De loempia’s van mama Hong

Trots op het verhaal dat gisteren in het Algemeen Dagblad verscheen!


DSC01757

De loempiakramen van Đông Tây zijn sinds 1986 niet meer weg te denken uit het Rotterdamse straatbeeld. De familie Nguyễn bracht de Vietnamese loempia naar Rotterdam. Met zoon Thuân aan het roer kunnen klanten hier binnenkort ook terecht voor authentiek Vietnamees streetfood. Geserveerd vanuit vernieuwde kramen!

Tekst en beeld: Karin Spillenaar-Koolen

“Ben je weleens in Vietnam geweest?”, vraagt Thuân Nguyên (36). Hij nam de leiding in het familiebedrijf in 2007 – na de beroerte van zijn vader – op zich. “Je ziet er overal kraampjes met streetfood. Mensen rijden op scootertjes door de drukke straten en halen onderweg een gerechtje op.” Hij neemt een hap van zijn Bánh mì, een Vietnamese baguette zoals-ie in Vietnam sinds de Franse kolonisatie bereid wordt; een krokante korst, weinig deeg en veel ruimte voor de heerlijke vulling van kip en rauwe groenten. “Zo maakten mijn moeder – mama Hong – het thuis voor ons. Ik dacht; waarom zouden wij het niet maken voor de Rotterdammers?”

Vermoedelijke geen slechte gok, want in Amerika en Australië is de Bánh mì populairder dan de loempia in Nederland. “In Nederland kon je het echter nergens kopen – wij reden er vroeger voor naar Frankrijk! Een mijl op zeven natuurlijk. Toen zijn we het zelf gaan maken.”

Niet alleen de Bánh mì, maar ook de lenterollen met kip of garnalen en de Vietnamese kipspiesjes zullen het menu straks verrijken. Nguyên: “In Nederland eet je dit in restaurants, in Vietnam gewoon aan de straatkant. Toen er steeds meer terugkerende reizigers aan de kramen op de Lijnbaan en de Korte Hoogstraat vroegen om gerechten die ze in Vietnam gegeten hadden, wist ik wat ons te doen stond.”

Met de boot uit Saigon

Hij zet daarmee een stap in een lange familiegeschiedenis. Het is de familie Nguyên die de loempia in de havenstad geïntroduceerd heeft, aldus de familie. “Thuân was 1 jaar oud toen wij de levensgevaarlijke boottocht vanuit Vietnam maakten”, vertelt Nguyễn Thị Hồng – ofwel, mama Hong. De familie vluchtte na de val van Saigon, voor het naoorlogse regime dat het leven van sympathisanten met Amerika onmogelijk maakte. Hong: “We kwamen in Nederland terecht; hartje winter, een vreemd land, een vreemde taal. Mijn man en ik konden geen vast werk vinden maar waren vastberaden hier een bestaan op te bouwen. Ik had in Vietnam ook al een eetkraampje gehad en zodoende besloten we om hier loempia’s aan de man te brengen.”

Het had wat voeten in de aarde om de Rotterdammer kennis te laten maken met die ‘exotische’ loempia. Maar de aanhouder wint en in 1986 kreeg de familie Nguyên twee standplaatsen, precies waar ze nu ook staan. Thuân Nguyên: “Daarna zijn alle Vietnamezen in Nederland elkaar na gaan doen – het liep immers als een trein – en 35 jaar lang serveren we nu loempia’s op straat. Maar er is zoveel meer!”

Nieuwe kraam

image003

De oranje kramen met de – volgens Nguyên – snack-achtige uitstraling passen niet meer bij het nieuwe concept. Ze worden nu omgebouwd; natuurlijke materialen en hopelijk een barretje met krukken als de gemeente akkoord gaat. “We hebben dubbele strandplaatsruimte gekregen en bouwen aan grotere kramen”, zegt Nguyên. “Die ruimte is hard nodig, want we bereiden de nieuwe gerechten ter plekke. Het is geen fast food meer – je bent echt even bezig. We krijgen er ook een kraam bij, aan de Karel Doormanstraat.” En, niet onbelangrijk, de kramen krijgen een nieuwe naam; ‘Mama Hong’, zal op de gevel prijken!

