Ossip van Duivenbode: “Ik ga nooit over de top”

Vers Beton interviewt in samenwerking met Rotterdamse Nieuwe jonge beeldbepalende en bijzondere ondernemers in Rotterdam. Wie zijn ze, wat doen ze en waarom kozen ze voor Rotterdam? Vandaag: Architectuurfotograaf Ossip van Duivenbode.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Richard Beukelaar

Het zijn drukke tijden voor Ossip van Duivenbode (34). Hij heeft diverse fotografieprojecten lopen in binnen- en buitenland, speelt deze week (11 december red.) een belangrijke rol bij de opening van het Timmerhuis aan de Meent en als klap op de vuurpijl is hij net verhuisd. Desondanks maakt hij graag tijd vrij voor een interview. We treffen elkaar in De Huiskamer op het Centraal Station.

Gelijk maar een brutale vraag; klopt het dat jij in het nieuwe Timmerhuis woont?

“Ja! De afgelopen 2 ½ jaar heb ik het bouwproces nauwgezet gevolgd en vastgelegd. Het project sprak me meteen aan. Ik ben dan ook een echte binnenstadbewoner – ik woonde hiervoor aan Hofplein. In het Timmerhuis zitten mijn vriendin, zoontje (2) en ik weer middenin de stad, maar nu op 12 hoog met een spectaculair uitzicht. Door de bouwstijl is het meer een apenrots dan een woontoren – elke woning is uniek. Ik heb een hele serie foto’s gemaakt voor de pers. Tijdens de officiële opening houdt ik voor hen open huis – best spannend!

Een groot voordeel is het licht in huis! Als fotograaf ben ik altijd bezig met licht. Als ik wakker word kan ik gelijk inschatten wat voor weer het wordt; waar komen de wolken vandaan? Hoe heiig of hoe helder is het? Ik merk nu al dat dat invloed heeft op de planning van de dag.”

En hoe was het weer vanmorgen?

“Laat ik het zo zeggen; het is een perfecte dag om met jou af te spreken en straks wat werk binnenshuis te doen.”

Jij bent architectuurfotograaf. Hoe is dat zo ontstaan?

“Ik studeerde architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. In 2007, het Architectuurjaar in Rotterdam, kreeg ik een stageplek bij AIR. Ik heb toen meegewerkt aan een publicatie over 30 jaar architectuur in Rotterdam en trok de rol van beeldredacteur naar me toe. Daarvoor dook ik regelmatig het archief in op zoek naar foto’s van gebouwen. Omdat ik een deel van die foto’s niet goed genoeg vond, besloot ik ze zelf te maken. Wat bleek? Die waren zo goed dat ze gebruikt konden worden in het uiteindelijke boek! Daarna heb ik nog jaren voor AIR gewerkt in verschillende projecten, maar het werken met beeld sprak me meest aan. Ik kreeg gaandeweg steeds meer fotografieopdrachten. In 2010 schreef ik me in bij de Kamer van Koophandel en sinds 2012 is dit mijn fulltime baan.”

Heb je een fotografieopleiding gevolgd?

“Nee, op een cursus bij de SKVR na. Technisch heb je dit vak snel onder de knie, zeker nu bijna alles digitaal gaat. Ik ben ook blij dat ik geen fotografieopleiding genoten heb. Fotografie is namelijk niet de drijfveer voor mijn foto’s; architectuur is dat wel.

Om goed te worden moet je je vol overgave specialiseren. Als je teveel wilt, of jezelf teveel verbreedt, kom je moeilijk aan opdrachten. Door je te specialiseren creëer je op een gegeven moment een netwerk dat je verder helpt. Een sportfotograaf heeft een heel ander netwerk, spreekt een andere taal, vindt andere dingen leuk. Ik geniet van stedenbouw en stadsarchitectuur!”

Hoe helpt jouw studieachtergrond je in dit werk?

“Tijdens de studie leerde ik architectuur begrijpen, er naar te kijken, en ontwikkelde ik een kritisch vermogen; het goede van het minder goede onderscheiden. Wat is interessant? Waar wil ik mee bezig zijn? Ik gebruik mijn studie dus elke dag!”

