Voor één dag Museumdirecteur

Vier Rotterdamse straten worden in de weekenden van 14 en 15 juni en 21 en 22 juni omgetoverd tot kleine musea voor het festival Museumstraat. Bewoners van gewone woonhuizen zijn voor één dag museumdirecteur. Voor Gers! ga ik in gesprek met projectleider Marcel Kollen en museumdirecteur-voor-één-dag Laura.

Tekst: Karin Koolen
Beeld: Fred Ernst
(Dit artikel is gepubliceerd in Gersmagazine #5.)

Negen musea reizen door Rotterdam en creëren tijdelijke tentoonstellingen bij mensen thuis. Gewone woningen van gewone mensen worden kleine musea; de bewoners voor één dag museumdirecteur. In samenwerking met het museum van hun keuze richten zij een tentoonstelling in, vaak met zeldzame en kostbare objecten uit de musea en eigen objecten. Op de grote dag leiden ze gasten rond in hun ‘museum’.

Dit jaar – alweer de derde editie! – worden de Hoogstraat (Centrum), Centraal Wonen Zevenkamp, de Middelharnisstraat (Pendrecht) en de Herman Bavinck Driehoek (de Esch) gedurende één dag getransformeerd tot Museumstraat. Het Maritiem Museum Rotterdam, Chabot Museum, Kunstuitleen Rotterdam, Belasting & Douane Museum, Museum Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam en Stadsmuseum Zoetermeer hebben hun deelname al toegezegd.

“Ons doel is om kunst naar de mensen te brengen, juist in wijken waar bewoners niet of weinig naar musea gaan”

Marcel Kollen is projectleider van het festival. “Ons doel is om kunst naar de mensen te brengen, juist in wijken waar bewoners niet of weinig naar musea gaan. We zoeken samen met bewonersverenigingen en woningcorporaties naar geschikte woningen – per straat zijn dat zo’n zeven tot tien huizen. Hierna koppelen we geïnteresseerde bewoners aan de musea om samen tot een mooie tentoonstelling te komen.”

Vorig jaar trok het festival twaalfhonderd bezoekers. Iedereen is welkom en de toegang is gratis.

“Ik had er stiekem wat eigen werk tussen gehangen!”

In de studentenkamer van Laura (1991) aan de Jacob Catstraat (Oude Noorden) zitten de spijkers nog in de muur. Op 1 juni vorig jaar was zij voor één dag Museumdirecteur, curator van haar eigen expositie. “Ik had eigenlijk nooit van Museumstraat gehoord. Ze kwamen aan de deur om bewoners te werven. Het waren leuke mensen en het was allemaal heel vrijblijvend.”

Laura, studente beeldende kunst aan de Willem de Koning Academie, hoefde niet lang na te denken. Haar keuze viel op de Kunstuitleen Rotterdam. Laura: “Ik kom zelf uit Zutphen en daar zijn weinig interessante musea. Vroeger haalden we soms wat van de Kunstuitleen. Dat vond ik altijd erg leuk.” Na urenlang snuffelen en neuzen in de grote collectie van de Kunstuitleen Rotterdam stelde zij een selectie samen. Met een beetje hulp, dat wel. “Ik heb mijn kamer als uitgangspunt genomen, echt elk stukje muur was gevuld. Precies zoals ik wilde. Ik had er stiekem ook wat eigen werk tussen gehangen. Het had me leuk geleken als ze dat niet door hadden gehad, maar aan het eind van de dag namen ze het gewoon mee.”

“De volgende dag lag er een liefdesbrief in de bus, van een Italiaanse jongen die hier was komen kijken”

De dag zelf werd een groot succes, mede dankzij het flyerwerk van Laura. Familie, medestudenten, maar ook buren, passanten en andere bezoekers bleken nieuwsgierig. “Ik had verwacht dat mensen alleen zouden kijken, maar ze wilden ook veel weten.” Het burencontact is sindsdien geïntensifieerd. “Hiervoor kende ik niemand, nu maken we praatjes. Ik ben me echt meer thuis gaan voelen in de buurt. Ik pas nu ook op het kindje van de buren.”

Laura kijkt met groot plezier terug op een bijzondere ervaring. Het heeft zelfs tot een romantisch avontuur geleid. “De volgende dag lag er een liefdesbrief in de bus, van een Italiaanse jongen die hier was komen kijken. Dat heeft nog wel een staartje gekregen!”

Strijd bij de ingang van de supermarkt: „Mevrouw, heeft u Marvel Super Helden?”

Met in elke hand een boodschappentas loop ik de Plus uit. „Mevrouw, heeft u Marvel Super Helden?”, vraagt een jongen met stekeltjeshaar vanachter het dranghekje zodra hij me in het vizier krijgt. De rest van de groep wacht gespannen af. Ik haal de twee zakjes die ik bij de kassa kreeg uit mijn tas.