Kiezen voor Rotterdam

Het nieuwe concept past helemaal binnen de huidige foodtrends van authentiek multicultureel eten en weten wat je eet, stelt Nguyên. “Sommige mensen denken dat wij kant en klaar inkopen, maar alles komt uit onze eigen keuken in Berkel; van het deeg tot de sauzen. Dat was zo en dat blijft zo.”

Ook Rotterdam is gebaat bij Đông Tây 2.0, gelooft hij. “Veel van mijn vrienden gaan tegenwoordig liever naar Zoetermeer dan naar Rotterdam; gratis parkeren, dezelfde winkels, alles dicht op elkaar. De Rotterdamse binnenstad wordt minder druk. Geef mensen een reden om te kiezen voor Rotterdam! Dit is een taak van de gemeente, winkeliers en kleine ondernemers zoals wij. De meerwaarde van de stad zit ‘m in recreëren. Wij hopen daar met ons nieuwe concept aan bij te dragen.”

Overigens hoeven de ‘ouderwetse’ loempialiefhebbers zich geen zorgen te maken; die blijven ook gewoon op het menu!

Schoenen met een schoon geweten

Voor elk verkocht paar schoenen, gaat er een paar naar een kind dat ze nodig heeft. One for One®! “Amerikaans schoenenmerk TOMS doet dit al sinds 2006 en het wordt weleens tijd dat iedereen dat weet”, stelt Berry van den Assem, eigenaar van Van den Assem Schoenen. Met een reisgezelschap van TOMS reisde hij vijf dagen door Peru om schoenen uit te delen. “Iets kunnen geven aan kinderen die niets hebben, dat is zo bijzonder.”  

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
In opdracht van: berry! magazine (Van den Assem)

Toegegeven, hij was het al half vergeten toen het definitieve bericht in zijn mailbox verscheen, bekent Berry. Een jaartje voor de grote aftocht in december vorig jaar werd hij al gebeld door Toms Europe met de boodschap dat zij één van hun retailers mochten uitnodigen voor een giving trip. Een paar maanden later volgde het bericht; de keuze was op Van den Assem gevallen. Berry mocht afreizen naar Peru.

Spannend! 
“Zeker! Je hoort zoveel ellende over goede doelen. Goederen die niet aankomen, geld dat in verkeerde zakken belandt. In alle eerlijkheid, ik ben altijd een beetje sceptisch.”

Hoe verliep de reis?
“Ik was de enige retailer, de rest van de groep bestond uit medewerkers van TOMS. Een heel internationaal gezelschap. Je moet elkaar dan eerst een beetje leren kennen, maar dat ging heel snel. We kwamen zondagavond aan in Peru en maandagochtend gingen we keihard aan de slag! Het was echt vijf dagen lang hard werken.”

Wat deden jullie precies?
“We bezochten elke dag twee scholen, allemaal langs de kuststrook; van Lima omhoog en vervolgens naar het zuiden. Op sommige momenten deelden we tachtig paar schoenen uit, maar soms ook vierhonderd. Dit was afhankelijk van het aantal kinderen. Overal waar we kwamen, stonden kinderen van drie tot en met veertien jaar al keurig in een rij. De ene helft van onze groep hielp de kinderen met het passen van de schoenen, de rest rende heen en weer om de juiste maten te pakken.”


Hoe was het contact met de kinderen?

“Communiceren deed je in het Engels en een beetje in het Spaans: ‘Wat is je naam, wat is je maat, waar woon je, heb je broers of zusjes?’ Dat ging de ene keer beter dan de andere keer. Sommige kinderen keken echt naar je op en werden heel verlegen, maar andere juist niet! ‘Ga even een stukje rennen om te voelen hoe ze zitten’, zei ik tegen een jongen die net een paar schoenen had aangetrokken. Hij pakte mijn hand en zei: ‘Kom, gaan we samen rennen!’ Je hebt slechts vijf minuutjes contact, maar zoiets maakt het toch heel bijzonder. We speelden daarna ook altijd voetbal, op de nieuwe schoenen uiteraard. Sommige scholen maakten er echt een feest van, compleet met muziek en optredens.”

