen, maar hij herstelt zich snel. Dat mag ik dan weer wel.
“I’ll walk you.”
Shit.
“Hoeft niet”, zeg ik kordaat. “Hé, het was gezellig, dank je wel voor het eten.”
Met twee zoenen – elk ander aantal is immers stupide – nemen we afscheid en ik wandel op eigen houtje terug richting het hostel. Zonder hand in mijn rug.

“Do you like Justin?”, klinkt het plotseling naast me

Een kwartier later plingt mijn telefoon. Fred.

“Hi Karin, thank you for sharing a great time with me! You wanna meet tomorrow? We can chill at the beach. X F.”

Ik sta even stil. Hoe the fuck kan dat? Ik weet dat ik nog weleens het verkeerde signaal uit kan zenden, maar ik heb tijdens het eten nauwelijks een woord gezegd. Fred des te meer. Over zijn problemen met Westpac, over domme, vervelende kamergenoten en over Australische mannen (“They just don’t know how to treat a lady”). Waarom hij zijn geliefde Frankrijk überhaupt verlaten heeft voor een bezoek overseas? Je weet pas dat het in je eigen land beter is, als je andere landen bezocht hebt, zo luidde zijn antwoord.

Ik sta stil en tik een berichtje terug.

“Hi Fred, thanks for dinner. It was nice meeting you yesterday, but after tonight I don’t think you’re my type. Ciao!”

Ik ben aangekomen bij de bar van gisteravond. De Joint Bar. Eén drankje dan. Ik ben er aan toe!
Het is nog rustig en vanaf mijn kruk aan de bar staar ik naar het grote televisiescherm waar op dat moment What Goes Around van Justin Timberlake draait.
“Do you like Justin?”, klinkt het plotseling naast me.
Ik kijk opzij en staar recht in het lachende, brutale gezicht van een blonde Ozzie. Stante pede ben ik vrolijk.
“Well yeah, I mean, he is bringing sexy back, right?” Ik vind het gevat van mezelf.
Een grote grijns verschijnt op het gezicht van Bruce. Hij vindt het ook grappig.
” … and all he wants from me is to be his love! That’s pretty cool, don’t you think?”, vervolg ik daarom maar.
“Well yeah, I work pretty much the same way, babe. Actually I was the one who brought sexy back in the first place. Now tell me, what do you drink?”

Twee uur later loop ik van de bar terug naar mijn hostel. Alleen, want Bruce is geen galante Fransoos. Maar ik heb wel gelachen. Ontzettend hard gelachen.

Op mijn telefoon staat een ongelezen berichtje. Van Fred.

“I didn’t ask you to marry me, Karin, I just thought it would be nice to meet again. But hey, I don’t think I like you very much either. So have a good life!”

Met een glimlach stop ik het toestel terug in mijn broekzak.

Happy times on the happy island, …Aruba!

Aruba!
Gisteren kwamen Eric en ik thuis na twee heerlijke weken vakantie. Inmiddels liggen de teenslippers weer achterin de kast, hangen de eerste zongebruinde vellen al aan mijn schouders en decolleté (afblijven! niet aan trekken!), zijn de wasjes weggewerkt en bladdert de tropisch gekleurde nagellak stukje voor stukje van mijn tenen. We zijn weer thuis. En jemig, wat is het hier koud! Om toch een beetje in de Caribische sferen te blijven, en het vakantiegevoel zo lang mogelijk vast te houden, leek het me leuk om een verslagje van onze trip naar The Happy Island te maken.

Lezerswaarschuwing: Hoe ik ook mijn best doe, ik ben simpelweg niet in staat om over een (Caribisch) eiland te vertellen zonder daarbij steeds over Bonaire te beginnen. Dat krijg je er met geen honderdduizend kokosnoten uit. In 2010 verbleef ik voor mijn afstudeeronderzoek vier maanden op Bonaire en ergens tussen Slagbaai en Kralendijk ligt nog altijd een stukje van mijn hart. Soms vraag ik me af waarom we daar niet gewoon wonen. Bonaire heb ik goed leren kennen en ik ben er van gaan houden, om alles wat het is en vooral niet is. Maar dat betekent niet dat ik niet van de andere eilanden kan genieten. En variatie moet er zijn, toch? Na Bonaire, Curaçao en Sint Maarten, vlogen we ditmaal naar het meest linkse (topografisch gezien dan) eilandje van de Benedenwindse eilanden van de Kleine Antillen. Daar een vakantie vol van zon, zee, strand, lekker eten en heerlijke cocktails zich niet goed leent voor een klassiek reisverslag, vertel ik jullie vandaag wat meer over Aruba én deel ik onze favoriete plekjes en to do’s.

Aruba mag dan met 180 km² het kleinste eiland van de ABC (Aruba, Bonaire, Curaçao) zijn en qua oppervlakte vergelijkbaar met Schiermonnikoog, het is tevens het meest dichtstbevolkte eiland. Aruba telt bijna 110 duizend (!) inwoners. Ter vergelijking, Schiermonnikoog telde er vorig jaar 942. In 1986 tekende Aruba een akkoord om uit de Nederlandse Antillen te stappen en sindsdien functioneert zij als een zelfstandig en autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is niet verwonderlijk dat Aruba deze mogelijkheid had, want met de parelwitte lange zandstranden, de azuurblauwe zee, het heerlijke klimaat en het natuurschoon boven en onder water, is het een paradijsje voor toeristen. Jaarlijks bezoeken anderhalf miljoen mensen het eiland, waarvan driekwart Amerikaans is. Het vliegveld kent dan ook twee vertrekhallen: USA departures en, je raadt het al, non-USA departures. Jep, als je naar Aruba gaat word je simpelweg geclassificeerd als niet-Amerikaans. Effe wennen wel. Wel weer goed voor het zelfvertrouwen van de gemiddelde Amerikaan.