„Jaaaaa! Mag ik ze, mevrouw?” De jongen met stekeltjeshaar is nu achter het hek vandaan gekomen en staat met puppyogen voor me. „Hee! Je moet achter het hek blijven jij!”, protesteert een jongen met spiderman op zijn T-shirt. Dan tegen mij: „Hij heeft er al heel veel gehad, en ik heb er nog geen één!” De andere jongens laten zich horen. „Ik ook niet!” „Maar ik ook niet, mevrouw!” „Mag ik ze alstublieft?” „Please! PLEEEEEASE!” Mijn oren tuiten van het geschreeuw en ik probeer de uitgestoken handen te negeren.

Wie ‘m als eerste heeft
Achter dit dranghek manifesteert zich het leven in alle facetten. Laatst drukte ik zo’n Marvel Super Held in de hand van een jongetje in de buitenste ring. Dat vond ik bij nader inzien toch te willekeurig. De vorige keer heb ik er één in de groep gegooid, maar gezien de knokpartij die zich toen voor mijn ogen afspeelde lijkt dat me nu geen goed idee. Bij ‘gooien’ geldt namelijk wie ‘m als eerste heeft. En daar valt in de praktijk altijd nog over te discussiëren.

Ik geef het laatste poppetje aan een jongen die me daarna zo verbaasd aankijkt dat ik twijfel of hij überhaupt meegeroepen heeft

Vandaag doe ik het anders. „Oké jongens, getal onder de tien.” In mijn hoofd neem ik het getal acht. Onmiddellijk beginnen de elf jongens getallen te schreeuwen, onderwijl proberend mijn aandacht te krijgen door op mijn jas te tikken. „Twee!” „Vier” „Ehh, zeven! Nee, drie! Drie!” „Negen!” „Acht!” Ik geef de jongen met het spiderman T-shirt de Marvel en snel stopt hij hem in zijn buideltasje.

Vragen is zinloos
Oké, nu voor Marvel twee. Ik neem het getal vier in mijn hoofd. Weer een oorverdovend geschreeuw, nog strijdlustiger dan daarnet – het is immers de laatste. Volgende keer doe ik dit anders, neem ik me voor. Dan laat ik de jongens omstebeurt een getal noemen. Allejezus. De straatkrantverkoopster naast ons heeft haar handen inmiddels voor haar oren. „Eén!” „Twee” „ Drie!” „Vier!” Ja, ik hoorde vier, ik heb alleen geen idee wie dat zei. Vragen lijkt me zinloos. Ik geef het laatste poppetje aan een jongen die me daarna zo verbaasd aankijkt dat ik twijfel of hij überhaupt meegeroepen heeft. Snel maak ik me uit de voeten.

„Wat was het nou?”, roept één van de jongens me na. „Vier”, zeg ik. „Maar die zei ik!” „Ja, ik ook!” Verontwaardigde gezichten kijken me aan. Het duurt gelukkig niet lang, want er komt alweer een nieuw slachtoffer de Plus uitzetten. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. „Mevrouw, heeft u Marvel Super Helden?”

De lotgenotengroep voor ouders die een kind verloren: In gesprek met Willem Vermeijden

Zes maanden geleden verscheen mijn interview met Willem Vermeijden (54) in het Rotterdams Dagblad. Zijn dochter Merel had zichzelf op 23-jarige leeftijd van haar leven beroofd. Vanuit de behoefte om ouders te ontmoeten die ook een kind verloren hebben, richtte Willem een lotgenotengroep op. Hoe gaat het nu met Willem, bijna twee jaar na de zwartste dag uit zijn leven? En hoe staat het met de lotgenotengroep?

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Foto linksboven: Liesbeth Buijs

Als ik iets geleerd heb van het verhaal van Willem is het wel dat het verdriet en de achtbaan van emoties na het verlies van je kind onvoorstelbaar is voor mensen die dit niet hebben meegemaakt. Misschien juist daarom is lotgenotencontact zo ontzettend belangrijk. Vanuit die gedachte en behoefte is de lotgenotengroep – voor ouders die een kind verloren – ontstaan.

Verse bloemen en een kaarsje
De huiskamer in Rotterdam-Crooswijk is nog even gezellig als een paar maanden geleden. Houten meubels op een robuuste houten vloer. Overal staan planten. Het interieur typeert de heer des huizes: warm, gastvrij en vol leven. Aan de muur hangen posters van Ierland – het land waar Willem zijn hart aan verloor en waar hij vaak heen ging met Merel. Een wand in de kamer is gereserveerd voor de platencollectie. In de boekenkast staat een groot aantal boeken over rouw en kindverlies. Op de ‘kast’ van Merel, in de hoek van de kamer, staan foto’s en persoonlijke bezittingen van het meisje. Willem voorziet het hoekje regelmatig van verse bloemen. Er brandt altijd een kaarsje. Terwijl Willem in de keuken een glas wijn voor ons inschenkt, neem ik plaats aan de bekende ronde tafel centraal in de huiskamer. Die staat tegenwoordig standaard in uitgeschoven stand voor de groepsbijeenkomsten die hier om de week op donderdag plaatsvinden.

