Stoute schoenen in de Bijenkorf

Verliefd worden op een paar schoenen. Ik wist niet dat het kon. Maar vandaag ben ik halsoverkop mijn hart verloren aan een paar, eh, …schoenen!

Een rustige dinsdagmiddag. Nietsvermoedend loop ik over de schoenenafdeling van de Bijenkorf. Daar staan ze, fraai uitgestald op een tafel. Grijze sandaaltjes van Alexander McQueen. Prachtig leer, een hoge stiletto, subtiele reptielenlook. Mijn hart begint sneller te kloppen. Ik kijk naar het prijsstickertje op de onderkant van de zool en snel zet ik de schoen terug op tafel. Nog maar nauwelijks bekomen van de grote schrik winkel ik verder.

Als ik mezelf met mijn neus in het leer betrap, besluit ik dat het tijd is de stoute schoenen aan te trekken

De sandaaltjes blijven me roepen. Ik ben weerloos. Als ik mezelf met mijn neus in het leer betrap, besluit ik dat het tijd is om de stoute schoenen aan te trekken. Ik heb me altijd verbaasd over het feit dat zulke dure schoenen zonder meer te pakken en te passen zijn. Natuurlijk rent niemand op één schoen een warenhuis uit (hoewel…), maar toch. Ik pak een pantykousje uit mijn tas en trek de rechterschoen aan.

Assepoester. Zo voel ik me. Alsof het leer voor mijn voet gemaakt is. Ik drentel naar de spiegel en constateer: ik zie er fantastisch uit. De mooiste schoenen ever, perfect voor de rest van mijn leven. De situatie werkt op mijn lachspieren. Met mijn telefoon maak ik een paar foto’s in de spiegel en die stuur ik naar manlief Eric.

Hij: Leuk hoor! Zomers en mooi hakje
Ik: Beetje duur
Ik: Maar wel te gek <3 <3
Hij: Ach. Dat is het belangrijkst
Ik: Nou… haha
Ik: Ze kosten €420,-
Hij: Wow
Hij: Laatste schoenen dit jaar

Ik zet de schoenen terug. Ik moet bijkomen, afkoelen. In het restaurant pak ik een sapje en een broodje. Terwijl ik in de rij sta om af te rekenen struin ik op mijn iPhone schoenenwinkels af. Ze moeten toch ergens goedkoper kunnen? Niet dus. Ik ben zo in mijn eigen wereld verzeild dat ik niet eens door heb dat ik aan de beurt ben. Een kwartier later heb ik mijn broodje achter de kiezen en haast ik me terug naar de schoenenafdeling. Wil ik een goed afgewogen keuze maken moet ik ze toch minimaal allebei gepast hebben. Ik pak de rechterschoen van tafel en sluit aan bij de counter. Daar sta je dan, met een schoen van meer dan vierhonderd euro in je hand. In gedachten wordt er een rode loper voor me uitgelegd en word ik meegenomen naar een geheime paskamer waar champagne en oesters geserveerd worden.

Vierhonderdtwintig euro. Vierhonderdfuckingtwintig euro

„Kan ik u helpen?”
Geen rode loper, ook geen champagne. Wel een heel aardige verkoopster. Met nu ook een linkerschoen aan drentel ik weer naar de spiegel. Verbeeld ik het, of kijkt iedereen naar me? Weer die lachspieren. Het is toch ook van de zotte? „Ik vind ze fantastisch, ben er helemaal weg van”, vertel ik de verkoopster die dat allang gesignaleerd had. – nu even wijs en verstandig zijn, Karin! – „Maar ik denk er nog even over na”, hoor ik mezelf zeggen. De verkoopster belooft de schoenen tot morgenavond voor me achter te houden.

Vierhonderdtwintig euro. Vierhonderdfuckingtwintig euro. Voor vierhonderdtwintig euro kun je een weekendje weg. Voor vierhonderdtwintig euro koop je een mooie fauteuil voor de woonkamer. Kindjes in Afrika gaan er van naar school.

CINDERELLA_largeKarin de schoenenslijter. Karin die regelmatig met een hak tussen de stoeptegels blijft steken. Die eens in de zoveel tijd in een vlaag van opruimwoede een kwart garderobe naar de kringloop stuurt. ‘Het kan echt niet’, vertel ik mezelf. ‘Absurd, doe normaal!’ Maar anderzijds, het idee dat iemand anders straks met mijn mooie schoenen aan de haal gaat is onverteerbaar.

Ik ga er nog een nachtje over slapen…

Op zondag naar De Kuip!