1504039_893103624085856_4073299351031105058_nIk bleek een beetje naïef. Natuurlijk wist ik dat Aruba toeristisch was, maar zó toeristisch, en op deze manier? Nee, daar had ik geen idee van. Alles is hier erg goed geregeld en het aanbod in zo’n beetje alles is enorm. Dat maakt het eiland ook ‘vol’, in tegenstelling tot de rust en eenvoud die Bonaire zo typeert (en siert).

Het toerisme is voornamelijk geconcentreerd in Oranjestad en aan de westkust van het eiland. Aan de westkust heb je de mooiste stranden, vooral Palm Beach en Eagle Beach zijn enorm populair. Eagle Beach is in 2014 zelfs uitgeroepen tot mooiste strand van de Cariben. Aan dit strand bevindt zich de lowrise, ofwel de laag gebouwde resorts en hotels. Gebouwen met meer dan vier verdiepen noemen ze op Aruba highrise en deze bouw vind je aan Palm Beach. Alle grote hotelketens, maar ook de kleinere en minder luxe accommodatie, zijn vertegenwoordigd en van alle Amerikaanse restaurant- en koffieketens (Wendy’s! Starbucks! O hallo Tony Roma’s steakhouse!) zijn wel een paar filialen te vinden.
Dagelijks meren er twee of drie enorme cruiseboten aan in de haven van Oranjestad om een vracht aan dagjesmensen te lossen. Het eiland staat bol van souvenirwinkels, touroperators en juwelierszaken. Ik vroeg me trouwens al een tijdje af wat de link is tussen cruiseboottoerisme en juwelierszaken, maar volgens mij weet ik het antwoord. Of althans, Eric wist het antwoord. Komt-ie! De klassieke cruiseboottoerist is vaak een gepensioneerde, wat oudere Amerikaan – meestal uit Florida – met teveel geld op de bankrekening en een inkrimpende levensverwachting. Het geld spenderen zij graag aan iets tijdloos, blijvends, wat ze voor een leuke prijs op de kop tikken en door kunnen geven aan (klein)kinderen. Wat denken jullie? Ik bedoel, het stikt echt van de juwelierszaken. Als in, negen zaken op een rij. Ik overdrijf niet.

Wat mij verder opviel was niet alleen de enorme hoeveelheid winkels, maar ook het segment. Van Prada, Gucci en Vuitton tot Furla, Michael Kors en Burberry. En dan lekker met zandvoeten en op je slippers naar binnen.
Eric vergeleek Aruba meer dan eens met Florida en ook ik moest na een paar dagen toegeven dat Aruba op het eerste gezicht weinig vergelijkbaar is met Bonaire of Curaçao. Maar, als je dan vervolgens het binnenland inrijdt met je huurauto is het toch weer een feest der herkenning. De cactussen, de kleuren en geuren, de zenuwachtige geitjes, de huizen met de propvolle veranda’s die feitelijk gewoon als woonkamer gebruikt worden, de houten indiaantjes boven de voordeuren waarmee mensen hun Indiaanse roots tonen, het gezellige Papiaments op straat, de snèks. Vooruit, we zijn echt op de Antillen!

10407209_893103710752514_2665541796887140303_n

Reis
Maar goed, onze reis. Aruba klinkt dan lekker dichtbij, het is een klere-eind weg. Een kleine tien uur vliegen vanaf Schiphol, met meestal een tussenstop op Curaçao. Wij vlogen met Arke Fly, en wel met de Dreamliner. We hadden voor comfort-class gekozen, omdat Eric prijs stelt op net wat meer beenruimte. Dat heb je – de eerlijkheid gebiedt te zeggen – ook wel echt nodig als man van 1.83 meter. €25,- duurder voor acht cm extra: it’s worth it! Prima vlucht. Arke houdt de prijzen relatief laag, maar dit betekent wel dat je overal extra voor moet betalen. Voor het meenemen van je bagage, de mogelijkheid om in te checken, je entertainment systeem en je eten en drinken – op een kleine maaltijd met een glaasje water (?!) na. Dan krijg je wel een hele leuke lichtshow aan boord, als je daar op zit te wachten. Qua luchtvochtigheid schijnt het allemaal echt heel innovatief te zijn, maar ik stapte alsnog gaar uit het toestel. Terug vlogen we trouwens Star-class, een soort business class maar een stuk betaalbaarder dan bij de KLM. Uiteraard is dan wel alles inclusief.
Mwa. Volgende keer toch weer KLM. Nostalgie… Ik houd gewoon heel erg van KLM! :-)

Verblijf
Wij verbleven in een Ocean Suite van het Renaissance Resort. Het Renaissance bestaat uit twee delen: de Ocean Suits bevinden zich in het resort gedeelte van het hotel. De kamers hebben een apart slaapvertrek en een balkon met – in ons geval – uitzicht op zee. Heerlijk wakker worden! Beneden liggen twee zwembaden, een lagoon en tal van restaurantjes en winkeltjes. Uiteraard ook een Subway en een Starbucks, wat erg fijn is als je net als ik verslaafd bent aan caramel macchiato’s.
Als je de straat oversteekt kom je in het Marina-gedeelte. Dit hotel is alleen toegankelijk voor volwassenen en de hele ambiance is wat hipper en meer urban. Kleinere kamers zonder balkon, maar wel een ge-wel-dige cocktailbar (Blue), een te gek zwembad met uitzicht op Oranjestad en dat hele sjieke high-end winkelcentrum waar ik net over vertelde op de begane grond. Wij waren erg tevreden met onze Ocean Suite, maar ’s avonds zaten we toch graag aan de Mojito’s aan het zwembad. ;-)