Nadat het artikel in het Rotterdams Dagblad verscheen ontving Willem zo’n dertig reacties. Mailtjes van lotgenoten die hun steun betuigden of hun eigen verhaal wilden delen, maar ook mensen die zich aanmeldden voor de groep. Een artikel in het NRC (in het kader van de serie Het Nabestaan) veroorzaakte een nieuwe golf aanmeldingen. Het duurde niet lang of de eerste bijeenkomst was een feit.

„Wij als ouders moeten verder. Dat is waar het in de groep om draait”

Bijna alleen vrouwen
Inmiddels bestaat de groep uit twaalf deelnemers. Echter zijn ze niet allemaal bij elke bijeenkomst aanwezig. Willem: „Soms komen er vijf mensen, een andere keer elf. Daar is iedereen vrij in. Soms melden mensen zich af als ze niet kunnen of willen komen, anderen doen dat niet. Alles is goed.” In de groep zit één echtpaar; de andere tien deelnemers – allemaal vrouwen – komen alleen. Bijna alle ouders hebben een kind verloren door zelfdoding. Twee ouders verloren hun kind bij een ongeval. Hoewel dit statistisch gezien verklaarbaar is, benadrukt Willem dat de oorzaak van overlijden niet het belangrijkste is en al helemaal geen criterium voor deelname aan de groep. „Wij als ouders moeten verder. Dat is waar het in de groep om draait. Wat wij ontmoeten in dit proces.”

Het idee om te werken met thema’s uit films en boeken, als ware een vehikel om met elkaar in gesprek te komen, is losgelaten. Wat blijkt: als lotgenoten bij elkaar komen ontstaat er verbinding en saamhorigheid, (h)erkenning en daarmee openheid en dialoog. „Als ik in de keuken koffie zet en ik kom daarmee naar de woonkamer, val ik altijd middenin een gesprek. Dat ontstaat gewoon”, vertelt Willem. „We komen vaak niet toe aan een tweede kopje koffie, zo intensief zijn we met elkaar in gesprek.”

Lachen en huilen
Heeft de groep gebracht waar Willem op hoopte? „Misschien nog wel meer dan dat”, zegt Willem. „Er wordt gelachen en gehuild, maar bovenal gepraat over onze kinderen en over ons zelf – hoe we verder gaan als achtergebleven ouders. Er hoeft niets uitgelegd te worden en zelden wordt er gezegd wat iemand ‘moet’ doen. Er is veel respect voor ieders eigen weg die hij of zij te gaan heeft. Elkaar daarbij tot steun zijn, daar gaat het om. Juist door het niet-therapeutische karakter komen mensen bij hun eigen wijsheid.”

„Ik vind het leven bijzonder, verwonder me vaak. Dan moet ik accepteren dat het overlijden van Merel daar dus ook bij hoort, hoe verschrikkelijk ook”

Het verlies van Merel blijft onwerkelijk. Willem: „Soms denk ik, is dit nu echt gebeurd, in mijn leven? En dan vind ik het ongelooflijk dat ik hier nog gewoon zit. Als iemand me tien jaar geleden had verteld dat dit zou gebeuren had ik gezegd; dan hoeft het voor mij ook niet meer. Maar ik vind het leven bijzonder, ik verwonder mij vaak, en dan moet ik accepteren dat het overlijden van Merel daar dus ook bij hoort. Hoe aan de rand en verschrikkelijk ook. Accepteren is in dit geval buigen.”

Al eerder beschreef Willem de twee stromingen in zijn wereld na het overlijden van zijn dochter. Enerzijds een stroming van verdriet, pijn en verscheurdheid; een ander van opbouw en weer kunnen genieten van kleine dingen, zoals muziek. Bijzonder in deze context zijn de huiskamerconcerten, waarvan er inmiddels drie plaatsgevonden hebben in Willems woonkamer. De intieme concerten, vaak een singer-songwriter, worden bijgewoond door familie en vrienden. Voor Willem staat het in het teken van Merels overlijden. „Muziek als troost, maar ook als teken van leven en verder gaan: nieuwe dingen organiseren.”

Een optreden van Johan Borger tijdens het eerste  huiskamerconcert op 6 april 2013
Een optreden van Johan Borger tijdens het eerste huiskamerconcert op 6 april 2013

Brief
Naar aanleiding van het artikel in NRC werd Willem benaderd door Jolien van der Kooij met de vraag of hij een brief wilde schrijven voor het boek ‘Leven met zelfdoding’. In dit boek schrijven zestig mannen en vrouwen – die in het verleden met zelfdoding in hun directe omgeving te maken hebben gehad – een brief aan een voor hen onbekende lotgenoot. Willems bijdrage verschijnt aanstaande donderdag in de bundel. >> lees meer

„Het zou mooi zijn als elders in het land ook lotgenotengroepen met dezelfde doelgroep en formule zouden ontstaan”

Gezien de reacties en aanvragen van mensen van ver buiten Rotterdam, lijkt het Willem een goed idee als elders in het land ook lotgenotengroepen met dezelfde doelgroep en formule zouden ontstaan. Hij ziet zichzelf dan als een ‘ankerfiguur’, bij wie ouders zich kunnen melden om een lotgenotengroep te starten. „We zouden dan een weekend bij elkaar kunnen komen, zaterdag groep houden en zondag bespreken wat er voor nodig is om een dergelijke groep te beginnen. Contact houden met elkaar en elkaar ondersteunen, bijvoorbeeld door regelmatig intervisiebijeenkomsten te organiseren.”

