Het Exodushuis: van tralies naar Superkubus

Eén van de twee Superkubussen, onderdeel van de beroemde kubuswoningen van architect Piet Blom, biedt na dertig jaar van overwegend leegstand sinds juli 2013 onderkomen aan een Exodushuis. Onder begeleiding van Stichting Exodus Rotterdam werken hier twintig (ex)gedetineerden in de laatste fase van hun detentie aan een leven terug in de maatschappij. Al in 2006 protesteerden omwonenden tegen de komst van deze groep in hun ‘Blaakse Bos’. Tevergeefs. En dat is maar goed, want het Exodushuis blijkt een groot succes.

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Foto’s: Geertje van Achterberg
(Verschenen op: Vers Beton)

“Kom binnen!” Gino houdt de deur naar zijn kamer uitnodigend voor ons open. Uit de speaker klinkt R&B en reggae . Gino draagt een strakke witte muts om zijn dreadlocks bij elkaar te houden. Een gouden tand schittert achter zijn vriendelijke lach. Hij is blij met zijn kamer, die hij te danken heeft aan de duur van zijn verblijf in het Exodushuis, maar ook aan zijn positieve inzet tijdens het programma. De kamer is niet heel groot, maar doet ruimer aan dankzij de schuin weglopende wanden. Naast zijn bed staat een prikbord waarop foto’s van dierbaren en andere persoonlijke spulletjes hangen. Gino woont al acht maanden in het Exodushuis. Een bewuste keus. Na een periode van detentie had hij hulp nodig om zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij wilde geen beroep doen op zijn familie. Over twee maanden stroomt hij uit, naar een eigen woning en een echte baan. “Ja, daar kijk ik ontzettend naar uit.”

Structuur, regelmaat en discipline
Terugkeer in de maatschappij is vaak moeilijk na een periode van detentie. Eenzaamheid en oude patronen liggen al snel op de loer. Stichting Exodus begeleidt bewoners in een tijdsbestek van acht tot tien maanden naar een leven terug in de maatschappij. Dit om hen een kans te bieden op een volwaardig bestaan, maar ook om het risico op recidive te verkleinen. Een woning, werk, een gezond sociaal netwerk en zingeving zijn de pijlers van begeleiding. De bewoners krijgen ondersteuning bij het oplossen van eventuele schulden en het aanleren van praktische en sociale vaardigheden waarmee ze straks op eigen benen kunnen staan.

Voor niets gaat de zon op. De bewoners mogen zich weliswaar vrij bewegen binnen en buiten het Exodushuis, maar zijn wel gebonden aan regels. Die bieden structuur, regelmaat en discipline. Precies wat de doelgroep nodig heeft om weer grip op het leven te krijgen. Alcohol en drugs zijn streng verboden en bewoners kunnen rekenen op blaastesten en urinecontroles. Om 23.00 uur luidt de avondklok. Deelname aan groepsactiviteiten, zoals twee avonden per week een gezamenlijke maaltijd, is verplicht. De begeleiding heeft volledig zicht op de agenda van de bewoners en beheert hun inkomen. Van iedereen wordt verwacht dat ze, indien mogelijk, 26 uur per week besteden aan (vrijwilligers)werk of studie.

Motivatie
Lastig? Al die verplichtingen en regels, het constant moeten werken aan jezelf en je toekomst? Onderzoek (2006) toont aan dat ruim een derde van de bewoners die bij (landelijk) Exodus worden begeleid, het programma succesvol afrondt. Hoewel er jaarlijks een stijging te zien is in succesvolle uitstroom, is dit niet voor iedereen haalbaar. Het proces loopt spaak door bijvoorbeeld drugsgebruik of persoonlijke problemen. Oud-bewoner Rob (43) heeft het programma met succes doorlopen. “Zolang je maar niet vergeet waarom je hier zit, waar je het allemaal voor doet – in mijn geval was dat een normaal leven. Daar kies je zelf voor.” Lara van der Well, manager van Stichting Exodus Rotterdam, benadrukt het belang van motivatie voor de slagingskansen. “De aanmeld- en intakeprocedure is heel serieus. Iemand moet echt gemotiveerd zijn voor ons programma om ervoor in aanmerking te komen. Eenmaal geplaatst is de begeleiding intensief en moeten bewoners zich aan regels en afspraken houden. Gebeurt dit niet, dan gaan we in gesprek en proberen we zoveel mogelijk nieuw, gezond gedrag te stimuleren. In geval van een delict wordt het natuurlijk een zaak van justitie.” Bij Exodus worden mensen niet veroordeeld op basis van hun verleden, maar wel aangesproken op de keuzes die ze nu maken, en de verantwoordelijkheden die ze hebben. Lara: “Openheid, transparantie en vertrouwen zijn hierin essentieel.”