10942324_893103577419194_2438943545424004012_n

Het Renaissance ligt echter niet aan het strand, maar dat deert niet. Het hotel heeft namelijk een privé-eilandje en iedere pakweg zeven minuten vaart er vanaf beide hotellocaties een bootje in vijf minuten naartoe. Het eiland is een heerlijke plek om een middag te vertoeven. Parelwit zand, een heerlijke zee, roze flamingo’s die gezellig tussen de bedjes rondstruinen en pelikanen in de bomen, what else do you need? En ondertussen loopt er personeel rond die af en toe komt vragen of je iets wilt bestellen. Wij zijn een aantal keer op dit eiland geweest. Alleen het boottochtje ernaartoe is al de moeite waard!

Vervoer
Wat waren wij blij met ons huurautootje. Het is echt de moeite waard om een auto te huren en het eiland te verkennen. Laat je vooral niet verleiden om de hele dag in je resort te hangen omdat de zee zo fijn is en daar nu eenmaal de tap vloeit. Eén keer kregen we pech, toen we op zoek waren naar Charlie’s bar (daarover later meer) in San Nicolas en de auto parkeerden voor een Chinese supermarkt om even de kaart te lezen. Na wat geklooi en gebel stond de wegenwacht drie kwartier later voor onze neus om de batterij te fixen (of, nou ja… wat ze ook precies gedaan hebben. We konden in ieder geval weer even rijden en de dag erna kregen we een vervangende auto van Hertz). Als je echt de diepe krochten van het Nationaal Park in wilt heb je een 4×4 nodig, maar in principe voldoet een normale huurauto prima.

10945504_893103597419192_8431251288133985093_n

Stranden
Over het prive-eiland heb ik al één en ander verteld. Dit eiland is alleen toegankelijk voor hotelgasten, maar gelukkig zijn er nog tal van andere stranden. Mijn favoriet was bountystrand Eagle Beach! Dit is een vrij lang strand, maar ons favoriete stuk lag precies voor het Manchebo Beach Resort. Toen we dat resort uitliepen richting zee raakte ik echt betoverd door het prachtige uitzicht. Hier nog geen drukte en hoogbouw, wel rust en één van de mooiste plekjes van het eiland. Ken je dat heerlijke en vrije gevoel van een uitgestrekt strand, de koelte van de blauwe zee, pelikanen die om je heen duiken op zoek naar de sappigste visjes? Nou, dat dus.
Helaas kun je nergens op de stranden gebruik maken van de ligbedden, omdat die bijna allemaal toebehoren aan hotels. Eigen handdoekje meenemen dus.

Palm Beach is het bekendste, meest populaire en daarmee ook verreweg het drukste strand van Aruba. Toch voelt het eigenlijk nergens te druk. Op het strand kun je tal van (water)activiteiten boeken, maar ook hier geldt: nergens is men opdringerig. De eindeloze rij resorts (letterlijk van het RIU tot het Ritz) scheidt het strand van de boulevard aan de andere kant. Overdag vind je het vertier aan het strand en in en op het water, ’s avonds verplaatst de hele meute zich naar de boulevard om te eten, te drinken en te winkelen. Hier vind je ook de typische Amerikaanse winkelcentra, met water- en lichtshows in de fonteinen, Victoria’s Secret (YES!) en dansles op het pleintje. Disneyland, noemen de locals deze regio van het eiland.
Eén van de weinige plekken op Palm Beach die niet aan een resort gekoppeld is, is Moomba, een bar waar je kunt eten en drinken, een strandbedje mag gebruiken en waar op vrijdag en zondagavond een bandje speelt. Moomba werd onze vaste stek op Aruba! Volgens mij hebben we er wel vijf keer gegeten…

Een ander mooi strand is Baby Beach. Dit strand dankt de naam aan het ondiepe water. Kindvriendelijk dus. Je hebt rechts uitzicht op de raffinaderij, maar als je gewoon niet die kant opkijkt is ook dit een fraai stukje Cariben! En ach, het hoort er ook gewoon bij, hoewel de raffinaderij inmiddels al twee jaar stilligt.

Uit eten!
Eten! Wij houden van eten. Van lekker eten, van gezellig tafelen, van een glaasje (of een flesje) wijn, van goede gesprekken en heerlijk natafelen. Laat Aruba zich daar nu fantastisch voor lenen! Wat een culinair genoegen! Het zou te ver gaan om hier alle restaurants te bespreken waar wij geweest zijn, aangezien we moesten ontbijten/lunchen en dineren, maar ik noem een paar van onze favorieten:
Flying Fishbone. Met stip op één. Romantisch en culinair hoogwaardig dineren in een informele ambiance met je voeten in het zand, óf in het water. Er is een soort nisje in het water gecreëerd zodat je niet bij de eerste de beste golf met tafel en al omver wordt geslagen en de garnalen in je schoot drijven. Altijd fijn. Leuke bediening, goed eten (vis en vlees, grote – Amerikaanse – porties!) en een geweldige Sancerre. Nadat we hier voor het eerst gegeten hadden, hebben we gelijk een tafel geboekt om onze laatste avond goed af te sluiten. Die laatste avond zat Eric echt met de voetjes in het water. Het was even schrikken toen er ineens een slang voorbij kwam zwemmen, maar de bediening stelde de geschrokken gasten gerust: “It’s okay, that’s just Susy, she comes her every night.” Oke dan, hallo Susy…
Bij restaurant Barefoot eet je ook met je voeten in het zand. Hier kun je ook lekker eten, maar Fishbone bleef onze favoriet!