Konden kinderen nog kiezen uit verschillende soorten schoenen?
“Nee, we hadden één soort bij ons: een zwarte instapper, met een iets dikkere, rubberen zool, zodat-ie langer meegaat. Uniseks. Met een elastiek erin, zodat ze er makkelijker in- en uitstappen. De schoen moest steeds hetzelfde doel dienen; ze moeten ermee naar school kunnen lopen en ze moeten ermee kunnen rennen en spelen.”

Kon je echt ieder kind blij maken?
“Soms zat de goede maat er niet tussen, dan trok ik een kind een paar schoenen aan dat eigenlijk niet goed zat. Dat kon ik met mijn schoenenhart bijna niet verdragen…”

En dan?
“We gaven ze toch mee. Als je niets hebt en je krijgt iets, ben je met alles blij. Kinderen hebben altijd wel een broertje of zusje thuis die er op kan lopen. In de regio’s waar wij kwamen, gooien mensen niets weg. Ouders zeggen tegen hun kinderen: ‘Eerst je oude schoenen ‘opmaken’, dan pas je nieuwe aan.’ We gaven veel kinderen daarom een maat te groot mee. Helaas hebben we een hoop schrijnende dingen gezien. Kinderen liepen op blote voeten door het zand en stof, hadden kapotte voeten en waren weken niet in bad geweest. We vroegen bij de scholen steeds naar de stand van zaken.”

Vond je dat moeilijk?
“Als je dan een paar uur later in de aircobus zit en weer even later in een luxe hotel met volop eten en drinken, terwijl je weet dat er verderop iemand in een golfplatenhutje ligt, zonder deur… Ja, dat is hard. Aan het eind van de trip kwamen we in een gebied dat zeven jaar geleden is getroffen door een aardbeving. Die pijn was nog heel voelbaar. Mensen die noodgedwongen terug moesten naar een half ingestort huis, dat deed iets met me. Iedere avond evalueerden we met z’n allen de dag en onze indrukken. Dat was heel belangrijk; sommigen hadden die ontlading echt nodig om weer door te kunnen.”

In hoeverre kan goed schoeisel het leven van die kinderen verbeteren?
“Op tal van manieren. Normaal schoeisel draagt bij aan het bewandelen van hun weg; spelen en naar school lopen. Veel scholen stellen schoenen namelijk verplicht. Het is beter voor je rug en je voeten, je voorkomt infecties en je kunt leren voetballen. TOMS zijn ook goede schoenen; soepel en met een gedegen voetbed. Als dit paar versleten is, komt er hopelijk weer een nieuw paar aan.”

Wat droeg jij zelf?
“TOMS! We kregen allemaal twee paar TOMS. Het was geen verplichting om ze te dragen, maar dat deden we natuurlijk wel. Ook leuk voor de kinderen.”

Je zei dat je een beetje sceptisch was. Hoe denk je nu over dit project?
“TOMS is een groot Amerikaans merk dat wereldwijd schoenen verkoopt aan retailers. Voor ieder verkocht paar gaat er écht een tegenpaar naar kinderen in nood. Niet alleen tijdens de TOMS Giving Trips, maar het hele jaar door. Ik heb met eigen ogen de magazijnen vol met giving shoes gezien; netjes gesorteerd op maat, allemaal piekfijn georganiseerd. Voor mij was de impact van het One for One® principe toen duidelijk. TOMS zoekt altijd betrouwbare, lokale organisaties om mee samen te werken. Ik stond versteld van het aantal vrijwilligers dat zich inzet bij lokale organisaties. Bij ieder project ontmoetten we mensen die kookten, presentaties gaven en moeders die hielpen op school en op de opvang. Allemaal lokaal en… voor niets. Meehelpen aan het welzijn van anderen – heel inspirerend!”