Een oproep dus, van de initiatiefnemer die zelf nog lang niet aan stoppen denkt. Willem: „Als ik met activiteiten bezig ben die met rouw te maken hebben, dan klopt het met mijn realiteit waarin ik nu leef. Dan ervaar ik op momenten dat het verlies van Merel meer eigen wordt, met mij integreert.”

5 juni as houdt Willem een presentatie in Humanitas Rouwcafé, waarin hij zal vertellen over zijn leven na de dood van Merel.

Openingsdia van Willems presentatie

Rotterdamse roedel neemt Schouwburgtoneel over

Tachtig ‘gewone’ stadsgenoten uit Zuid nemen het podium van de Rotterdamse Schouwburg vrijdag en zaterdag over. Nou ja, even dan. Als roedel doorkruisen ze tijdens het project De Oversteek van Adelheid Roosen de voorstelling ‘Dantons Dood’ van Toneelgroep Amsterdam. “We trainen iedereen om zichzelf te zijn.”

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen | Foto’s: Ruben Hamelink
(Verschenen op: Vers Beton)

In de kleine zaal van de Rotterdamse Schouwburg liggen vijftig mensen op de grond. De Chinese Jian (60) zit als enige in kleermakerszit op zijn slaapmatje. In zijn gestreepte pyjama slaat hij het bonte gezelschap glimlachend gade.
De 16-jarige Mohammet draagt een djellaba en ligt naast Joni (24), met rossig haar en onstuimige energie.
“Mag ik echt alles doen wat ik normaal ook doe voor het slapengaan?”, vraagt ze.
Na een bevestigend antwoord van Melih buigt Joni zich in haar favoriete yogahouding: de opwaartse boog.
Bij gebrek aan een kussen heeft een gesluierde vrouw van eind veertig haar hoofd op de borst van haar buurman gelegd. Een ontspannen tafereel, terwijl ze elkaar toevoegen op Facebook.
Melih Gencboyaci van theatergezelschap Zina klapt verrukt in zijn handen.
“Heel goed! Jullie maken me echt blij, lieve mensen!”
Hij is bijna tevreden.
“De volgende keer wil ik nog nét ietsje meer energie zien.” Elly (70) doet door een gekneusde rib vandaag niet mee met de repetitie. Ze schudt lachend haar hoofd. “Doe eens niet zo enthousiast jij, joh. Ik word al moe als ik naar je kijk.”

Zachte revolutie

Deze mensen, waarvan het merendeel zelden tot nooit in het theater komt, steken straks letterlijk het podium over tijdens ‘Dantons Dood’; een voorstelling van Johan Simons over de Franse revolutie, met acteurs als Hans Kesting, Gijs Scholten van Aschat en Halina Reijn. Brein achter De Oversteek is Adelheid Roosen; theatermaker, ‘wijkrevolutionair’ en artistiek leider van theaterplatform Zina. In Amsterdam en Den Bosch stak zij al eerder over. Nu is Rotterdam aan de beurt.

Met De Oversteek wil Roosen een brug slaan tussen de Nederlandse stadsschouwburgen en de mensen op straat. Doel: de schouwburg een thuis maken voor álle Rotterdammers. Want waar de schouwburg voor de één een tweede thuis is, is het voor een ander een imponerend gebouw met een torenhoge drempel. Het idee ontstond toen enkele jaren terug een storm van kritiek over de culturele sector raasde. “We kregen het verwijt dat we met onze rug naar het publiek stonden en met onze portemonnees naar Den Haag. Dat vond ik zeer onterecht, dus die handschoen wilde ik wel oppakken. Schouwburgen zijn tenslotte overheidsgebouwen. Ik was wel benieuwd hoe open die overheid zelf is”, zegt Roosen in een interview met De Correspondent.

Kim Zonneveld en Kyra Bououargane zijn vanuit theatergezelschap Zina afgezanten voor De Oversteek in Rotterdam. Zonneveld: “Om te onderzoeken in hoeverre openbare gebouwen ook echt openbaar zijn, willen wij met een grote groep – letterlijk – een gebouw binnenlopen terwijl het in functie is. In dit geval: terwijl er iets op het podium gaande is.” De Oversteek lijkt uiteindelijk geknipt voor ‘Dantons Dood’, vindt Zonneveld. “‘Dantons Dood’ is onder andere een stuk over de Franse revolutie, over de opstand van een volk. Wij maken eigenlijk een zachte contrarevolutie.”