Welke rol speelde fotografie in jouw jeugd?

“Geen, eigenlijk. Als kind was ik goed in tekenen. Ik zie fotograferen als een soort verlengstuk daarvan; ik kon niet creëren vanuit niks, maar als ik iets bekeken had kon ik dat heel precies natekenen. Als fotograaf doe ik hetzelfde; heel goed kijken, alle tijd en rust nemen, de omgeving observeren. Als een bezetene tussen mensen door rennen op een event is dan ook niks voor mij. Geef mij een onderwerp waar ik over na moet denken; standpunten uitproberen, statief neerzetten en dan uren bezig zijn met die ene foto. Die foto moet worden zoals ik die plek of dat gebouw ervaar. De foto is dan een hulpstuk om bezig te kunnen zijn met die architectuur.

Allebei mijn ouders zijn architect. Ik ben opgegroeid in de stad en geïndoctrineerd door stedentripjes (lacht). Een tijd geleden was ik in New York. Ik vind het zo fascinerend dat zo’n stad door mensenhanden gebouwd is en dat in slechts een paar honderd jaar. Ook in Rotterdam heb ik dat gevoel; waarom ziet de stad eruit zoals ze eruit ziet? Zo’n vraag houdt mij bezig.”

Hoe Rotterdams is jouw werk?

“Ik werk over de hele wereld maar ik woon hier. Ik ken de stad ook om mijn duimpje. Veel van mijn opdrachtgevers zijn in de stad gevestigd. Rotterdam is altijd in ontwikkeling – dat fascineert mij. Hier tref je een bepaald soort lelijkheid die ik – misschien daardoor – mooi vind. Als je architectuur gaat begrijpen, ga je anders kijken en het anders waarderen. Kijk bijvoorbeeld naar het Groothandelsgebouw; in de jaren ’90 vonden veel mensen dat een lelijk gebouw. Net als Central Post – goddank is dat niet afgebroken maar gerenoveerd. Het heeft een andere functie gekregen en een nieuwe rol ingenomen naast het gloednieuwe Centraal Station – daardoor gaat men het anders waarderen. Maar ook flatgebouwen nabij de Lijnbaan; ‘dat zou leuk staan in Meppel’, hoor ik weleens, maar ik zie er mooie details in.”

Hoe zou je jouw stijl als architectuurfotograaf beschrijven?

“Strak en recht, zodat er rust in foto’s komt. Ik kader mijn foto’s zorgvuldig uit. Ik streef ernaar om het gebouw zo helder en compleet mogelijk in beeld te krijgen. Ik houd van mooi licht – zon, schemer – maar ik ga nooit over de top. Geen fratsen met filters en HDR technieken. Ik werk trouwens altijd met Tilt-shift; daarmee kun je de horizon precies plaatsen waar jij ‘m wilt.”

Op welke foto ben je het meest trots?

“Eigenlijk is dat een fotoserie; Flat(s). Flats omdat het foto’s van flatgebouwen waren, maar ook omdat het hele platte beelden waren; close-ups van een gebouwen. Het resultaat waren foto’s met strakke lijnen, precies recht gekaderd, maar doorbroken door kleine interventies; door menselijk handelen. Bijvoorbeeld een glazenwasser die kerstverlichting aan het weghalen is. Puur levenloze gebouwen kan ik ook prima fotograferen, maar juist zo’n onderbreking waardoor het minder afstandelijk wordt geeft het contrast. En dát maakt het interessant!”

Ossip-8509-1280x853

Wat is als freelancende ondernemer jouw beste zet geweest?

“In het diepe springen. Dat is wel een cliché he?”

Een beetje wel ja…

“Kijk, je wordt natuurlijk steeds beter in je communicatie met opdrachtgevers. En zakelijker. Noodgedwongen ook – op een gegeven moment kreeg ik zoveel werk dat het simpel werd; het kost wat het kost en anders maar geen opdracht. Daarmee straal je ook professionaliteit uit.