Ik schaam me diep. Diep, diep, diep. Deze blog begint daarom met een schuldbekentenis. Ben je er klaar voor? Oké, komt ‘ie: Ik, Karin Koolen (sinds een paar jaar Spillenaar-Koolen), rasechte Rotterdammert, was nog nooit in De Kuip geweest. Nóóit! Ook niet tijdens een open dag. Zelfs niet voor een concert. En dan te bedenken dat de zondagen in huize Koolen van oudsher in het teken staan van voetbal. Mijn halve familie heeft een seizoenskaart voor Feyenoord. Mijn vader gaat weliswaar zelden naar het stadion, maar heeft altijd wel een abonnementje op een voetbalkanaal lopen. Mist geen wedstrijd!

En ik? Ach. Tot vandaag had ik niet met zekerheid durven zeggen dat Pelle bij Feyenoord speelt. Doet ‘ie trouwens, en goed ook! Tot vandaag was ik in de veronderstelling dat Zwolle vorige week landskampioen werd. Ik weet nog steeds niet precies wat buitenspel is.

‘Cambuur’ klinkt heel Afrikaans, maar blijkt dus gewoon Leeuwarden te zijn

Cambuur?!
Ietsje wijzer ben ik sinds vandaag. Of eigenlijk; er ging een wereld voor me open. Vandaag gingen Eric en ik namelijk naar De Kuip. Via via kregen we twee seizoenskaarten te leen. De wedstrijd: Feyenoord – Cambuur. Klinkt heel Afrikaans, maar – zo leerde ik vandaag – Cambuur blijkt dus gewoon Leeuwarden te zijn.

De middag begon voor mijn kledingkast. Rood en wit, dat was het uitgangspunt. Helaas heb ik vorig weekend mijn garderobe drastisch uitgedund (vier tjokvolle vuilniszakken gingen de deur uit) en viel er nog weinig te kiezen. In een zwart topje, rood bloesje en een spijkerbroek stapte ik uiteindelijk op de fiets.

Op de fiets ja, want als je naar sport gaat kijken moet je het toch minimaal opbrengen om jezelf enigszins sportief te verplaatsen. Na een uurtje fietsen – Bergse Bos, kralingse zoom, over de Van Brienenoordbrug – bereikten we De Kuip. Honderden keren ben ik er langs gereden. Mijn ex reed altijd stapvoets als Feyenoord een thuiswedstrijd speelde. Mooie geluiden! En hoewel ik nooit voetbal kijk, ben ik altijd blij als ik hoor dat Feyenoord gewonnen heeft. Het is en blijft je stadje hè? Ja toch, niet dan!?!

Newbies
We parkeren de fietsen en gaan op zoek naar de ingang. Er zijn er gelukkig maar 65. We kijken op ‘onze’ passen en sluiten aan in de rij voor ingang 18. Fout! Poortje gaat niet open. 18 blijkt het rijnummer van de stoelen te zijn. Wij moeten naar ingang 45, aan de andere kant van het stadion. Omlopen dus. Na nog één keer “jullie zitten verkeerd joh, je zit daar bovenin – dus hier teruglopen, dan naar buiten, daar de trappen op!” zitten we op de juiste stoelen.

Ken je dat gevoel van een berg beklimmen? Puffend kom je boven, opgelucht dat je er bent en dus niet meer verder hoeft te klimmen – vergeet je helemaal van het uitzicht te genieten. Had ik dus ook. Heel even. Maar daarna… goh, wat is zo’n stadion mooi! Wat een sfeer! Natuurlijk werd er gezongen. Uit volle borst. Overal rood en wit. Hier en daar een rookbommetje. Helemaal rechts van ons een vak met supporters van Cambuur; door de Feyenoordsupporters ‘de boeren’ genoemd. Je zit allemaal dicht op elkaar, met je knieën in de nek van de persoon voor je. Vast om het kameraadschap te versterken.

Feyenoord komt op. Geroffel op pauken en dan:

Hand in hand, kameraden,
hand in hand voor Feyenoord 1.
Geen woorden, maar daden, leve Feyenoord 1.

Vlak voor de aftrap klinkt het lied Super Feyenoord.

Bij elke goal – en dat waren er heel wat – klinkt een scheepshoorn en dan: “Laa lala la laalalalalala laa lala” (refrein van het nummer I will survive)

Helemaal rechts van ons een vak met supporters van Cambuur; ‘de boeren’

Klappen voor de tegenpartij
Ik snap het nu. Dat zingen, het roepen, het gejuich. Het gaat gewoon vanzelf. Feyenoord won de wedstrijd met 5-1 en de sfeer in het stadion was gezellig en uitbundig. Ik kan me alleen maar voorstellen hoe de sfeer is bij een ‘grotere’ wedstrijd, of bij het Nederlands elftal. Feyenoord staat natuurlijk bekend om zijn trouwe supportersschare die de club door dik en dun steunt en dat hebben we echt ervaren. Het was de laatste wedstrijd van trainer Ronald Koeman in De Kuip, en na de wedstrijd volgde een toespraak en een oorverdovend applaus.