Dan is er nog West Deck. Een soort geheim van Aruba, maar dan één die inmiddels door iedereen ontdekt is. West Deck wordt gerund door locals en staat niet in de toeristenboekjes. Desondanks zit het er iedere avond stampvol, want het is hier LEUK! Het restaurant zit aan een steiger en wordt ’s avonds verlicht door allemaal lampionnetjes. Heel gezellig. Door het hele restaurant hangen bordjes met teksten, bijvoorbeeld if you’re not barefoot, then you’re overdressed. Je eet hier allemaal kleine gerechtjes en op de kaart staan veel Arubaanse gerechten, zoals kokos garnalen, funchi en gefrituurde vis gemarineerd in het lokale (Balashi) bier. Allemaal even lekker, heerlijk zitten en heel goed betaalbaar!

En vooruit, hij moet genoemd worden: Casa Tua. Volgens mij is het een keten, want ik heb twee filialen gezien. Toen we net uit het vliegtuig rolden en moe en hongerig op zoek gingen naar een snelle hap, kwamen we hier terecht. Ook onze allerlaatste lunch op het eiland nuttigden we hier, weliswaar binnen in de airco omdat we onze reiskleding al aan hadden en een lange spijkerbroek is echt niet te doen op Aruba. Volgens Eric serveren ze hier de beste pizza die hij in lange tijd gegeten heeft. Casa Tua zat in ons resort en iedere ochtend, nog voor de eerste ontbijtgasten arriveerden, zagen we de chef al in de weer met het pizzadeeg. Passie en liefde voor je vak, noemen ze dat. En dat proef je!
Andere toppers: L.G. Smith’s Steak & Chop House, Amore Mio Pizzeria en familierestaurant Papiamento (schijnt, wij zijn er helaas niet geweest omdat het restaurant helemaal vol zat toen we kwamen – echt reserveren dus!)

Activiteiten
Vooruit, tussen de maaltijden door moet er natuurlijk ook wat ondernomen worden. Anders tikken die vakantiekilo’s er wel heel snel aan.
Arikok is het nationaal park van Aruba. Elk Antilliaans eiland heeft wel zo’n park. Arikok neemt een kleine twintig procent van Aruba in beslag en is beschermd natuurgebied. En dat is maar goed ook. Er wordt namelijk nog steeds gebouwd op Aruba en er zijn concrete plannen om een groot resort bij Baby Beach te bouwen, nu nog één van de weinige ongerepte stukjes van het eiland. Jammer! In Arikok vind je de flora en founa van het eiland, een aantal prachtige baaien en grotten met rotsrekeningen van indianen. Wij zijn er met de auto doorheen gereden. Minder mooi als Washington Slagbaai op Bonaire (oeps, doe ik het weer!) maar zeer de moeite waard!

(Wat zit Eric nu te doen met zijn voeten in dat water?! Er zwommen van die knabbelvisjes, ook wel bekend als pedivisjes, in het water. Je weet wel, visjes die dode huidcellen eten. Brr…)

Ook de Vlindertuin (The Butterfly Farm) is een bezoekje waard. De Canadese initiatiefnemer houdt in deze tropische tuin tal van vlinders. Vlindersoorten van over de hele wereld zijn hier te vinden. Het is sowieso een erg mooie tuin om doorheen te wandelen, maar leuker is een rondleiding waarbij je informatie krijgt over het proces van bevruchting tot ontpopping. Als je op tijd bent kunt je zelfs een ontpopping aanschouwen. Dit laatste hebben wij helaas niet kunnen zien (lees: VROEG!), maar het was wel leuk om wat meer te weten te komen over deze beestjes.
Tipje: als je jezelf de vorige avond vol met deet hebt gespoten tegen de muggen, was dat er even af dan…

Charlie’s bar! Zoals ze op Aruba zeggen, een ‘begrip in de Cariben’, misschien wel in de wereld. Charlie’s bar bestaat 77 jaar en was ooit een duikersbar. Later werd het het onderkomen voor personeel van de nabijgelegen raffinaderij, tot het uiteindelijk werd wat het nu is: een beroemde bar. ;-) De hele zaak hangt vol snuisterijen uit alle hoeken van de wereld en menig (internationaal) bekendheid is hier al langs geweest: van Marco van Basten en Rijk de Gooier tot André van Duin en Maxima. En Geert Wilders. Foto’s aan de muren en onder de glasplaten op de tafels vormen het bewijs. Ontzettend leuk bezoekje, heerlijke biertjes!

Zeilen en snorkelen hoort er op Aruba natuurlijk gewoon bij. Wij boekten een vijf uur durende trip met de Tranquilo die ons helemaal naar de Spanish Lagoon bracht. Alle drankjes aan boord waren inbegrepen, ook de rum punch, en als lunch kregen we heerlijke erwtensoep (?). Hondje Buster kregen we op de koop toe. Deze Jack Russel vaart al zes jaar lang met baasje de kapitein mee en krijgt, zodra de zeilen gehesen worden, ook gewoon een reddingsvestje aan. Buster had meer aandacht voor de vissen in het water dan voor ons, maar vaak lag hij ook gewoon lekker te slapen in zijn vaste hoekje.
Bij de lagoon kregen we onze snorkelset en mochten we eindelijk het water in. Ik vind zwemmen en snorkelen altijd leuk, al was de onderwaterwereld toch een stuk minder kleurrijk en indrukwekkend als op Bonaire (ik word nu echt vervelend he?). Maar Bonaire heet dan ook niet voor niets Diver’s Paradise!