Verborgen kennis

Van de tachtig Rotterdammers die De Oversteek gaan maken, zijn er vandaag vijftig aanwezig bij de repetitie. Tijdens de voorstellingen steken er honderd over, waarvan twintig uit de ‘kerngroep’; een kleine groep deelnemers die in álle zeven steden mee oversteekt en hun eigen taken hebben binnen de voorstelling. De rest komt uit Katendrecht, de Afrikaanderwijk en andere delen van Feijenoord en Charlois. Voor hen betekent De Oversteek in de eerste plaats een oversteek over de Maas. Een enkeling komt uit Blijdorp of West.
In de nacht van 14 op 15 maart blijft de groep slapen op het toneel in de schouwburg. ’s Morgens is er een gezamenlijk ontbijt met alle medewerkers van de schouwburg en geïnteresseerde omwonenden. Ontmoeting en verbinding tussen mensen uit verschillende culturen, wijken en sociale klassen – al jaren de rode draad in Adelheids theaterwerk – lijken ook hier weer centraal te staan.
Uniek voor De Oversteek in Rotterdam is de Markt van Verborgen Kennis. Vanuit de gedachte dat veel (vak)kennis in rap tempo uit onze dagelijkse beleving verdwijnt, worden de deelnemers aan De Oversteek uitgenodigd om die kennis te delen. Zo zal Elly alles kunnen vertellen over breien en haken, geeft Bep uitleg over het zelf maken van jam en chutney en heeft Heico het antwoord op veel van je klusvragen.

Roedel uit Rotterdam-Zuid

“Kyra en ik hebben alle roedelleden opgezocht, ontmoet en leren kennen”, zegt Kim Zonneveld. “In september zijn we voor het eerst met onze fiets de wijken ingegaan, vooral Katendrecht en de Afrikaanderwijk. We hebben aangebeld bij mensen, maar ook bij organisaties en buurtinitiatieven. Wij komen allebei niet uit Rotterdam en kenden Zuid helemaal niet. Door heel vaak door een wijk te lopen en fietsen, leer je de buurt en de mensen wel kennen. Het contact word intensief en persoonlijk, je staat echt even middenin hun leven.  Het is dan zo mooi als ze ‘ja’ zeggen tegen De Oversteek.”

Hoe de feitelijke Oversteek er in de voorstelling precies uit gaat zien, houden Zonneveld en Bououargane liever even stil. Bououargane: “Dat is niet om flauw te doen, maar het is zonde als het publiek al precies weet wat er gaat komen.” Op een gegeven moment in de voorstelling betreedt de roedel het toneel. Deze beweging moet goed voorbereid worden. Hoewel het makkelijk oogt, is de uitvoering precisiewerk. “We nemen het startsein door en oefenen de looproute op het podium, maar verder moeten mensen vooral zichzelf zijn”, legt Bououargane uit. “Tijdens de repetities zijn we ook bezig om elkaar te leren kennen en vertrouwd te raken met de schouwburg, dat is immers ons ‘huis’. We komen vijf keer bij elkaar voordat we hier echt gaan slapen.”

Nieuwsgierig allegaartje

Het gezelschap is divers, multicultureel en een ‘allegaartje’. Toch hebben de mensen veel gemeen. Ze zijn nieuwsgierig, in voor iets nieuws en allemaal op een eigen manier sociaal en maatschappelijk betrokken. Tijdens de repetitie worden er speeddates gehouden. De vraag die ieder moet beantwoorden is: ‘Wat is revolutie in jouw leven?’
Kyra Bououargane: “We zoeken naar ieders kracht en verborgen talenten. Iedereen wordt getraind om zichzelf te zijn.” Waarom doen mensen mee? Niet in de laatste plaats door het aanstekelijke en oprechte enthousiasme en de gedrevenheid van Zonneveld en Bououargane, zo blijkt in de gesprekken met de deelnemers. “Mensen hebben verschillende drijfveren, die je van tevoren niet zelf wilt invullen”, zegt Zonneveld. “Bijvoorbeeld nieuwsgierigheid, nieuwe mensen willen ontmoeten, het theater leren kennen of gewoon het avontuur. Dat snap ik wel. Vroeger wilde ik altijd in Ikea of Hema blijven slapen.”

Samen tanden poetsen

Bououargane: “Samen tanden poetsen en in pyjama door de gang lopen en ontbijten, is al zo bijzonder en direct al gezellig, intiem en verbindend. Slapen onder de lampen van het toneel van de grote zaal van de Schouwburg, het is op zoveel manieren zo ontzettend leuk. We noemen het een zachte revolutie, maar het snijdt ook echt hout. Zodra je ruimte creëert om een ontmoeting te laten plaatsvinden, gebeurt er veel.”