Als newbie was ik soms geneigd om ook voor de ‘tegenpartij’ de klappen, bijvoorbeeld na een wissel – ik ben de beroerdste niet, maar dat bleek niet helemaal de bedoeling (waarom niet eigenlijk? Die jongens komen helemaal uit Friesland om hier een beetje uitgefloten te worden!). Wij zaten weliswaar in het familievak, maar sommige dingen kun je maar beter niet uitlokken. (:

“Seizoenskaart dan maar?”, oppert Eric na de wedstrijd als we een frietje eten. Mwa. Niet per se. Maar mocht zich nog eens een gelegenheid voordoen: dan gaan wij mee naar t’ stadion en zoeken een plaatsje in de zon.

IMG_0020

Vooruit, nog één liedje dan:

Schrijfsels van toen: Werken in het Wilde Westen van Australië (Dalwallinu)

Het is best leuk om af en toe oude blogs van jezelf terug te lezen. Niet alleen om te weten hoe het toen was, maar ook om te beseffen waar je nu bent. In de rubriek ‘schrijfsels van toen’: Werken in het Wilde Westen van Australie: Dalwallinu!

Het is juli 2007 en ik zit al bijna een jaar Down Under. Ik ben aanbeland in Dalwallinu, of zoals de Australiërs zeggen: ‘Dally’. Hier sta ik achter de bar in de lokale pub. De 600 inwoners van dit kleine dorpje in Western Australia houden er opmerkelijke gewoontes op na. Ik schreef een blog over mijn bijzondere tijd in Dally. Over zuipen, gokken en schapen scheren. Puppy’s, footies, farmers en truckers. Over droogte, stroomuitval en de jacht op kangoeroes. En kerstmis in juli.

Lezen?

“Heeft u misschien worteltaart?”

Ken je die mop over dat konijn dat bij de bakker komt en vraagt of de beste man worteltjestaart heeft? Nee? Blijf lezen, ik vertel ‘m je zo. Afgelopen weekend vierde mijn moeder haar verjaardag. Voor deze gelegenheid maakte ik worteltaart. From scratch. Het recept wil ik vandaag met jullie delen. Het is tenslotte bijna Pasen!

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het recept voor een groot deel ‘gejat’ is van yellow lemon tree blog. Wel met een eigen touch! :)

De ingrediënten
Voor de taart
700 gram wortelen
220 gram donkere bastaardsuiker
300 gram witte suiker
375 gram bloem
handje rozijnen
handje walnoten (houd er een paar achter voor garnering)
4 eieren
235 ml plantaardige olie (bijvoorbeeld zonnebloemolie)
zakje vanille suiker
7 gram bakpoeder
rasp van 1 sinaasappel
1 tl zout
4 tl kaneel
1 tl gemalen nootmuskaat
1 tl gemalen kruidnagel
1 tl gemberpoeder

Voor de roomkaas frosting
400 gram roomkaas (monchou)
100 gram magere kwark
halve bus poedersuiker
zakje vanillesuiker
rasp van 1 citroen
sap van een halve citroen

Voor de garnering
Een paar walnoten
Marsepein (groen en oranje)

Voor de bereiding heb je twee even grote springvormen van ongeveer 24 cm doorsnede nodig.

Mise en place!
1

Aan de slag
Rasp de wortels. Meng de geraspte wortels met de bruine suiker in een kom en zet weg.

Verwarm de oven voor op 175 graden. Haal de springvormen los. Leg een stuk bakpapier op de bodem en doe de vorm eromheen. Vet de twee springvormen nu in met boter.

Klop de eieren los in een kom en voeg de witte suiker, plantaardige olie en vanille toe. Zeef de bloem en meng dit erdoorheen. Voeg de bakpoeder, zout en specerijen toe. Rasp de schil van de sinaasappel en voeg dit toe. Roer alles goed door elkaar zodat er een zoete natte massa ontstaat.

Hak de rozijnen en walnoten (zo fijn als je wilt). Doe deze bij het mengsel en roer ten slotte het wortelmengsel erdoorheen.

Verdeel het mengsel gelijk over de twee springvormen.

Bak de taarten in ongeveer 40 minuten totdat ze gaar zijn. Laat de taarten 10 minuten afkoelen in de vorm. Haal ze uit de vorm en laat verder afkoelen.