Een fout die ik – en veel freelancers met mij – heb gemaakt was teveel werk aannemen. Ook opdrachten die niet in mijn straat paste. Dat doe ik niet meer. Als het niet mijn type fotografie is zeg ik ‘nee’ en raad ik iemand anders aan die het beter kan en leuker vindt. Ook al is het het meest toonaangevende en prestigieuze bureau. ‘Maar als je wel iets hebt in mijn straatje weet je me te vinden’, zeg ik dan. Zo creëer je duidelijkheid over waarvoor mensen jou moeten benaderen.”

Soms hebben freelancers het gevoel dat zich geen ‘nee’ kunnen veroorloven. Ken jij dat?

“Dat herken ik ook wel hoor. Ik vind het nog steeds moeilijk om op vakantie te gaan. Dit jaar ben ik slechts een weekje weggeweest en dat was nota bene voor een bruiloft in Spanje. En dan check ik dagelijks mijn mail en sleep ik mijn laptop en harde schrijf mee om eventueel foto’s te kunnen versturen. Je bent toch bang dat je iets mist.”

Of dat iemand er van doorgaat met jouw klus!

Ossip lacht. “Het voelt soms als een wedstrijd, ja. Dat is ook leuk, want je stijgt boven jezelf uit. Als ik weet dat een andere fotograaf eenzelfde project fotografeert, dan ga ik nóg harder mijn best doen.”

Er hangt een spreuk op de Erasmus Universiteit; ‘De enige manier om beter te worden is door je eigen werk af te keuren.’

“Daar ben ik het wel mee eens. Blijf altijd kritisch op jezelf. Als ik foto’s zie ik uit 2012 denk ik soms; die zou ik nu anders maken. En dat is maar goed ook! Het zou treurig zijn als je in al die jaren niet groeit.

Er zijn ook grote verschillen tussen wat opdrachtgevers willen en mooi vinden; smaken verschillen. Soms schiet ik voor mijn gevoel een architectuurfoto met een net te heftig perspectief; dat staat de opdrachtgever te juichen. Of andersom. De kunst van het aanvoelen wat de opdrachtgever mooi vindt; die moet je gaan verstaan.

Ik streef er ook naar om niet te lang voor dezelfde opdrachtgever te werken. Elk nieuw begin vereist namelijk frisheid en energie om opnieuw na te denken en er compleet voor te gaan. Je moet je weer bewijzen! Afwisseling is goed – dat gebeurt in mijn werk volop.”

Tot slot; waar gaan jouw ambities naar uit?

“Het lijkt me leuk om nog meer onderzoekend en verhalen te fotograferen, in opdracht van uitgeverijen of magazines. Dus niet alleen sexy fotografie voor een designmagazine of voor promotiedoeleinde, maar echt verhalen vertellen. Bijvoorbeeld het in beeld brengen van het veranderende landschap van de Noordoostpolder. Of conciërgewoningen fotograferen; hoe werden ze gebruikt? Wat bleef over? Ik zou het mooi vinden om daar archieffoto’s bij te gebruiken als dat het verhaal ondersteunt. En dan zijn we eigenlijk weer terug bij mijn studieachtergrond; als architectuurhistoricus ben ik opgeleid om archieven in te duiken en onderzoek te doen. Het lijkt me mooi als ik dat met fotografie kan combineren!”

“Negativisme schoppen we hier zo de Maas in”

Vers Beton interviewt in samenwerking met Rotterdamse Nieuwe jonge beeldbepalende en bijzondere ondernemers in Rotterdam. Wie zijn ze, wat doen ze en waarom kozen ze voor Rotterdam? Ik interviewde drie ondernemers in de creatieve maakindustrie. Vandaag aan bod: het kunstenaarstrio én eigenaren van galerie/studio AAAfresh123.