Rob en Anya
Rob en Anya (27) zijn oud-bewoners van het Exodushuis, dat voor de verhuizing op de Westzeedijk zat. Allebei werken ze hier nu als vrijwilliger. Anya zit achter de balie. Rob is actief als klusjesman. Rob is blij dat hij zijn handen uit de mouwen kan steken, vertelt hij terwijl hij een deurdranger opnieuw afstelt. Een paar dagen per week werkt hij in het Exodushuis en andere dagen staat hij als vrijwilliger achter de bar in een verzorgingstehuis. Hij zou graag een ‘echte’ baan willen, maar ziet de toekomst somber in. Persoonlijke problematiek, het ontbreken van scholing en werkervaring en de huidige marktsituatie maakt het vinden van werk voor deze doelgroep een lang en moeizaam proces, vertelt Lara. Rob zit wekelijks met zijn begeleider om tafel, maar vooralsnog lukt het niet om een werkervaringsplaats voor hem te vinden. Desondanks is hij blij dat hij de rust in zijn leven heeft teruggevonden en het ‘rechte pad’ bewandelt. Maakt zijn geschiedenis in detentie het lastiger om werk te vinden? Rob lacht. “Nee hoor, in de bouw maakt niemand zich daar druk om!”

Not in my backyard!
Omwonenden waren in eerste instantie weinig enthousiast met het vooruitzicht van een woongroep voor (ex)gedetineerden in hun ‘Blaakse Bos’. Het plan om het Exodushuis hier te vestigen lag er al in 2006, maar door jarenlang procederen van omwonenden, die vreesden voor de veiligheid en verkoopwaarde van hun huis, is de uitvoering vertraagd. Lara: “Mensen zien een onderkomen voor deze doelgroep toch nog het liefst op een parkeerterrein ergens buiten de stad, terwijl er juist veel meer kennis en beleid komt dat aantoont dat we in de normale samenleving moeten zitten. Gelukkig ziet de politiek wel in dat het belangrijk is om dit project te vestigen in een buurt middenin de samenleving.” De relatie met de buurt lijkt in korte tijd al erg verbeterd te zijn. “Als mensen eenmaal langskomen en zien wat wij doen, neemt de weerstand af”, zegt Lara. “Maar er zijn ook nog een paar mensen die ons geen blik waardig gunnen. Dat houd je altijd.”

Lara gelooft dat de woongroep uiteindelijk bij kan dragen aan een betere leefbaarheid in de buurt. Bijvoorbeeld door de bemande balie van het Exodushuis, toezicht op de openbare ruimte en het tegengaan van leegstand. Een aantal bewoners is actief als klusjesman voor het Stayokay-hostel in de naastgelegen Superkubus, of voeren klusjes uit op de schepen in de haven. Een project met de Rotterdamse Bibliotheek gaat binnenkort van start. Binnenkort start een buurvrouw, gecertificeerd als mediator, met een training conflicthantering voor bewoners van het Exodushuis. Lara: “Dat zijn natuurlijk goede ontwikkelingen, en daar zijn we al ontzettend blij mee!”

. . .