2

Maak ondertussen de roomkaas frosting. Meng de roomkaas met de kwark tot je een egaal mengsel krijgt. Doe de vanillesuiker en poedersuiker erbij. Rasp een citroen en doe de citroenschil en het sap erdoor. Roer door elkaar zodat je een mooi romige frosting krijgt.

Haal de taarten uit de vorm. Leg de meest platte taart op een mooie etagère of serveerbord. Bedek met een laag frosting. Leg de tweede taart hierop en spatel de rest van de frosting over de bovenkant van de taart. Maak nu de zijkanten dicht zodat de hele taart mooi bedekt is met een dikke laag.

IMG_2992

Garneer de taart vervolgens met de overgebleven walnoten en zelfgemaakte marsepeinen worteltjes. Help! Hoe moet dat?
Tip: Je kunt de zijkant van de taart bedekken met gehakte (en eventueel geroosterde) walnoten.

Helaas kon ik geen oranje marsepein vinden, dus het werden roze en witte worteltjes. Mijn vader maakt hier de worteltjes van marsepein. Of eigenlijk: wortels, want ze werden heel groot. Maakt niet uit, we love marzipan!

De taart is echt verrukkelijk! Zoet, kruidig en fris (citroen) tegelijk. Hoewel er geen boter doorheen gaat, is de taart enorm machtig. Voor een wat lichtere variant zou je slechts één cakelaag kunnen maken, om zodoende toch een leuke punt te kunnen serveren. Ook leuk: bak er een cake van, of muffins! Of gebruik een rechthoekig of vierkant bakblik en snijd de taart in vierkante blokjes. Maar wat je ook doet, vergeet vooral die heerlijke frosting niet!
Eet smakelijk!

De mop:
Op een dag komt een konijntje bij de bakker en vraagt: “Heeft u worteltaart?” De bakker antwoordt: “Nee dat verkoop ik niet, sorry.”
De volgende dag gaat het konijntje weer naar de bakker. “Heeft u vandaag wel worteltaart?” De bakker schudt zijn hoofd: “Nee, ik heb vandaag geen worteltaart.”
De dag daarop verschijnt het konijntje weer in de bakkerij. “Heeft u misschien worteltaart?” “Nee konijn, dat heb ik niet”, antwoordt de bakker weer.
De bakker vindt het toch wel een beetje sneu voor het konijn en die nacht bakt hij een grote worteltaart.
De volgende dag komt het konijntje weer en vraagt:”Heeft u worteltaart?” “Jawel”, zegt de bakker glimlachend, “die heb ik, een hele grote!”
Zegt het konijntje: “Vies he?!”

Scoop op het strand van Kijkduin: to the rescue!

Af en toe post ik een blog in de rubriek ‘avonturen met Scoop’. Deze aflevering: Scoop op het strand van Kijkduin. Geen water is hem te diep!

Donderdagochtend, 09.15 uur. Ik parkeer mijn auto bij strandslag 2 en open het portier. Er waait een pittig windje en de temperatuur is net een paar graden boven nul. Niet verwonderlijk, op 16 januari. Het weerhield mij niet van een dagje strand. Soms moet een mens gewoon even richting zee en Scoop vergezelt me maar al te graag. Ik rits mijn jas dicht en laat mijn hondje uit de auto. Hij kent de weg en huppelt al snuffelend de duinen in.

1601232_672656646130556_1079436771_nHet is eb, en de waterlijn is nog maar nauwelijks zichtbaar. Recht voor ons ligt een enorme plas water die de weg naar zee verspert. Een hindernis die we moeten overkomen, want een strandwandeling zonder langs de zee te lopen, is eigenlijk geen strandwandeling. Scoop en ik hebben de hele dag voor ons en maken ons op voor een flinke wandeling. Waar ik normaliter rechtdoor naar de waterlijn zou lopen, loop ik nu naar links om aan de overkant van de plas te komen.