Een expo in Milaan, schilderijen aan de muren van sterrenrestaurant Parkheuvel én nooit ruzie; Hans Kleinjan (1958), Maikel Kleinjan (1984) en Roderik Faasen (1990) timmeren flink aan de weg. We treffen de heren in hun atelier/galerie (700 m2) aan de Zaagmolenkade 123. Terwijl een dj in het atelier een plaatje draait en een handjevol mensen zich tegoed doet aan de gezelligheid, nemen wij plaats aan de lange tafel tussen de bonte verzameling schilderijen.

Wat een gezelligheid!

Maikel: “Yes! Dit is echt een woonkamer van de stad geworden – er zijn altijd mensen binnen. Vrienden of mensen die we tijdens een event ontmoeten en die later terugkwamen uit enthousiasme en soms dus bij het meubilair gingen horen! (lacht) De vrijheid moet zegevieren, niks is doordacht.”

Roderik: “Die bedrijvigheid inspireert enorm – er gebeurt hier altijd wat. Dus, breng je iets positiefs in? Wees welkom! Negativisme verdwijnt hier, dat wordt regelrecht de Maas in getrapt.”

©MvD-9319
Roderik Faasen (l), Maikel Kleinjan (m), Hans Kleinjan (r) Beeld: Max van Dongen

Drie schilders met verschillende leeftijden runnen samen een bedrijf. Hoe is dat ontstaan?

Roderik: “We hebben elkaar in 2008 leren kennen. Ik ben van jongs af aan bezig met schrijven en kwasterijen. Via Hans’ dochter kwam ik in aanraking met de familie Kleinjan. Hans’ toenmalig atelier in Delfshaven was de plek van ontmoeting – overdag is hij tandarts; ’s nachts wordt er gesjoemeld met kleuren.”

Maikel: “In 2008 kwam ik net terug uit Spanje. Ook ik was altijd bezig met tekenen, grafisch ontwerpen, film en fotografie. Zodoende werd er ‘gedrieën geschilderd’, met in het begin Hans als leermeester. Al gauw bleek dat we elkaars groeiprocessen versterkten. In het atelier, een plek waar niets moest en alles kon, hebben we onszelf en elkaar gevonden. Onze eigen speeltuin voor grote mensen.”

En wat doen jullie precies?

Roderik: “Schilderen! Alhoewel de schilderijen eigenlijk afvalproducten zijn van de gesprekken die hier worden gevoerd. Ook schilderen we vaak op locatie, bijvoorbeeld op festivals. We werken veelal gedrieën aan één en hetzelfde doek. Dan verschijnt er ineens een kwast over je schouder die een streep zet dwars door hetgene dat jij aan ’t doen bent. Doordat we elkaar doorkruisen komen we tot nieuwe inzichten waar je anders nooit toe zou komen. Tijdens het schilderen zie je iets ontstaan en dat wordt dan – pats – doorbroken. Die continue stroom van vernieuwing maakt het zo cool.”

Maikel: “Wij willen geen kunsttrucje uitvinden en hierin blijven hangen.”

Vanwaar de naam?

Maikel: “De studio in Delfshaven heette AAA gallery for contemporary art. We vonden de drie A’s wel goed bij ons passen. Het woord ‘fresh’ gebruikten we pas en te onpas en we wilde de nieuwe studio een fresh start geven. 123 is simpelweg het huisnummer.”

Wie koopt jullie werk?

Maikel: “Onze klanten bevinden zich tussen de top and bottom of society. In beginsel voornamelijk mensen uit eigen kennissenkringen – die kopen dan vooral om je op weg te helpen. Maar sinds een aantal jaren worden doeken veelal verkocht aan onbekenden. Steeds meer kunstkenners en verzamelaars, ook vanuit het buitenland, tonen interesse. We verkopen nu gemiddeld vijf schilderijen per maand. Merendeel van dit werk is threesome cooperation.

Roderik: “We hangen in een groot kantoor in Jakarta, een immense villa in New York, maar ook in een rijtjeshuis in Overschie. Zie het als één grote netwerkboom. Ieder schilderij dat ergens aan de muur hangt wordt weer gezien door tig anderen. We hebben net restaurant Parkheuvel ingericht; alle kunst daar is van ons. Dit zijn plekken die al snel leiden tot meer geïnteresseerden. Laatst kocht een havenbaron zeven schilderijen.”