Wat neem je mee uit deze reis?
“TOMS is een sterk en nog altijd groeiend bedrijf. Ik denk dat we met z’n allen steeds bewuster nadenken over zaken als mens en milieu. Juist met een sterke onderneming ben je in de gelegenheid iets terug te geven aan de wereld. Hoe mooi is dat?

Eens per jaar ga ik voor Van den Assem naar India. Daar helpen we mee aan projecten gericht op onderwijs. Tijdens die reizen ontmoet ik mensen die niets hebben en hun kinderen niet of nauwelijks naar school kunnen sturen, maar vaak zijn ze zo vrolijk, de vriendelijkheid zelve, altijd lachen. Wij klagen zoveel, we mopperen, het is nooit goed…

Ik zag een beetje op tegen de reis naar Peru, moet ik bekennen. Er ging ook heel veel papier- en regelwerk aan vooraf, alles om veiligheid en integriteit te garanderen, maar ik had het voor geen goud willen missen. We waren dag in dag uit gefocust op het goede doel; veel uitdelen en allemaal blije gezichten. Prachtig en dankbaar werk!” .

Wist u dat?

TOMS deelde in totaal 50 miljoen paar nieuwe schoenen uit

Dankzij de verkoop van TOMS zonnebrillen, kregen 360.000 mensen hun zicht terug

TOMS zet zich ook in voor gezond drinkwater en veilige geboorte via hun koffie en tassencollectie

TOMS is actief in zeventig landen

      

“Leerlingen hoeven bij mij niet stil te zitten”

Een 10 halen voor de landelijke kennistoets Wiskunde? Het lijkt onmogelijk maar Jozua van den Briel (Hogeschool van Amsterdam) en Johannes in ‘t Hol (Hogeschool Utrecht) deden het. Voor 10voordeleraar sprak ik de heren over de perfecte voorbereiding, gymend de stelling van Pythagoras oefenen én hun eerste geodriehoek!

Lees het interview hier.

Op naar het volgende station!

Schermafbeelding 2016-02-21 om 11.06.07Vergrijzing onder het personeel, de naderende uitstroom van een grote groep werknemers én uitbreiding van het metronetwerk met de Hoekse Lijn. Een zorgelijk vooruitzicht, vonden ze bij de RET. Om jong talent uit de regio aan te trekken biedt het Rotterdamse vervoersbedrijf sinds 2012 betaalde leerwerktrajecten aan. Leerlingen worden, onder leiding van een ervaren leermeester, klaargestoomd tot chauffeur, bestuurder of onderhoudsmonteur.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Shelley Trustfull
Verschenen in: Gers! #12

We zijn metrostation Hoogvliet voorbij gereden. De levensechte figuren op het perron hebben het nakijken. “Je was aan het glijden”, verklaart RET-leerling Ruwendley Martis (27). “Heb ik ook weleens gehad maar dan in het echt. Meld maar aan de reizigers – deze knop hier – dat we door weersomstandigheden zijn doorgereden.” Maar daar is al geen tijd meer voor. Een passagier trok aan de noodrem. Vechtpartij in wagen één!

We zitten in de metrosimulator van de RET op het Wilhelminaplein. Hier bevinden we ons in een volwaardige bestuurderscabine, met de banen en stations van het Rotterdamse metronetwerk levensecht weergegeven op grote schermen. De ‘passagier’ die zojuist aan de noodrem trok was leermeester Dennis Kirkpatrick (54), die in de naastgelegen ruimte de centrale dienst vertolkt. Met 25 dienstjaren bij de RET mag hij zich met recht een oude rot in het vak noemen. Sinds september 2015 begeleidt hij Ruwendley Martis, die niets liever wil dan metrobestuurder worden. Tot grote vreugde van het Rotterdamse vervoersbedrijf.

>> verder lezen!