Scoop kwispelt nog steeds, maar is inmiddels ook gefrustreerd aan het piepen

Het is nog een hele tocht door het zachte zand. Als we een half uur later bij zee aankomen, bereikt ook Scoops blijdschap een hoogtepunt. Hij blaft, springt en rent, om vervolgens als een dolle stier rondjes om zijn eigen as te draaien. Zo lopen we samen verder, tot we halverwege de plas zijn. En daar begint ons avontuur. Aan de overkant van de plas, op de plek waar wij het strand op kwamen, lopen een man en een vrouw met drie hondjes. Leuke hondjes – dat zie ik zelfs van deze afstand. Speelse terriërs. Scoop ziet ze ook. Stokstijf kijkt hij uit over de plas, zijn voorpootjes al in het natte zand. Alleen zijn staart zwaait van links naar rechts. “Kom maarrr, jongen!”, roep ik, terwijl ik doorloop. Geen reactie. Ik draai me om. Scoop staat nog op dezelfde plaats. Hij kwispelt nog steeds, maar is inmiddels ook gefrustreerd aan het piepen. Voorzichtig zet hij zijn rechterpoot in het water. “Scoop, hier!”, roep ik nog een keer. Hij zal toch niet het water ingaan? Maar ik ben al te laat. Dappere Scoop, bepaald geen waterratje, trotseert de kou en is nu helemaal in het water. Hij zwemt en zwemt, en zijn oren drijven op het wateroppervlak. De plas is op dit punt een meter of zes breed. Terwijl Scoop aan de andere kant uitstapt en het water van zich af schudt, sta ik even perplex.

Ik aan de ene kant van de plas, Scoop aan de andere. Foute boel, dringt het tot me door. De terriërs kunnen de stunt wel op prijs stellen en het viertal speelt alsof het de laatste keer is. Rennen en stoeien, en onderwijl probeert Scoop zijn nieuwe speelkameraadjes te berijden – waar hij wonderwel in slaagt. Wat zijn mijn opties? Om de plas heenlopen naar het punt waar Scoop is kost me zeker twintig minuten. Voor de vorm roep ik nog wat in de trant van ‘Scoop’, ‘hierrr’ en ‘kom maarrr’, maar het is zinloos. Als Scoop al terug wil komen, betwijfel ik of hij weer de oversteek maakt. Ik probeer contact te krijgen met het stel aan de andere kant van de plas -misschien kunnen ze Scoop een zetje in het water geven?-, maar ze negeren me. Bij de puppycursus leer je om ‘lelijk’ te doen tegen andermans honden die zojuist de benen genomen hebben. Zo help je het baasje te hond terug te krijgen. Dit tweetal doet niet lelijk tegen Scoop, ze negeren ‘m gewoon. Goed, wat nu? Krijg ik Scoop zover om met me op te lopen, ik aan deze kant van de plas en hij aan de overkant? Hij werpt me af en toe een blik toe, waarmee hij lijkt te zeggen: “maak je niet druk joh, ik ben gewoon hier. Ik vermaak me uitstekend!” Hoe diep zou die plas eigenlijk zijn?

‘STOP!’, roep ik onderweg naar het stel, die de ernst van de zaak nu pas op lijkt te merken

Veel tijd om hierover na te denken krijg ik niet. Het stel aan de overkant lijkt een einde aan hun strandwandeling te willen maken en loopt richting de duinen. En Scoop, nog lang niet uitgespeeld, gaat erachteraan. Wil ik vanavond weer met mijn hondje op de bank liggen, moet ik nu wat ondernemen. Zonder er verder over na te denken stap ik de plas in. Met grote passen banjer ik door het water. “STOP!”, roep ik onderweg naar het stel, die de ernst van de zaak nu pas op lijkt te merken. Het water komt tot mijn liezen en door de wind is het nog best even aanpoten. Eenmaal op het droge sprint ik naar Scoop toe. Die blijft gelukkig staan, zodat ik hem snel aan de lijn kan doen.

Nat, koud en opgelucht loop ik richting de boulevard. In mijn Uggs zit zoveel water dat ik verbaasd ben dat er überhaupt nog een plas over is. Ik wil een kop koffie, en eigenlijk heb ik ook wel een pannenkoek verdiend. “Wauw zeg, wat ben jij stoer!”, klinkt het ineens achter me. Een oudere man klapt verrukt in zijn handen. “We zagen je al staan, daarzo. Ik zeg tegen mijn man ‘nou, dat wordt nog lachen’. En daar ging je hoor. Prach-tíg, was het!” Zijn man valt hem bij. “Je ging echt als zo’n prinses door het water. Een hele stoere prinses die haar hondje kwam redden!”

“Je ging echt als zo’n prinses door het water”

Blij met het compliment en curieus naar de link tussen mij(n actie) en een prinses, zit ik even later aan de koffie. Scoop krijgt een bak water en een handvol hondenkoekjes van de serveerster. Hij heeft er immers een halve hondentriatlon opzitten. Via het fietspad lopen we terug naar de auto. Het is inmiddels gaan stormen en de regen valt met bakken uit de lucht. Maar ja, wat kan ons het schelen. Eén ding is zeker: never a dull moment met ons lieve, ondeugende, eigenzinnige en knotsgekke vriendje!