De bal is lekker aan het rollen…

Maikel: “…en hij kan alleen maar verder gaan. De focus ligt nu op het buitenland. We hebben exposities gehad in Milaan, Zuid-Frankrijk, Zwitserland en Antwerpen en deze maand gaan we praten in Key West, Florida, over een eventuele expositie. We zoeken dan bewust naar een pand in de drukste straat om voorafgaand aan de expositie ‘en public’ te gaan schilderen om interesse te wekken. Mensen zien ons dan aan het werk, wat de schilderijen voor hen een extra dimensie geeft. Dat is echt dé manier.”

Roderik: “We nemen dan ook alles mee; we bouwen ons volledig atelier op. Dít hier is een universele plek die je overal ter wereld neer kan kwakken met overal hetzelfde effect; een taboeloze plek waar mensen met elkaar over alles kunnen praten. Mensen zijn ook altijd toegankelijker dan het lijkt – op straat denk je misschien van niet, maar hier ontstaat rust en ontdooit men.”

Wat is jullie beste zet geweest?

Roderik: “De verhuizing van Delfshaven naar Noord. Dat gaf ons zoveel lucht en mogelijkheden. Met deze ruimte kunnen we onze visie ruimtelijk in kaart brengen. Natuurlijk, 700 m2, het kost een paar stuivers, maar dat hebben we ook nodig met doeken van 2 bij 2 meter. Met een klein atelier houd je meer geld over, maar wat ga je met dat geld doen? Wij geven dat liever uit aan onze eigen tempel.”

Maikel: “Met een eigen atelier én galerie heb je alles zelf in de hand. We hangen de doeken precies daar waar wij ze willen. Alles dat hier hangt is trouwens geschilderd door ons – geen werk van anderen.

En wat bleek een minder goede zet?

Maikel: “Die zijn we vergeten. Fouten vegen wij onder het tapijt.”

Vooruit, een gouden tip dan!

Maikel: “Wees niet te voorzichtig. Gáán! Grijp ’t bij de lurven. Voorzichtig aan is voor de verzekeringsmaatschappij. Ga ervoor en sta erachter.

Grote ambities! Hoe Rotterdams is jullie bedrijf nog?

Maikel: “We schilderen geen Euromast of Erasmusbrug, maar we zijn hier alle drie geboren en houden van onze haven.”

Roderik: “Men zegt dat het honderd jaar duurt voor een stad is opgebouwd, dus Rotterdam heeft – na het bombardement – nog dertig jaar te gaan. Wij zijn onderdeel van dat groeiproces van de stad; dat maakt het zo cool. Wellicht was dit in een andere stad, met een andere mentaliteit, niet mogelijk geweest. Volharding, die term past het best bij de stad en bij ons; keihard doorvlammen tot je een ons weegt.”

En daarna?

Roderik: “Rotterdam blijft altijd onze thuisbasis, ook ten tijden van doorbraak. Er zal altijd een magneet in die Rotterdamse haven zijn die ons weer terugtrekt. Maar de globe is ons canvas.”

Oefening baart kunst!

Nee, een groot rekenwonder is ze niet, bekent pabo-studente Lieke Schäfer (22). Maar met hard werken, goede voorbereiding en veel oefenen kun je het wél leren. Met dat doel is de oefensite voor de landelijke kennistoets rekenen-wiskunde voor de pabo in het leven geroepen. Samen met een groep excellentiestudenten bedenkt Lieke de oefenvragen. Een dankbare taak!


Tekst en beeld: Karin Spillenaar-Koolen
In opdracht van: 10voordeleraar

Pythagoraslaan in Utrecht, appte Lieke een paar dagen voor het interview. Met zo’n straatnaam kom je natuurlijk meteen in de stemming voor een robbetje puzzels en sommen! Ze woont nu een week in studentencomplex De Sterren, vertelt Lieke als ze ons voor gaat naar haar gezellig ingerichte kamer. “Groter dan mijn vorige studentenkamer en slechts vijf minuten fietsen naar school!” Maar nu is het kerstvakantie. Met twee koppen thee nemen we plaats aan de kleine eettafel bij het raam.