“Zo heeft mijn vader ’t gewild!”
Sinds de voltooiing van het kubussencomplex van architect Piet Blom in 1982, was het lastig om voor de twee superkubussen een geschikte bestemming te vinden. Een donkere ruimte, groot en hoog, geen verbinding tussen de verdiepingen en al gauw snikheet. Niet de ideale omstandigheden voor de huidige doelgroep waar transparantie, sociale controle en het faciliteren van ontmoetingen tussen bewoners, belangrijke voorwaarden zijn voor het slagen van het programma. Dankzij slim puzzelwerk van architecten Maarten Polkamp en Sander van Schaik, die ook het Stayokay-hostel ontwierpen, is er nu een passende bestemming. Het leverde de architecten zelfs een nominatie op voor de Rotterdam Architectuurprijs 2013. Bij de opening van het Exodushuis was zoon Abel Blom, eveneens architect, zeer te spreken over het project. “Zo heeft mijn vader ’t gewild.”

Hecht, mijn wijk!

Vlnr: Judith Waterreus, Brenda de Visser, Lindsay Brusik en Janieke Bouwman
Vlnr: Judith Waterreus, Brenda de Visser, Lindsay Brusik en Janieke Bouwman

Een ‘app’ om buurtparticipatie te verbeteren
Stel: je hebt op zaterdagochtend tijd en zin om jezelf nuttig te maken. Je logt in op de applicatie (‘app’) op je mobiele telefoon of je tablet en ziet in een oogopslag wat er zoal te doen is bij jou in de buurt. Een oudere buurvrouw zou graag eens een wandeling met iemand maken, het gras in het parkje om de hoek moet gemaaid worden. Misschien ben je zelf wel op zoek naar een oppas, een boormachine of een sportmaatje?

‘Hecht, mijn wijk!’ in ‘The Battle of Excellence’!
Kortom: een ‘app’ om op een toegankelijke manier hulp te bieden, dan wel te ontvangen. Dankzij ‘excellente’ studenten -Judith Waterreus, Janieke Bouwman, Lindsay Brusik en Brenda de Visser (zie foto)- kan dit straks mogelijk zijn. Zij ontwikkelden het concept ‘Hecht, mijn wijk’ om buurtparticipatie te verbeteren. Het idee is een online platform met applicatie (‘app’) waarmee vraag en aanbod gekoppeld worden en waarmee buurtbewoner en (buurt)initiatief bij elkaar komen. Doel: een fijne, veilige en vooral ‘hechte’ wijk.
De projectgroep staat met ‘Hecht, mijn wijk’ in de finale van The Battle of Excellence, een initiatief vanuit Gemeente Rotterdam in samenwerking met topbedrijven en excellente studenten van de Erasmus Universiteit en de Hogeschool Rotterdam.

Een speelveld voor burgerkracht en burger-initiatieven
In een tijd waarin de overheid zich steeds meer toelegt op faciliteren in plaats van uitvoeren, is buurtparticipatie een onmisbare schakel, misschien zelfs wel de toekomst. “Burgerkracht is vandaag de dag heel belangrijk, maar het komt niet zomaar uit de lucht vallen”, denkt Bouwman. “Buurtparticipatie moet dan ook gefaciliteerd worden. Er zijn altijd wel fanatieke buurtbewoners die zich willen inzetten voor de wijk, denk bijvoorbeeld aan Opzoomeren of Burger Blauw. Maar wij vroegen ons af wat die andere Rotterdammers nodig hebben om contact met elkaar te zoeken en de mouwen op te stropen.”

Lokale initiatieven en kleine projecten gericht op buurtparticipatie zijn alom aanwezig, maar bestaan vaak los van elkaar, zo concludeert de projectgroep. Bouwman: “Er is al zoveel beschikbaar dat het overzicht een beetje verloren gaat. Om initiatieven en burgers bij elkaar te brengen is daarom een platform nodig. Alle partijen kunnen dan vraag en aanbod leveren.”

Zijn buurtbewoners eigenlijk wel bereid om hun steentje bij te dragen voor een betere buurt? De studenten geloven van wel. Waterreus: “Het is een leuke manier om je buren te leren kennen en iets goed voor elkaar en de buurt te doen. Een ‘hechte’ wijk is in ieders belang.”

Beloningssysteem
De ‘app’ moet gemakkelijk in gebruik zijn en buurtbewoners in staat stellen zelf te bepalen of, wanneer en hoelang ze zich inspannen. Flexibiliteit, ad-hoc en mobiliteit zijn hierbij uitgangspunten. Om burgers extra te motiveren zal er met een beloningssysteem gewerkt worden. Zo kunnen er, in samenspraak met gemeente, bedrijven of instanties, sportpassen, cultuurkaarten en kortingen in Rotterdam verdiend worden. Fanatieke buurtbewoners kunnen eremedailles op hun profiel verdienen en zo de ‘held van de wijk’ worden.