Fort Zeezout, een klein museum in Oranjestad, zat letterlijk om de hoek van ons hotel. Leuk om even binnen te wippen en wat meer te weten te komen over de geschiedenis van Aruba.
En natuurlijk zijn er tal van andere dingen te doen (maar wij waren ook erg druk met strandhangen en het uitproberen van alle restaurantjes, he?). Zo is er een Donkey Sanctuary, een vogelreservaat en meer dan genoeg mooie natuur om te bekijken. De Natural Bridge is in 2005 ingestort en sindsdien pronkt het eiland met de ruines of the natural bridge. Ook leuk is een tochtje naar het lighthouse en het kapelletje Alto Vista.

Uitgaan
Tja. Voorafgaand aan mijn bezoek aan Aruba had ik gehoopt, misschien wel gerekend, op zwoele zomeravonden, dansen met mijn lief op blote voeten in het rulle zand op de klanken van opzwepende Merengue en Bachata. Socializing with the locals. Maar daar lijkt Aruba het eiland niet voor te zijn, of misschien moet je daarvoor zodanig ingewijd worden dat je de weg weet naar de kleine Chinese barretjes waar de ‘echte’ Arubanen de heupen los gooien en zich te buiten gaan aan Polar. De meeste barretjes en restaurants zetten liever de Amerikaanse sportkanalen aan, met als resultaat geen muziek maar wel een hoop schreeuwende Amerikanen die hun favoriete club aanmoedigen. Wij hadden al onze hoop gevestigd op Moomba waar vrijdag en zondag livemuziek geprogrammeerd wordt. Het was even een desillusie toen deze bandjes alleen maar Sting, Pink Floyd en Eric Clapton bleken te spelen. Niet dat we helemaal niet gedanst hebben hoor. Eén keer is het gelukt, bij een Nederlandse kroeg nota bene. Maar het typische Caribische vertier hebben wij niet gevonden. Meestal dronken we ’s avonds cocktails in de bar van het Marina – uiteraard helemaal niet verkeerd.

Toch kon ik me soms niet aan het gevoel onttrekken dat Aruba haar ziel verkocht heeft aan het Amerikaans toerisme. Voor veel Bonaireanen is Aruba het schrikbeeld – ‘zó moet Bonaire vooral niet worden!’, zeggen ze daar –, hoewel ze daar weinig te vrezen hebben dankzij het ontbreken van zandstranden. Het stemde me soms verdrietig, te zien hoe het eiland zich inzet om het de Amerikaanse toeristen zo prettig mogelijk te maken. Anderzijds realiseer ik me ook dat Aruba het meest welvarende land is in de Cariben, met nauwelijks werkloosheid en het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking. Juist dankzij het toerisme eet iedereen op het eiland een goede boterham. De mensen lijken gelukkig, zijn innemend, vrolijk en aller- allervriendelijkst. De kreet One Happy Island gaat echt op. Misschien ben ik er ook wel te kort geweest om er echt over te kunnen meepraten. Misschien heb ik een erg romantisch beeld van het ‘echte’ Caribische leven en vind ik het gewoon een naar idee dat zoiets verloren gaat.

10934073_893103644085854_5997321460249699039_n

Het eiland nemen zoals het is, namen we ons voor, en genieten van wat Aruba te bieden heeft. En dat is gelukt! We hebben een heerlijke vakantie gehad, vol van zon, zee, strand, heerlijk (!) eten en fijne (!!) cocktails. Dus mocht je er naar toe gaan, je zult je ongetwijfeld meer dan prima vermaken. En mijn ABC is eindelijk compleet!

10929015_893104344085784_146094845456013305_n

Schrijfsels van toen: Werken in het Wilde Westen van Australië (Dalwallinu)

Het is best leuk om af en toe oude blogs van jezelf terug te lezen. Niet alleen om te weten hoe het toen was, maar ook om te beseffen waar je nu bent. In de rubriek ‘schrijfsels van toen’: Werken in het Wilde Westen van Australie: Dalwallinu!

Het is juli 2007 en ik zit al bijna een jaar Down Under. Ik ben aanbeland in Dalwallinu, of zoals de Australiërs zeggen: ‘Dally’. Hier sta ik achter de bar in de lokale pub. De 600 inwoners van dit kleine dorpje in Western Australia houden er opmerkelijke gewoontes op na. Ik schreef een blog over mijn bijzondere tijd in Dally. Over zuipen, gokken en schapen scheren. Puppy’s, footies, farmers en truckers. Over droogte, stroomuitval en de jacht op kangoeroes. En kerstmis in juli.

Lezen?

Op studiereis naar Kopenhagen

Een groep tweedejaarsstudenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Hogeschool Rotterdam bracht vorige maand een bezoek aan Kopenhagen. Een verslag van een gezellige en leerzame studiereis. Wat blijkt? Wij kunnen een hoop leren van de Denen!