Verder lezen >> 

Op zoek naar de smaak van Rotterdam

De geschiedenis van onze havenstad wordt al honderden jaren bepaald door mensen uit alle windstreken die hier hun thuis vonden. Zij brachten nieuwe ingrediënten, gerechten en eettradities naar Rotterdam. Wat valt er vandaag de dag allemaal te halen? Voor Gers! trekken Eric en ik er een dag op uit om de smaken van Rotterdam te ontdekken.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Laura Buijtendijk
(Dit artikel is gepubliceerd in Gersmagazine #11)

Vraag honderd mensen naar hun favoriete bezigheid en de kans is groot dat je vaak hetzelfde antwoord krijgt: eten! Daar kunnen Eric en ik over meepraten. Onze vakantiealbums staan steevast vol foto’s van borden gevuld met culinaire specialiteiten uit de regio, maar ook dichterbij huis schuiven we wekelijks aan tafel bij een van de vele restaurantjes die de stad rijk is. Zo avontuurlijk als we op reis zijn, zo voorspelbaar zijn onze keuzes in eigen stad. Daar gaan we verandering in brengen! En waar kan een multiculturele eettour beter beginnen dan in West?

Lees hier het artikel!

Espresso Dates 3

“Rouwen moet je zelf doen, maar het hoeft niet alleen”

Een plek in Rotterdam waar iedereen die te maken heeft met verlies en rouw terecht kan voor ondersteuning, begeleiding en advies. Die hulp wil het Rouwstation bieden. Vandaag gaan de deuren voor het eerst open, in het pand van Humanitas aan de Pieter de Hoochweg.

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Beeld: Joep van der Pal

Eén van de initiatiefnemers is Willem Vermeijden, de Rotterdammer die na de zelfgekozen dood van zijn dochter Merel een organisatie van ouder-lotgenotengroepen oprichtte. Het idee voor het Rouwstation ontstond toen Annette Hartlief, rouwbegeleider bij Stichting Humanitas, hem uitnodigde om te spreken in het Rouwcafé.
Hartlief, wier 12-jarige zoon in 2000 stierf aan een hartafwijking, droomde al langere tijd van een plek waar alle aanbod op het gebied van rouw en verlies samenkomt. “Rotterdam kent veel organisaties en particuliere initiatieven die zich bezighouden met verlies en rouw, maar zij zijn niet altijd op de hoogte van elkaars activiteiten. Hierdoor hebben mensen ook geen overzicht hebben en zoeken soms tevergeefs naar ondersteuning.”
Daar moest verandering in komen. Carla Neefs – toegepast psychologe – sloot zich aan bij het project en de bal ging rollen. Vanaf donderdag bieden opgeleide vrijwilligers, stagiaires en een handjevol professionele krachten praktische ondersteuning, begeleiding en advies aan bezoekers van het Rouwstation. Diverse gespreksgroepen, wandelmiddagen, trainingen, lezingen en psycho-educatie vallen onder het aanbod van het Rouwstation, dat een samenwerkingsverband is tussen Humanitas, CVU Uitvaartzorg en Rouwgesprekken.nl van Willem Vermeijden.