De studenten richten zich in eerste instantie op de wijk Blijdorp. Bouwman: “Als de ‘app’ een succes wordt kan het ook gebruikt worden voor de rest van Rotterdam. Wat we willen is een echt speelveld om het Rotterdamse gezegde tot uiting te laten komen: niet lullen, maar poetsen!”

De projectgroep werkt samen met CGI. Vrijdag 24 januari 2014 is de finale van The Battle of Excellence in Eneco World.

Noorse wafels in de zeemanskerk

De Noorse Zeemanskerk viert volgend jaar haar 100-jarig jubileum. Waar de kerk in hoogtijdagen door zeventigduizend Noorse zeelieden per jaar werd bezocht, is het nu een ontmoetingsplek voor Noorse expats, studenten, vrachtwagenchauffeurs en Noren die zich in Rotterdam gevestigd hebben. Hoewel er nog wekelijks kerkdiensten worden gehouden en de scheepvaart een belangrijke rol speelt, is het vooral een plek waar we ons even in Noorwegen wanen.

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Geertje van Achterberg
(Verschenen op: Vers Beton)

800px-Rotterdam_noorse_zeemanskerk
Beeld: wikipedia

In de tijd dat ik nog vanuit zuid door de Maastunnel naar het centrum fietste, kwam ik er dagelijks langs: het kleurrijke houten dorpskerkje in het park bij de Euromast. Als duidelijk wordt dat het hier een Noorse Zeemanskerk betreft, roept dit beelden op van stoere, bebaarde Vikingen die aan lange houten tafels lachend de drinkhoorn heffen en elkaar stoere verhalen vertellen over hun avonturen op de wereldzeeën. Tijd dus om een kijkje te gaan nemen.

Trots
Vrijdagmiddag. Ik heb een afspraak met Ingrid Aelbers, secretaresse en ‘vraagbaak’ van de kerk. In de ruime keuken schenkt Ingrid twee mokken koffie in en we nemen plaats in de huiskamer. De zithoek bestaat uit rieten stoelen om een houten tafel, die bezaaid ligt met Noorse kranten. In de vitrinekast prijken kleurrijke schalen en prachtig houtsnijwerk. In de hoek een oude staande klok. Dominee Ole Andreas Holen en manager Dagfinn Skogøy zitten aan de houten eettafel te lunchen. Helemaal links in de ruimte bevindt zich het kerkgedeelte. Aan de andere kant van de huiskamer zijn de kantoren en een leeskamer gehuisvest.
“Volgend jaar hebben we twee jubilea, want ik woon dan precies twintig jaar in Nederland”, lacht Ingrid. Ze is getrouwd met een Nederlandse man en spreekt vloeiend Nederlands, Engels en Noors. “Veel werknemers van de kerk blijven niet langer dan vijf jaar in dienst. Ik zorg hier voor de continuïteit, maak nieuwe mensen wegwijs in Rotterdam.” Ingrid is trots op de kerk, die eigendom is van de Noorse zeemansmissie en sinds 1999 op de lijst van Rijksmonumenten staat.

Kroegen en bordelen
Vroeger was de kerk een ‘huis weg van thuis’ voor Noorse zeelieden die de Rotterdamse haven aandeden. Noren speelden altijd een prominente rol in de Rotterdamse scheepvaart. In 1880 vestigden Noorse predikanten zich in Rotterdam om zich te ontfermen over de Noorse zeelieden, die vaak jarenlang van huis waren en lange tijd aan wal bleven. Zij waren veelal vaste klanten in de kroegen en bordelen rond het havenkwartier. Armoede en eenzaamheid lagen op de loer. In de zeemanskerk konden zeelieden hun post ophalen, brieven versturen, telefoneren en kranten lezen. Ze konden hun geld in bewaring geven om te voorkomen dat ze alles uit zouden geven. Natuurlijk werden er kerkdiensten georganiseerd en kon er gesproken worden met een predikant.