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Beeld: Cornelis Numan

2014-03-25 08.46.06Vier keer!
Kopenhagen stond als bestemming nooit hoog op mijn travel wishlist. Inmiddels ben ik er, wegens mijn werk voor de Hogeschool Rotterdam, vier keer geweest. Geen straf, want Kopenhagen is een geweldige stad. Ter info: vorig jaar rond dit tijdstip was ik nog in dienst van de Hogeschool Rotterdam. Collega/vriendin Marije Kastelein en ik waren verantwoordelijk voor de voorbereiding en de uitvoering (begeleiding) van de studiereis naar Denemarken. Tijdens het tweede studiejaar van de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is de studiereis een verplicht onderdeel. Studenten kiezen tussen verschillende Europese bestemmingen, zoals Berlijn, Cork, Brugge en dus ook Kopenhagen. In 2013 bezochten Marije en ik de Deense hoofdstad tweemaal: één reis met z’n tweeën waarin alle voorbereidingen getroffen werden en -een paar weken later- de daadwerkelijke reis met studenten. Mijn voormalig werkgever huurde mij dit jaar in als zzp’er. Na wederom een voorbereidingsreis verbleef ik van 24 t/m 28 maart jl., samen met (ex-)collega’s Marije en Cornelis en zeventien studenten, in Kopenhagen. In het kader van het studieproject ‘multiprobleemgezinnen’ bezochten we verschillende colleges en instellingen die zich met vergelijkbare problematiek bezighouden.

11-Denemarken_Eurobolt_0

Over Kopenhagen
Kopenhagen staat, laten we eerlijk zijn, vooral bekend om het beeld van de Kleine Zeemeermin in de haven. Je kent haar wel, ze stond ongetwijfeld op de koektrommel van je oma. De stad is verder rijk aan musea en paleizen en toeristen halen hun hart op in attractiepark Tivoli, op Strøget (de langste winkelstraat van Europa) en in Christiansborg (het parlementsgebouw van Denemarken, bekend van de serie Borgen). En dan is er natuurlijk de ‘hippiewijk’ Christiania, maar daarover later meer.

De kleine zeemeermin stond ongetwijfeld op de koektrommel van je oma

Kopenhagen telde in 2013 559.440 inwoners en is daarmee de grootste stad van Denemarken. Qua oppervlakte is het iets kleiner dan de stad Utrecht, die -ter vergelijking- 328.577 inwoners heeft. Kopenhagen ligt aan de oostkust van het eiland Seeland (Sjælland) en op het eiland Amager. Aan de overzijde van zeestraat de Sont (Øresund) ligt de Zweedse stad Malmö, die sinds 2000 met Kopenhagen is verbonden door de Sontbrug. Vanaf Copenhagen Airport is het centraal station van Malmö dichterbij dan het centraal station van Kopenhagen, zo ontdekten Marije en ik tijdens de voorbereidende reis toen we per ongeluk op een verkeerde trein waren gestapt. Vanuit Malmö dus terug naar ‘Köpenhamn’, in plaats van naar ‘København’. Ik moet zeggen, een lesje topografie om nooit te vergeten. Ik wist voorheen niet dat Kopenhagen zó dicht bij Zweden lag. Anyway…

Off we go!
Maandagochtend. Vandaag is de nucleaire top in Den Haag en iedereen hield rekening met drukte en vertraging onderweg. De drukte bleef uit en dus staan we veel te vroeg op Schiphol. Marije heeft mapjes samengesteld met daarin het e-ticket, de weekplanning en overige informatie en deelt dit uit aan de studenten die in de afgesproken vertrekhal aankomen. Zodra de groep compleet is checken we in en lopen door de controle. Na een vlucht van een uur en twintig minuten komen we aan op Luchthaven Kastrup. Een mooi, goed georganiseerd en ‘duur’ vliegveld: Louis Vuitton en Burberry lachen je tegemoet. Het vliegveld lijkt een voorbode van de stad: stijl en luxe is hier de regel en Denen zijn over het algemeen tot in de puntjes verzorgd en modieus gekleed. Wij nemen de metro naar ons verblijf voor de komende vier nachten: Dan Hostel Downtown. Een gezellig hostel middenin het stadscentrum. Beneden een levendige ontmoetingsruimte met een bar, zitjes, een loungebank en (regelmatig) live muziek. Boven vind je de dorms. Het blijkt nog een hele klus, maar uiteindelijk slagen we erin een werkzame kamerverdeling te maken waar iedereen gelukkig van wordt. Die avond eten we gezamenlijk bij een buffetrestaurant en we proosten op een gezellige en inspirerende week.

Spin in het web
De volgende ochtend nemen we de trein naar Roskilde. We worden opgehaald door Morten Rasmussen, maatschappelijk werker in het Unge- og Familiecenter, ofwel: jeugd- en familiecentrum. Morten brengt ons naar het gemeentehuis van Roskilde, waar we een aantal colleges volgen die speciaal voor ons georganiseerd zijn. Hoe ziet het Deense social work er vandaag de dag uit? En wat kunnen wij hiervan leren? Terwijl we ons in Nederland opmaken voor de decentralisatie van jeugdzorgtaken (vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg), heeft Denemarken een dergelijke transitie in 2007 al afgerond. De gemeente regelt sindsdien alles ‘wat de burger aangaat’. Zij heeft de verantwoordelijkheid voor het gehele zorgcontinuüm van de basisvoorzieningen (nulde lijn), preventieve ondersteuning (eerste lijn) en de meer specialistische hulp (tweede lijn). In Denemarken zijn alle social workers in dienst van de gemeente. In het geval van jeugdhulpverlening is de gemeente Bureau Jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming ineen. De maatschappelijk werker, eenmaal toegewezen aan een gezin, is de spin in het web. Hij fungeert als hulpverlener en casemanager en -indien nodig- als gezinsvoogd en raadsonderzoeker. Overzicht en eenvoud! Voor wie meer wil lezen over de decentralisatie van jeugdbeleid en jeugdzorg in Denemarken, is dit verslag van het Nederlands Jeugdinstituut wellicht interessant.