Melih sluit de repetitie bijna af. Met jas en tas staat de groep op het podium. “Jullie zijn fantastische talenten in oversteken. Eén ding, nog één belangrijk ding: NIET naar de grond kijken, want dan verlies ik je.” Nog een laatste keer. “En trek volgende keer allemaal schoenen aan die geen geluid maken.”


“De interesse in theater is aan het groeien”

Rob van der Rest (67):“Mijn leven lang woon ik al op Zuid. Ik ben projectleider van Buurtpreventie ‘Burgerblauw’ in de Tarwewijk. Op een dag zijn we benaderd door Kim en Kyra. Die liepen een avondje met ons mee en waren op zoek naar mensen die mee wilden doen met de Oversteek. Tja, als projectleider kon ik niet achterblijven. Mijn vrouw zei ook: ‘Ga jij maar een nachtje naar de Schouwburg, dan slaap ik ook eens lekker zonder dat gesnurk van jou!’ Ik ben één keer eerder in de Schouwburg geweest. Dat was bij ‘Dorus’, van Tom Manders. Voor de rest heb ik eigenlijk niks met theater. Onze interesse ligt er gewoon niet. Ik weet niet of dat gaat veranderen, misschien na de voorstelling, maar mijn echtgenote is ook niet zo van de Schouwburg. We gaan liever naar een concert of zo.
Een tijdje terug deed het Rotterdams Wijktheater ‘Charlois Aan Het Water’. Dat startte in het gebouw van de bewonersorganisatie. Wij van Burgerblauw begeleidden de mensen over de Brielselaan. Toen zijn we zelf ook gaan kijken natuurlijk, en dat was eigenlijk heel grappig. De interesse is aan het groeien, vandaar ook dat ik mee doe.
Ik heb er ontzettend veel zin in. Het is toch leuk, dat het toneelstuk op de helft is en dat je ineens met zoveel mensen naar binnen stormt. Men weet dat er iets komt, maar niet wat en wanneer. Ik ben ook heel benieuwd hoe het overnachten zal zijn. Je moet dat soort dingen eens meegemaakt hebben. Het is ook een hechte groep geworden. Ik vind het fijn dat men respect heeft voor elkaar, met alle verschillende talenten van de ander. Niemand steekt zijn kop boven het maaiveld, niemand is zo van: ‘kijk mij es’!”

35-rob-van-der-rest-8785-900x1348Rob van der Rest

“Ik dacht; als ik het niet doe, wie dan?”

Sukran Bostancı (49):“Laatst kreeg ik een mailtje van een ex-collega. Ik woon in de Afrikaanderwijk en werk bij Samenspel op Maat, waar kinderen tussen 1,5 en 2,5 jaar leren spelen met anderen als voorbereiding op de peuterspeelzaal. Die ex-collega had iets gehoord over De Oversteek en dacht dat het iets voor mij kon zijn. Het balletje ging rollen nadat ik contact opnam met de organisatie en we in gesprek gingen.
Het project sprak me erg aan, want ik ben echt een cultureel en sociaal type. Ik dacht; als ik het niet doe, wie dan? Iemand moet de voortrekker zijn. Daarbij wil ik graag een voorbeeld zijn, een motivatie voor andere mensen.
Theater en toneel prikkelen me, dat is natuurlijk ook een reden om mee te doen. Naar voorstellingen en concerten ga ik graag, ik houd ook van ballet. Pas geleden heb ik ‘Swan Lake On Ice’ nog gezien. Prachtig, echt prachtig! Ik wil ook nog graag eens naar een opera. En ik houd van Turkse muziek. Eigenlijk zit ik overal; theater Zuidplein, Luxor, De Doelen, nu dus hier. Overal waar een beetje leven is.
Zal het straks uitverkocht zijn, hoe vol zit de zaal, wat vinden mensen ervan? Het slapen zelf is voor mij een beetje dubbel, dat is niet echt mijn ding – hoewel ik heel makkelijk ben. Het stuk waarin we ons moeten omkleden, is toch wel apart, voor mijn cultuur en geloof.
De groep is echt een kleine familie geworden, iedereen heeft wel ergens en met iemand een klik. Het is telkens: “Hee zus, abla, tante.” We zijn allemaal mensen die iets moois willen doen, sociaal zijn. We zoeken elkaar op.”

22-sukran-bostanci-8711-900x1348Sukran Bostanci

 “Maar eens zien of ik talent heb”