Andere tijden
Naarmate het havengebied groeide werd het verblijf aan wal korter. Vandaag de dag zijn Noorse zeelieden een zeldzaamheid. Hoewel er jaarlijks nog duizenden Noorse vaartuigen de Rotterdamse haven aandoen, zijn vaak alleen de kapitein en een enkele matroos Noors. De rest van de crew komt van de Filippijnen of andere landen waar men goedkope arbeid haalt. Schepen meren niet langer aan in Katendrecht of de Coolhaven, maar verblijven in de afgelegen Europoort.

De zeelieden komen niet meer naar de kerk, dus gaat de kerk naar de zeelieden. Ingrid: “Wij kijken welke schepen zijn aangemeerd en onderzoeken of er Noren aan boord zijn. Zo ja, dan gaan we op bezoek. We maken een praatje en nemen kranten en wafels mee. De mensen vinden zo’n nieuw gezicht vaak hartstikke leuk. Je zit op een boot toch steeds met dezelfde mensen opgescheept. Letterlijk!” De kerk komt nadrukkelijk niet om te evangeliseren. “Wij zijn te gast en luisteren naar de wensen van degene die we bezoeken. Vaak vinden ze het gewoon al fijn om even Noors te kunnen praten.”

Noorse kolonie in Rotterdam
Onderwijl zit een ouder echtpaar in de huiskamer de krant te lezen. Het is een gemoedelijk tafereel. Het paar bivakkeert ’s winters in Spijkenisse, maar ’s zomers gaan ze terug naar Noorwegen. “Mijn man moest naar Nederland voor werk in de haven en wij gingen mee”, vertelt de vrouw. “Dat was zeventien jaar geleden. Nu ben ik gewend – ik heb kleinkinderen hier. Maar in het begin had ik heimwee, zat hier hele dagen. Dit was mijn tweede thuis.”
Het aantal Noren in Rotterdam wordt door de kerk geschat op 250. Een deel hiervan vormt een harde kern. “Dat noemen wij hier de Noorse kolonie”, vertelt Ingrid. “Noren die hier al heel lang wonen, of getrouwd zijn (geweest) met een Noor en kinderen hebben.” Zij zijn de vaste gezichten in de kerk. De kerk wordt echter ook bezocht door expats, studenten, nieuwsgierige toeristen uit Noorwegen en soms door vrachtwagenchauffeurs. Ingrid: “Iedereen is welkom. Wij bieden een veilige, warme plek, echt een stukje Noorwegen in Rotterdam.” De kerk organiseert tal van sociale en culturele activiteiten. Van familiedagen tot een gezellige kerstmarkt en het gezamenlijk nuttigen van een traditionele Noorse maaltijd. Geïnteresseerden kunnen hier Noorse taallessen volgen.

Kaarsje voor de Noorse schepen
Zondagmorgen. Dominee Ole Andreas Holen draagt nu zijn witte gewaad. De schemerige ruimte wordt gekenmerkt door glas in lood en geschilderde Bijbelse figuren die vanaf het plafond neerkijken op de dertig kerkgangers. Aan onzichtbare draadjes hangen houten schepen. Er wordt gezongen en gelachen. Eén voor één worden de jongeren op de eerste rij, die eerder vanmorgen belijdeniscatechisatie hebben gevolgd, uitgenodigd om een kaarsje aan te steken. De eerste kaars brandt voor Nelson Mandela, de tweede voor Syrië en de derde voor alle Noorse schepen in de Rotterdamse haven. Een vrijwilligster dekt onderwijl de eettafel met schalen gebak, wafels met aardbeienjam en verse koffie voor na de dienst. Een bosje paarse tulpen verfraait de tafel.

Gemeenschap
“Steeds minder Noren gaan naar de kerk, maar doop en belijdenis is voor velen nog een vanzelfsprekendheid”, vertelt een jonge Noor als we aan de koffie zitten. “De diensten zijn ook laagdrempelig”, vult zijn moeder aan. “Kom je, dan is het goed. Kom je niet, ook goed.”