De maatschappelijk werker is hier hulpverlener, casemanager, gezinsvoogd en raadsonderzoeker ineen

Interessant is dat de hulpverlening, en ook de opleiding tot maatschappelijk werker, in Denemarken niet is geordend rondom cliëntgroepen (bijvoorbeeld: ex-gedetineerden of verslaafden), diagnoses (bijvoorbeeld: autisme) of intelligentieniveau van cliënten, maar aan de hand van leeftijdsgroepen. In het geval van Roskilde zijn de doelgroepen: 0-12 jaar, 13-18 jaar, 19-23 jaar en 23+. Binnen dit leeftijdsdomein wordt er meer integraal gewerkt dan we tot dusver in Nederland doen. De focus ligt vooral op preventie en vroegtijdig signaleren. Dwang en uithuisplaatsing wordt wel toegepast, maar -als we de sprekers mogen geloven- in de meeste gevallen komt men tot een constructieve samenwerkingsrelaties met de ouders. Dwang en drang is bovendien geen justitiële aangelegenheid, maar een gemeentelijke.

Tijdens de colleges krijgen we uitleg over het Deense systeem en de methodiek waarmee gewerkt wordt: Safetyplans en Signs of Safety. Dit is een oplossingsgerichte benadering die een veilige (opvoed)situatie voor het kind beoogt te creëren door een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de ouders. Na afloop bedanken we de sprekers en overhandigen Marije en ik het ‘presentje’: chocola en stroopwafels. Scheelt ook gelijk weer sjouwen!

2014-03-25 13.51.23Ghetto Æblehaven
Na de lunch staan er twee bezoeken gepland. Eerst brengen we een bezoek aan Roskilde’s social streetwork in de ghetto Æblehaven. De wijk Æblehaven dankt de officiële benaming ‘ghetto’ aan het hoge percentage werkloosheid in de wijk en aan de concentratie niet-westerse migranten. Verder ziet het er allemaal keurig uit, tot teleurstelling van de studenten die zich een spannender tafereel hadden voorgesteld. Kogelwerende vesten zijn niet nodig, helaas. ;-) De stempel van ‘ghetto’ werkt enerzijds stigmatiserend, anderzijds opent het de weg naar subsidies en nuttige projecten voor vooruitgang, legt streetworker Martin tijdens de rondleiding uit. Roskilde’s social streetwork bestaat uit een klein team social workers. Zij zoeken de jongeren op in hun eigen habitat: ontmoeting en contact, vertrouwen en verbinding. Middels tal van activiteiten bestrijden zij overlast en trachten te voorkomen dat jongeren ontsporen. Tijdens dit leuke werkbezoek zaten we niet in een zaaltje, maar gewoon buiten tussen de loodsen in. Helemaal street, zeg maar. Na ons tweede bezoek aan het jeugd- en familiecentrum zit het dagje Roskilde erop.

Christiania: een overblijfsel uit het hippietijdperk
Woensdag. We beginnen de dag met een vrije ochtend. Daar is iedereen gelukkig mee na gisteren. Er wordt uitgeslapen, gewinkeld en gesightseed. ’s Middags staat er een bezoek aan/rondleiding in The Freetown of Christiania gepland: een semi-onafhankelijke enclave middenin Kopenhagen. Christiana ontstond in 1970, toen een groep hippies de verlaten militaire kazerne Bådsmandsstrædes in het stadsdeel Christianshavn kraakte. De gemeente slaagde er niet in om de groep krakers te verwijderen en Christiania mocht, onder het mom van ‘sociaal experiment’, na de jaren zeventig gewoon blijven bestaan. In de jaren erna werden meer kazernes gekraakt en een groter gebied ‘ingenomen’. Vandaag de dag wonen er ongeveer duizend vrijgevochten mensen in Christiana. De meeste van de hippies die in 1970 de kazerne kraakten wonen niet meer in de kazerne zelf, maar in zelfgebouwde huizen in de vrijstad. De inwoners van Christiania volgen hun eigen regels en zijn zo onafhankelijk mogelijk van de Deense overheid. Dat wil zeggen: de Christianianers betalen geen huur en belasting, gebruiken in het openbaar drugs en laten de honden lekker los door hun stad lopen. Christiania heeft bovendien een eigen school, supermarkt en een postkantoor.
’s Avonds eten we bij Spiselopper.

Brokken voor de hond
Donderdag. De laatste dag van het programma is aangebroken en er staan nog twee instellingen op de agenda. ’s Morgens brengen we een bezoek aan Kofoeds Skole. Deze organisatie (1928) helpt mensen met sociale problemen vanuit een onderwijskundige, pedagogische visie. Cliënten worden gezien als leerlingen. Zij worden geholpen om hun eigen kracht, zelfvertrouwen en vaardigheden te ontwikkelen, waarbij de focus ligt op eigen mogelijkheden, belangen en wensen. ‘Leerlingen’ volgen workshops, zoals muziek, techniek, tuinieren en administratiewerk.

Toen ik hoorde dat de straatwerkers altijd brokken bij zich hebben voor de (eventuele) hond van de dak- of thuisloze, was ik verkocht

Het laatste bezoek deze week gaat naar project Udenfor: “a private foundation which combines active social street work with training and research in approaches to homelessness and social marginalisation.” Tijdens het bezoek aan Udenfor vorig jaar heeft de organisatie mij helemaal voor zich gewonnen. Ik heb dan ook een ‘zwak’ voor de doelgroep dak- en thuislozen en Udenfor doet prachtig werk vanuit oprechte, warme betrokkenheid, groot respect en een vrije, ongebonden werkwijze. De straatwerkers zoeken de dak- en thuislozen op en bieden hulp aan. That’s it. Toen ik hoorde dat zij altijd brokken bij zich hebben voor de (eventuele) hond van de dak- of thuisloze, was ik verkocht. Dit jaar waren er helaas geen straatwerkers om ons te woord te staan. We kregen een toespraak van de directiemanager en de oprichter van het project. Interessant, maar hierdoor helaas minder praktijkvoorbeelden dan vorig jaar.