Howard Gemerts (49): “Nog nooit was ik in de Schouwburg geweest. Ik wist dat het er zat, maar ging nooit naar binnen. En hier ben ik dan. Het is net een doolhof.
Sinds september werk ik als vrijwilliger bij de Proeftuin, in Feijenoord. Zelf woon ik in Bloemhof. Ik geef bij de Proeftuin Nederlandse les aan Marokkaanse buurtvaders. Binnenkort begin ik met een cursus computerles. Ik ben ICT’er maar nu in between jobs. Ik maak mezelf graag nuttig.
Kim verscheen op een goede dag bij de Proeftuin, dolenthousiast, en ze vroeg aan paar medewerkers en aan mij of we zin hadden om mee te doen met De Oversteek. Het leek mij wel wat, ik heb zoiets nog nooit gedaan en ben altijd wel in voor iets nieuws. Het leek me een leuke uitdaging. Ik ben eigenlijk niet van het plannen, ik stort me er gewoon op en dan zie ik wel waar het uitkomt. Zo sta ik in het leven.
Ik ben wel eens naar voorstelling van Freek de Jonge geweest en naar stand up comedy, zoals ‘Raymann is laat’. Maar echt theater, nee, nog nooit. Misschien dat ik er wel meer in ga doen, als bijrol of zo. Eerst maar eens zien of ik talent heb. Ach, het is gewoon iets leuks om aan mee te doen.
Het leukste aan De Oversteek vind ik dat we het podium opkomen en daar kunnen overnachten. Ik heb al met de technici gesproken over een feestje. Nemen we allemaal wat lekkers mee in koffer, leuke muziek, paar biertjes. We maken er een memorabele avond en nacht van. Maar wel alles netjes achterlaten!”

25-howard-gemerts-8715-900x1348Howard Gemerts

Het Exodushuis: van tralies naar Superkubus

Eén van de twee Superkubussen, onderdeel van de beroemde kubuswoningen van architect Piet Blom, biedt na dertig jaar van overwegend leegstand sinds juli 2013 onderkomen aan een Exodushuis. Onder begeleiding van Stichting Exodus Rotterdam werken hier twintig (ex)gedetineerden in de laatste fase van hun detentie aan een leven terug in de maatschappij. Al in 2006 protesteerden omwonenden tegen de komst van deze groep in hun ‘Blaakse Bos’. Tevergeefs. En dat is maar goed, want het Exodushuis blijkt een groot succes.

Tekst: Karin Spillenaar-Koolen
Foto’s: Geertje van Achterberg
(Verschenen op: Vers Beton)

“Kom binnen!” Gino houdt de deur naar zijn kamer uitnodigend voor ons open. Uit de speaker klinkt R&B en reggae . Gino draagt een strakke witte muts om zijn dreadlocks bij elkaar te houden. Een gouden tand schittert achter zijn vriendelijke lach. Hij is blij met zijn kamer, die hij te danken heeft aan de duur van zijn verblijf in het Exodushuis, maar ook aan zijn positieve inzet tijdens het programma. De kamer is niet heel groot, maar doet ruimer aan dankzij de schuin weglopende wanden. Naast zijn bed staat een prikbord waarop foto’s van dierbaren en andere persoonlijke spulletjes hangen. Gino woont al acht maanden in het Exodushuis. Een bewuste keus. Na een periode van detentie had hij hulp nodig om zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij wilde geen beroep doen op zijn familie. Over twee maanden stroomt hij uit, naar een eigen woning en een echte baan. “Ja, daar kijk ik ontzettend naar uit.”

Structuur, regelmaat en discipline
Terugkeer in de maatschappij is vaak moeilijk na een periode van detentie. Eenzaamheid en oude patronen liggen al snel op de loer. Stichting Exodus begeleidt bewoners in een tijdsbestek van acht tot tien maanden naar een leven terug in de maatschappij. Dit om hen een kans te bieden op een volwaardig bestaan, maar ook om het risico op recidive te verkleinen. Een woning, werk, een gezond sociaal netwerk en zingeving zijn de pijlers van begeleiding. De bewoners krijgen ondersteuning bij het oplossen van eventuele schulden en het aanleren van praktische en sociale vaardigheden waarmee ze straks op eigen benen kunnen staan.

Voor niets gaat de zon op. De bewoners mogen zich weliswaar vrij bewegen binnen en buiten het Exodushuis, maar zijn wel gebonden aan regels. Die bieden structuur, regelmaat en discipline. Precies wat de doelgroep nodig heeft om weer grip op het leven te krijgen. Alcohol en drugs zijn streng verboden en bewoners kunnen rekenen op blaastesten en urinecontroles. Om 23.00 uur luidt de avondklok. Deelname aan groepsactiviteiten, zoals twee avonden per week een gezamenlijke maaltijd, is verplicht. De begeleiding heeft volledig zicht op de agenda van de bewoners en beheert hun inkomen. Van iedereen wordt verwacht dat ze, indien mogelijk, 26 uur per week besteden aan (vrijwilligers)werk of studie.