Samenzijn en gemeenschapsgevoel lijken voor velen dan ook belangrijker te zijn dan de kerkdienst zelf, blijkt uit gesprekken met de kerkgangers. De helft van de mensen die de Noorse Zeemanskerk bezoekt is niet gelovig, maar vindt het simpelweg fijn om bij elkaar te komen. De hartvormige wafels, het nostalgische Noorse interieur en de gebreide truien: het geeft een gevoel van thuis. Gezelligheid en saamhorigheid. Het is de vraag of een ‘gewoon’ Noors buurthuis dezelfde bindende kracht zou hebben als de zeemanskerk. Vermoedelijk niet. De Noren zijn trots op hun zeemanskerk in het park, die haar sporen in Rotterdam heeft verdiend. En die naam, die blijft gewoon lekker stoer!

De Rotterdam Architectuurprijs 2013: de stembus sluit bijna!

Foto: Frank Hanswijk
Foto: Frank Hanswijk

Tot 12 december kan het publiek stemmen voor de Rotterdam Architectuurprijs 2013, dat dit jaar in het teken staat van transformatie. Transformatie is niet alleen hot&happening binnen de architectuur en stedenbouw, maar ook nog eens heel belangrijk voor de stad.

Lees het hele artikel op Vers Beton.

Black Widow: down memory lane

Met een opvallende rode gevel en in de etalage de nieuwste collectie gothic, metal, rockabilly en punk: Black Widow vormt al 29 jaar een vertrouwd beeld op de Nieuwe Binnenweg. En dat is bijzonder, want de winkels in deze stijl zijn in Nederland nog op één hand te tellen. Karin gaat in gesprek met eigenaar Gerard Roijackers. Hoe houdt Black Widow zich staande in een tijd van recessie en internet-shoppen? En hoe is het gesteld met de alternatieve subculturen in Rotterdam anno 2013?

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Annabel Storm
(Verschenen op: Vers Beton)

VB_Black-Widow69
In mijn tienerjaren deden slechts twee plekken in Rotterdam er écht toe: poppodium Baroeg en Black Widow. Waar ik nu met vriendinnen afspreek in een urban koffiebarretje, troffen we elkaar vroeger voor de ingang van Black Widow op de Nieuwe Binnenweg. Uren zoet waren we, tussen het fluweel, lak en kant, de pentagrammen en omgekeerde kruisjes, stud riemen en korsetten. Het feit dat een laktopje of een hoepelrok me toentertijd een rib uit mijn lijf kostte, nam ik voor lief.

Vrijdagmiddag. Tien jaar later stap ik over de drempel. Nog steeds die doorleefde rode vloer. Elke vierkante centimeter van de winkel is gevuld met kleding en accessoires, voor ieder wel wat wils. Nine Inch Nails klinkt uit de speakers. Het lijkt of de tijd hier heeft stilgestaan, maar niets is minder waar.

Van lak naar lolita
Black Widow werd opgericht door Gerard en Carrie. Inmiddels is het stel uit elkaar; Carrie is advocate geworden en Gerard (1951) zwaait sindsdien de scepter in de zaak. “Carrie richtte zich meer op punk en gothic, ik heb de boel wat kleur gegeven”, vertelt hij. De winkel heeft een aantal veranderingen ondergaan. Zo kun je in Black Widow niet langer terecht voor een piercing. Gerard: “Daar kon ik niet meer achter staan, jongeren die hun hele gezicht vol gaten schieten.” Ook alle kleding in lak en latex is verdwenen. Dat trok teveel ongewenste bezoekers. “Fetisjisten die uren in die paskamer bleven, heb ik hier toch liever niet. Zij kunnen bijvoorbeeld terecht bij QuasiModo, hiernaast”, zegt Gerard. De typische wijde broeken zullen langzaam maar zeker ook uit de rekken gaan verdwijnen. Gerard verkoopt voornamelijk wat hij zelf mooi vindt. “Burlesque, Lolita, prachtige korsetten…” De kleurrijke rokken, vestjes en jurkjes in Rockabilly, fifties en maritieme stijl geven de donkere winkel wat kleur. Leatherlook leggings zijn de laatste kledingstukken die doen denken aan lak. “Tegenwoordig zie je een veel breder publiek in de winkel”, vertelt Gerard. Hij rekent een paar zwarte engelenvleugels af met twee meisjes aan de kassa. Perfect voor het (verlate) Halloween feestje waar de twee vanavond naar toe gaan.