De nasleep van het verlies duurt langer dan de aandacht die de omgeving heeft

Taboe
Vermeijden: “Wij hebben contact gelegd met verschillende professionele organisaties en zelfstandig werkende huisartsen en therapeuten die met rouw te maken hebben. Zodoende creëerden we een ‘levende’ sociale kaart, indien verwijzing nodig blijkt.”
Maar de initiatiefnemers willen rouw in de eerste plaats normaliseren. “Dat is ontzettend belangrijk – rouwenden laten beseffen dat het normaal is wat je doormaakt. Er wordt soms te snel geproblematiseerd door betrokkenen en gekozen voor therapie of medicatie. Onze boodschap is: je mag voelen wat je voelt, het is jouw verdriet. Mensen willen daar gewoon aandacht voor, hoe lang geleden het ook is.”
Vermeijden vult aan: “De nasleep van het verlies van een dierbare duurt altijd langer dan de aandacht die de omgeving voor jouw rouw heeft. Het gemis wordt alleen maar groter naarmate de tijd verstrijkt – dat realiseren veel mensen zich niet. Daarom is lotgenotencontact, met mensen die weten wat je doormaakt, zo belangrijk.” Er is ook een taboe op rouw, denkt Hartlief. “Mensen associëren het met de dood en vinden het vaak een lastig onderwerp om over te praten. Middels voorlichtingen streven wij ook naar meer kennis en acceptatie binnen de samenleving.”

Na vijftig jaar huwelijk zit iemand ineens alleen op de bank en dan zeggen mensen: ‘jullie hebben toch een mooi leven gehad samen’ of ‘het was zo’n mooi afscheid’

Ontredderd
Er staan al verschillende lezingen gepland. Van ‘Hoe ondersteun je mensen in de rouw?’ tot ‘Financieel overleven terwijl je verdriet hebt.’ Er worden verschillende activiteiten georganiseerd voor uiteenlopende doelgroepen. Ouderen zijn een bijzondere groep, zo blijkt. “Niet-erkende rouw”, stelt Vermeijden. “Na vijftig jaar huwelijk zit iemand ineens alleen op de bank, helemaal ontredderd. En dan zegt de omgeving dingen als, ‘jullie hebben toch een mooi leven gehad samen’, of, ‘het was zo’n mooi afscheid’. Daarmee ga je voorbij aan de rouw die iemand doormaakt.”
Vermeijden en Hartlief verloren allebei een kind. “Wij zijn allebei op een plek terecht gekomen in de hulpverlening waar we gedijen, maar waar we nooit terecht waren gekomen als onze kinderen niet waren overleden – dat is heel dubbel”, stelt Vermeijden. “Naast dat grote verlies is dit ook een stukje zingeving, het geeft het leven weer betekenis. Wij proberen mensen te helpen vanuit die eigen ervaring. Rouwen moet je zelf doen, maar het hoeft niet alleen.”

http://www.rouwstation.nl

Over Willem Vermeijden
Merel, de dochter van Willem Vermeijden, beroofde zichzelf op 23-jarige leeftijd van haar leven. In oktober 2013 verscheen er over die gebeurtenis een artikel in het Rotterdams Dagblad. Vanuit de behoefte om ouders te ontmoeten die ook een kind verloren hebben, richtte Vermeijden een lotgenotengroep op: Rouwgesprekken.nl.
Nadat het artikel in deze krant verscheen ontving Vermeijden een stuk of dertig reacties. Dat waren mailtjes van lotgenoten die hun steun betuigden of hun eigen verhaal wilden delen, maar ook mensen die zich aanmeldden voor de groep.
Het duurde niet lang of de eerste bijeenkomst was een feit. Enige tijd verstreek en inmiddels bestaat er een tweede ouder-lotgenotengroep in Brielle,die begeleiding krijgt van Annette Hartlief. En binnenkort begint een derde groep aan de Kleiweg, waar de leiding in handen is van Marjan Dilven. Zij is deelnemer van het eerste uur van Vermeijden’s eigen groep.
Naast de gespreksgroepen verzorgt Vermeijden presentaties met een sterk persoonlijk karakter en doceert hij het vak “Afscheid nemen en rouwen” aan de Hogeschool Rotterdam.
Op verzoek spijkert de Rotterdammer ook de kennis bij van medewerkers die zich inzetten bij welzijnsinstellingen en organisaties. Zo geeft hij presentaties aan GGZ/BAVO Rotterdam over suïcide preventie met als titel: ‘Belangen van behandelaars en ouders met een een kind in de GGZ’

Dit artikel verscheen op 28 mei 2015 in het Rotterdams Dagblad.