Motivatie
Lastig? Al die verplichtingen en regels, het constant moeten werken aan jezelf en je toekomst? Onderzoek (2006) toont aan dat ruim een derde van de bewoners die bij (landelijk) Exodus worden begeleid, het programma succesvol afrondt. Hoewel er jaarlijks een stijging te zien is in succesvolle uitstroom, is dit niet voor iedereen haalbaar. Het proces loopt spaak door bijvoorbeeld drugsgebruik of persoonlijke problemen. Oud-bewoner Rob (43) heeft het programma met succes doorlopen. “Zolang je maar niet vergeet waarom je hier zit, waar je het allemaal voor doet – in mijn geval was dat een normaal leven. Daar kies je zelf voor.” Lara van der Well, manager van Stichting Exodus Rotterdam, benadrukt het belang van motivatie voor de slagingskansen. “De aanmeld- en intakeprocedure is heel serieus. Iemand moet echt gemotiveerd zijn voor ons programma om ervoor in aanmerking te komen. Eenmaal geplaatst is de begeleiding intensief en moeten bewoners zich aan regels en afspraken houden. Gebeurt dit niet, dan gaan we in gesprek en proberen we zoveel mogelijk nieuw, gezond gedrag te stimuleren. In geval van een delict wordt het natuurlijk een zaak van justitie.” Bij Exodus worden mensen niet veroordeeld op basis van hun verleden, maar wel aangesproken op de keuzes die ze nu maken, en de verantwoordelijkheden die ze hebben. Lara: “Openheid, transparantie en vertrouwen zijn hierin essentieel.”

Rob en Anya
Rob en Anya (27) zijn oud-bewoners van het Exodushuis, dat voor de verhuizing op de Westzeedijk zat. Allebei werken ze hier nu als vrijwilliger. Anya zit achter de balie. Rob is actief als klusjesman. Rob is blij dat hij zijn handen uit de mouwen kan steken, vertelt hij terwijl hij een deurdranger opnieuw afstelt. Een paar dagen per week werkt hij in het Exodushuis en andere dagen staat hij als vrijwilliger achter de bar in een verzorgingstehuis. Hij zou graag een ‘echte’ baan willen, maar ziet de toekomst somber in. Persoonlijke problematiek, het ontbreken van scholing en werkervaring en de huidige marktsituatie maakt het vinden van werk voor deze doelgroep een lang en moeizaam proces, vertelt Lara. Rob zit wekelijks met zijn begeleider om tafel, maar vooralsnog lukt het niet om een werkervaringsplaats voor hem te vinden. Desondanks is hij blij dat hij de rust in zijn leven heeft teruggevonden en het ‘rechte pad’ bewandelt. Maakt zijn geschiedenis in detentie het lastiger om werk te vinden? Rob lacht. “Nee hoor, in de bouw maakt niemand zich daar druk om!”

Not in my backyard!
Omwonenden waren in eerste instantie weinig enthousiast met het vooruitzicht van een woongroep voor (ex)gedetineerden in hun ‘Blaakse Bos’. Het plan om het Exodushuis hier te vestigen lag er al in 2006, maar door jarenlang procederen van omwonenden, die vreesden voor de veiligheid en verkoopwaarde van hun huis, is de uitvoering vertraagd. Lara: “Mensen zien een onderkomen voor deze doelgroep toch nog het liefst op een parkeerterrein ergens buiten de stad, terwijl er juist veel meer kennis en beleid komt dat aantoont dat we in de normale samenleving moeten zitten. Gelukkig ziet de politiek wel in dat het belangrijk is om dit project te vestigen in een buurt middenin de samenleving.” De relatie met de buurt lijkt in korte tijd al erg verbeterd te zijn. “Als mensen eenmaal langskomen en zien wat wij doen, neemt de weerstand af”, zegt Lara. “Maar er zijn ook nog een paar mensen die ons geen blik waardig gunnen. Dat houd je altijd.”

Lara gelooft dat de woongroep uiteindelijk bij kan dragen aan een betere leefbaarheid in de buurt. Bijvoorbeeld door de bemande balie van het Exodushuis, toezicht op de openbare ruimte en het tegengaan van leegstand. Een aantal bewoners is actief als klusjesman voor het Stayokay-hostel in de naastgelegen Superkubus, of voeren klusjes uit op de schepen in de haven. Een project met de Rotterdamse Bibliotheek gaat binnenkort van start. Binnenkort start een buurvrouw, gecertificeerd als mediator, met een training conflicthantering voor bewoners van het Exodushuis. Lara: “Dat zijn natuurlijk goede ontwikkelingen, en daar zijn we al ontzettend blij mee!”

. . .

“Zo heeft mijn vader ’t gewild!”
Sinds de voltooiing van het kubussencomplex van architect Piet Blom in 1982, was het lastig om voor de twee superkubussen een geschikte bestemming te vinden. Een donkere ruimte, groot en hoog, geen verbinding tussen de verdiepingen en al gauw snikheet. Niet de ideale omstandigheden voor de huidige doelgroep waar transparantie, sociale controle en het faciliteren van ontmoetingen tussen bewoners, belangrijke voorwaarden zijn voor het slagen van het programma. Dankzij slim puzzelwerk van architecten Maarten Polkamp en Sander van Schaik, die ook het Stayokay-hostel ontwierpen, is er nu een passende bestemming. Het leverde de architecten zelfs een nominatie op voor de Rotterdam Architectuurprijs 2013. Bij de opening van het Exodushuis was zoon Abel Blom, eveneens architect, zeer te spreken over het project. “Zo heeft mijn vader ’t gewild.”