Verboden voor ouders
Ik moet erkennen dat het beeld in de winkel veranderd is. “Vroeger was deze hele buurt alternatief”, herinnert een klant zich als we aan de praat raken. “Punkers, metals, van die lange gothic-gewaden. Dat zie je nu veel minder in de stad.” Gerard knikt. “Er hing hier een bordje met ‘verboden voor ouders’, dat was heel serieus. Maar hedendaagse ouders stimuleren het juist als kinderen een beetje experimenteren en hun eigen identiteit ontdekken. Kinderen hebben hierdoor misschien ook minder behoefte om zich tegen hun ouders af te zetten.”

In deze hypersnelle tijd van internet en (social) media is de vorming van je identiteit voornamelijk een individuele ontdekkingstocht geworden en steeds minder ingekaderd binnen heersende subculturen, realiseer ik me. Jongeren plaatsen zichzelf niet graag meer in een hokje. Veel uitingsvormen die vroeger bijzonder of extreem gevonden werden, zijn nu bijna ‘normaal’ en soms zelfs vercommercialiseerd. Bij H&M en Zalando shop je in enkele minuten een ‘gothic-look’ bij elkaar. Zijn stromingen als gothic en punk daarmee afgeschreven? Het verkoopmeisje in de winkel twijfelt. “Je ziet het nu veel minder, of in een heel andere vorm.” Ze verontschuldigt zich en gaat een klant helpen die bij de vitrine op zoek is naar witte contactlenzen.

Enigszins melancholiek dwaal ik door de fluwelen jurken en tops van het merk Laughing Vampire. Sterk afgeprijsd. “Dit wordt nog heel weinig gemaakt, laat staan verkocht, ik schat nog maar eens per twee maanden”, vertelt Gerard. Dat de gothic(mode) veranderd is sinds mijn laatste trip naar het festival Summer Darkness, staat buiten kijf – en dat is maar goed ook. Want daarmee is tegelijkertijd plaats gemaakt voor nieuwe stromingen.

Andere tijden
Internet is, zoals bij veel winkels, de grootste bedreiging voor Black Widow. “Ik ben een paskamer voor het internet”, aldus Gerard. “Hier passen, online bestellen.” Gelukkig heeft hij nog altijd de haarverf in alle kleuren van de regenboog. “Zelfs op een slechte dag verkoop ik altijd wel een paar pakjes haarverf, kan ik toch de huur betalen”, lacht hij. Een mooie brunette rekent felroze haarverf af: “Wel eerst blonderen hè?” Het meisje belooft het.

De crisis, die in 2008 de neergang inzette voor bijna alle ondernemers op de Nieuwe Binnenweg, heeft grote impact gehad. Gerard: “Ik heb twee vaste krachten moeten ontslaan, zij werkten hier al 11 en 24 jaar. Dat is gewoon onmenselijk.” Sindsdien staat hij zelf zes dagen per week in de winkel. De crisis resulteerde ook in faillissementen van kledingateliers in Engeland. Sindsdien wordt een groot deel van de producten die te vinden zijn in Black Widow geproduceerd in China en India.

Museum Black Widow
“Wat tof dat jullie hier nog steeds zitten!”, roept een klant die zojuist binnenstapt. Gerard kent het liedje: Black Widow als museum. Hij doelt op het feit dat een bezoekje aan zijn winkel voor veel mensen een trip down memory lane is. Leuk hoor, die nostalgie, maar de vraag is natuurlijk hoe levensvatbaar dat is voor de toekomst. Gerard gooit het bijltje er in deze moeilijke tijden niet bij neer en blijft inventief. Binnenkort kunnen klanten terecht voor een tatoeage en een haarverfbeurt in de winkel.

Als één van de laatste winkels in het onvervalste alternatieve segment is de oer-Rotterdamse Black Widow van onschatbare waarde, besluit ik. En mocht de zaak in de toekomst onverhoopt toch moeten sluiten, dan mag museum Black Widow van mij een feit worden. Maar dan wel op de Nieuwe Binnenweg, achter die rode gevel.