Vrijdag. De week zit erop. Koffers en tassen worden gepakt en we nemen de metro terug naar het vliegveld. Ik denk dat we allemaal terug kunnen kijken op een leuke, leerzame en inspirerende studiereis. Evenals vorig jaar waren de Denen zeer gastvrij en hartelijk. Tijd noch moeite werd gespaard om onze groep tegemoet te komen en de bezoeken tot een succes te maken.

Helaas heeft het managementteam van de Hogeschool Rotterdam -om voor mij onbekende redenen overigens- besloten om de buitenlandse studiereizen te schrappen. En dat is erg jammer. Zoals jullie ongetwijfeld weten ben ik een groot voorstander van reiservaring en internationale uitwisseling. In een tijd waarin de opleiding, het beroep ‘social work’ en eigenlijk de hele wereld ‘internationaliseert’, is het een must om over eigen grenzen heen te leren kijken en het blikveld te verbreden. In het werkveld kampen we veelal met soortgelijke vragen en uitdagingen en het is dan interessant om te zien wat elders werkt, en wat niet. Natuurlijk, internationalisering krijgt vorm op verschillende manieren en we hoeven ons heus niet altijd fysiek te verplaatsen. Maar als je het mij vraagt: een internationale studiereis in een vroegtijdige fase van de opleiding, ‘ander voer’ voorgeschoteld krijgen, zien, horen en voelen… Onmisbaar! Het draagt bij aan de maatschappelijk werkers zoals we die willen voor de toekomst: zelfstandig en met twee benen in de wereld van vandaag.

Alle foto’s van deze reis bekijken?

>>> Dit artikel is wat aan de lange kant (zie het maar als een naslagwerk van de studiereis!), maar omvat slechts een deel van alles wat er te vertellen is over Kopenhagen, Roskilde en sociaal werk in Denemarken. Heb je een vraag, of verzoek? Wil je ergens meer over weten? Vertel het me in een reactie hieronder en wie weet duik ik er dieper in!

Gewoon in Madrid zijn

IMG_2661Begin deze maand hebben Eric en ik een paar dagen in Madrid doorgebracht. Min of meer toeval, want Eric moest er heen voor zijn werk bij IBM. Een paar dagen na zijn vertrek stapte ik op het vliegtuig en samen hebben we nog vijf heerlijke dagen beleefd in deze geweldige stad.

Een jaar of zeven geleden -ik zat in Australië- vertelde een reismaatje me dat ze een paar weken naar San Francisco zou gaan. Ik vroeg haar wat ze daar ging doen. Haar antwoord vergeet ik nooit: ,,Nou gewoon, daar zijn.”

En zo waren wij gewoon in Madrid. Prado Museum? Koninklijk Paleis? Centro de Arte Reina Sofia? Nee, niet gezien. Echt traditionele stedentrippers zijn we dan ook niet. Wat we wel doen? Wandelen, uitzichtpunten beklimmen, urenlang terrassen en binnen no-time onze favoriete barretjes en restaurantjes ontdekken. En laat Madrid zich daar nu fantastisch voor lenen. Een prachtige stad, waar een Zuid-Europese sfeer en een middeleeuws entourage hand in hand gaan met een hippe, moderne ‘vibe’. Laat in de ochtend ontbijten, eind van de middag een kleine siësta en dan rond 22.00 uur aan tafel. Ik kan er aan wennen!

Onze top 5:
IMG_2423Plaza Mayor
Het leukste en gelijk ook het meest toeristische plein van Madrid. Neem plaats op één van de vele terrassen, bestel een Sangria of een San Miguel (Spaans bier) en laat je vermaken door de straatartiesten en muzikanten. ,,Nog één biertje dan?” ,,Nou vooruit, maar dit is echt de allerlaatste…”

IMG_2601El Retiro
Madrid heeft verschillende stadsparken, maar dit is de leukste. Wij bezochten het park op zaterdag en het was gezellig druk. Joggers, gezinnen en verliefde stelletjes (en dat zijn er veel in Madrid!) weten de weg naar El Retiro te vinden. Je kunt hier wandelen, picknicken, varen of gewoon lekker mensen kijken.

IMG_2523Plaza Santa ana
Nog zo’n plein. Wij zijn er gek op, en deze lag vlakbij ons hotel. Plaza Santa ana is stuk minder toeristisch dan Plaza Mayor. Hier komen de locals en jonge Madrilenen als ze klaar zijn met werken. Voor goede tapas en paella is Plaza Santa ana (alsook de omliggende straatjes) the place to be.

IMG_2395Mercado de San Miquel
Op deze grote overdekte markt haalt de culinaire liefhebber zijn hart op. Van oesters, champagne en sushi, tot pasteitjes, paella en vijgen. Uiteraard ook ham, tapas en een groot assortiment aan zoet. Je kunt de lekkernijen meenemen, maar leuker is het om plaats te nemen aan één van de tafels.

imagesHop-On Hop-Off
Vooruit, stap ook even op zo’n bus. Al is het alleen maar voor de foto’s. Als je dan alles even gezien hebt, kun je daarna zonder schuldgevoel weer aan de Sangria. En wie weet kom je nog eens ergens!